“Laat niet los
Geef niet op
Blijf erbij
Zolang je leeuwenhart nog klopt.”

(Alex Roeka – Zingen In De Storm)

 

DE EERSTE BEKLIMMING

 

Donderdag 4 juni 2015 – 2:53u

‘Ben wakket’, appt mijn moeder mij vanuit kamer 7 om 2:53u. Da’s een bekend verschijnsel. Het gebeurt mij ook regelmatig. De t zit te dicht tegen de r aan op die kutmobieltjes. Mijn schoonzus Diana heeft er het meest last van. Iedere keer als zij ‘supet’ appt, weet ik dat zij het goed bedoelt.

‘OK ma’, app ik een minuut later terug.

De dag is in de nacht begonnen.

Het is koers.

 

Donderdag 4 juni 2015 – 3:24u

Mijn complete uitrusting heeft mijn wielervrouw klaar gelegd. Op bed. Gisteravond al. Op een stapeltje. En nu ligt het uitgespreid op het derde bed in onze kamer 6.

Het ligt in de juiste chronologische volgorde. Hartslagmeter. Thermoshirt. Koers salopette. Koers shirt. Armstukken. Kniestukken voor de frisse ochtend. Sokjes. Handschoentjes. Bandana. Fietsbril. Helm. Badslippers.

 

Donderdag 4 juni 2015 – 3:33u

Pierre heet hij. Geen Louis. Geen Philippe. Ook geen Louis-Philippe, Pierre-Philippe, Louis-Pierre of Pierre-Louis. Hij heet gewoon Pierre en hij is speciaal voor de Nederlandse Alpe-d’HuZes deelnemers om half drie ’s nachts zijn bed uit gegaan om het ontbijt te serveren.

Kees Wouters en zijn vrouw zitten al aan tafel. Hij gaat voor één keer. Hij is gisteren met de auto de Alpe op gegaan om zijn startnummer te halen en trok wit bij de neus weg. Hoog. Steil. Lang.

Twan en Margaret Mulder uit Hoorn zijn ook al aanwezig. De spanning is van hun bleke gezichten af te lezen. Twan gaat voor twee à drie keer. Hij heeft gisteren tot bocht 10 geoefend en was zich kapot geschrokken. Ik tekende woorden als ‘onmenselijk’ en ‘onbeschrijfelijk’ uit zijn mond op. Twan is eenenzestig jaar. Hij is dit jaar precies vijf jaar ‘schoon’ van prostaatkanker, zoals ze dat noemen. Als een baby die eindelijk zindelijk is. “Ik heb hier wat af te sluiten.”

We highfiven en wensen elkaar succes. Dan duiken we de gitzwarte nacht in.

 

Donderdag 4 juni 2015 – 4:17u

De start van 4:30u gaan we niet meer halen. Dat geeft niets. Pa was zojuist zijn bril weer eens kwijt. Of zijn camera. Waarschijnlijk beide. Anita rijdt behoedzaam de berg af. De CD staat op. ‘De 21 Bochten Op Muziek’. Een vos schiet schichtig de bebossing in. Springsteen. Land of Hope and Dreams.

Gisteravond stuurden Fabienne en Estelle nog een filmpje over de WhatsApp: Estelle op piano (die rechte rug), Fabienne op gitaar. Ze zongen even beheerst als hun moeder nu naar Bourg d’Oisans rijdt. Het was al tegen middernacht toen zij het filmpje opnamen. Ze hadden gegeten bij de Afrikaan op de Nieuwe Binnenweg en hadden daarna een concert bezocht van Pokey LaFarge in de Maassilo. Daarna hadden ze dus nog tijd om hun vader toe te zingen. Als een laatste duwtje in de rug.
Een Bruce voor het slapengaan. Een Bruce als ontbijt.  Een Bruce als tussendoortje. Een Bruce voor een snelle lunch. Een Bruce voor de lekkere trek. Een Bruce als diner. Een Bruce als dessert. Een Bruce als night cap. Een Bruce voor in je dromen.

De opvoeding van onze twee dochters mogen wij als geslaagd beschouwen.

 

 

 

Donderdag 4 juni 2015 – 4:55u

Vlak voor vertrek. De spanning wordt door veelal provinciale deelnemers weggelachen met flauwe grappen. Ik probeer me te focussen op The Sword of Damocles van Lou Reed maar de ene na de andere banaliteit haalt me uit mijn concentratie. Twintig minuten geleden stonden we op de parkeerplaats van Supermarché Casino aan Le Pré des Roches nummer 3 in Bourg d’Oisans. Mijn moeder vulde mijn bidon. Anita deed mijn helm goed. Mijn vader zocht zijn bril. Of zijn camera. Waarschijnlijk beide.

“Voor hoe vaak ga je?”, vraagt een vriendelijke jongeman naast me in de rij. Ik heb geen zin om te antwoorden, maar het fatsoen zit me in de weg.

“Gaat je geen reet aan”, wordt het dus niet.

“Laat me met rust”, evenmin.

“Vijf of Zes keer. Maar die hitte hè. Je weet het niet.”

Profetische woorden, zo zou later blijken.

 

Donderdag 4 juni 2015 – 5:01u

We rijden door Bourg d’Oisan. Links en rechts staan mensen achter de hekken te applaudisseren. De meesten staan met zo’n Alkmaarder klapper. Bij voetbalwedstrijden van hun plaatselijke trots hoogst irritant maar hier geweldig. Ze geven het ritme aan. Even aanzwellend en opzwepend als ‘Le Quattro Stagioni’ van Antonio Vivaldi. U weet wel. Die pizzabakker van om de hoek.

Ik slik. Ik herken alles van 2013. De eendracht. De verbondenheid. Het respect.

 

Donderdag 4 juni 2015 – 5:12u

Ik heb de eerste drie bochten (21, 20 en 19) goed verteerd. Wat heet? Uitstekend verteerd. Ik heb nachten lang wakker geleden van deze drie bochten. De zwaarste van de Alpe d’Huez.
Ik fietste op mijn lichtste versnelling (voor de fijnproevers: 34×28) en voelde geen centje pijn. Mijn benen dan. Mijn oren wel. Nederlandse fietsers kunnen geen moment hun waffel houden. Ze blijven maar lullen. En zenuwachtig lachen.

“En Bartje? Vülde al ‘n bietje pien in d’n balg jöng?”

Gelach in de groep. Tegelzetters vermoed ik. Of kraanmachinisten uit havenplaatsen die denken dat ze een haven hebben. Ze zijn fan van Youp van ’t Hek. Vooral als-ie gaat vloeken over de IKEA. Da’s herkenbaar en dus leuk. Dat je altijd schroefjes overhoudt of juist tekort komt. Nee da’s echt lachen met Youp wiens humor even voorspelbaar is als het assortiment van het Zweedse woonconcern zelf.

Ik zelf heb geen gedachten. Geen herinneringen. Alleen verwensingen. Wacht maar af. De Alpe d’Huez weet wel raad met jullie prietpraat.

 

Donderdag 4 juni 2015 – 5:23u

Het is nu al heet. Ik had over mijn wielershirt voor de zekerheid een Alpe d’HuZes windjack aangetrokken maar dit was niet nodig geweest. Zoals altijd kijke men pas achteraf een koe in het aarsgat. Ik krijg het jackie niet uit. Het randje stof rechts heeft zich onder de rits vastgebeten. Tering ding. Ik besluit te stoppen. Ik heb twee vrouwenhanden nodig.

“Zo. Gepiept”, zegt een jonge vrijwilligster die me aan Fabienne doet denken. Ze propt het jasje zelfs in een rugvak van mijn wielershirt. Als ik weer wil gaan fietsen (“duwtje mijnheer? Nee hoor bedankt, lukt wel zo”) lazer ik om. De 34×28 voelde ineens vederlicht en zo’n koffiemolentje ben ik, na dat idiote verzet dat ik gewend was weg te trappen op mijn spinningfiets, niet gewend. En dus viel ik, wanhopig trappend in het luchtledige, om. Klunzig, onhandig, ergo geheel en al in mijn stijl.

“Zorg je d’r voor dat je een beetje uit mijn buurt blijft?”, merkt een getuige à charge van mijn valpartijtje van zo-even op als ik naast hem kom te fietsen. Dit was de eerste leuke opmerking van deze vroege ochtend.

 

Donderdag 4 juni – 6:12u

Het uitzicht is fenomenaal vanaf deze bocht. Welke bocht dit is weet ik niet. Ik moet alle concentratie aanwenden om geen andere deelnemer aan te stoten. Er zijn nog al wat valpartijen geweest. Sturen die in elkaar blijven haken. Wielrenners met een te laag tempo die te lang links blijven rijden en rechts worden ingehaald, daarvan schrikken, met hun stuur een corrigerende beweging maken waardoor zij zigzaggend tot halt komen tegen een muurtje, een bergwand of, nog vaker, een andere deelnemer.

In de hoge verte zie ik een slinger van witte en rode lampjes zich als een rij mieren traag maar gestaag naar boven voortbewegen. Als een kruiswegstatie, mensen. Het wordt bovendien steeds iets stiller. De, met alle respect bedoeld, mindere fietsers, zij die voor één keer gaan, beginnen wat minder babbels te krijgen.

 

Donderdag 4 juni – 6:43u

Ik ben boven. Aan de finish is het nog rustig. Honderden lege dranghekken staan te wachten op de leunende ellenbogen van de toeschouwers. Het zal en moet drukker worden. Tijdens de beklimming zag ik honderden mensen naar boven wandelen met stoeltjes en rugzakken vol broodjes en drinken.

Deze eerste beklimming heeft me geen zeer gedaan. Ik voel niets. Ook in de bovenkamer ben ik voor mijn doen opvallend rustig. Ik geniet van mijn beheersing.

Naar beneden nu. Daar wachten Anita en mijn ouders. Ik heb Aniet net gebeld. Ik kom eraan. Ik lust hem rauw, die berg.

 

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

DE TWEEDE BEKLIMMING

Ik klim weer. In het dal was ik door het dalen zo koud geworden dat ik al snel stond te blauwbekken. Dit werd nog eens extra versterkt door de merkwaardige actie van Anita die, zonder enige vorm van overleg, plotseling mijn windjack juist begon uit te trekken.

“Da’s lekker voor je. Even ademen.”

Ik wilde mijn lichaam helemaal niet laten ademen. Juist niet. Ik wilde een gasbrander op mijn tepels. Ik wilde kokend heet water over mijn grijsblauwe voeten.

“Ik ga maar weer ‘s omhoog”.

Ik gaf Anita en mijn moeder een kus. Mijn vader trachtte ik een knuffel te geven maar iedere vorm van fysieke affectie is hem vreemd. Mijn moeder hield me daarentegen wat langer vast. Compensatiegedrag zal dat zijn.

“Succes en als het niet meer gaat stoppen. En pas op bij het dalen. Die dunne bandjes ook.”

Ik had mijn niet zo heroïsch valpartijtje van de eerste beklimming wijselijk voor me gehouden. Dat is het loon dat mijn echtgenote, moeder, zus en schoonzus verdienen: juist door hun goedbedoelde over-bezorgdheid ga je liegen. Verzwijgen. Verdraaien. Verzachten.

Ik klim weer. Zonder windjackje, maar met armstukken en thermoshirt met lange mouwen. Ik trap mijn 34×28 losjes weg. Mijn snelheidsmeter geeft 8 tot 10 km/uur aan. Ik voel aan alles dat ik een stuk harder kan, maar ik houd me in. Wat een controle. Wat een macht. Wat een souplesse ook. Oh wat een genot. Wat een heerlijkheid. Fietsen in de bergen. Van Loesje leerde ik ooit dat geluk geen einddoel is maar een richting. Daarna pleurde ik al mijn filosofieboeken uit het raam.

Nog altijd voel ik niets van pijn. Niet eens een spoortje. Iedere haarspeldbocht zet ik lichtjes aan door uit het zadel te komen. Om andere spiergroepen aan te spreken. Renners in te halen. Tergend langzaam, maar gedecideerd. Zeker, ook ik word ingehaald, maar dat laat ik toe. Het is prima. Laat ze maar. Die rijden zich over de kop. Iemand noemde mij de Condort van de Briejenoort. En dat ben ik. Ik voel het.

In Bocht 16 rijd ik bewust over de GO MARCO wegbeschildering die het team van de Veluwse Deurdouwers heeft aangebracht. Met een vette glimlach. Nieuwe vriendschappen werden gesmeed in de voorbereiding. De blije mens liet me zijn en haar toekomst zien. Ik ben weer gaan geloven.

De DJ draait Schatje Mag Ik Je Foto van de Gebroeders Ko uit Geertruidenberg. Loeihard. Dit is Nederland op zijn best. Het doet me denken aan die opendakautootjes die op zomeravonden voorbij scheuren waardoor wij ons mobiele Bosesysteem buiten op het balkon niet meer kunnen horen vanwege die voorbijtrekkende bakken tering herrie. Stuk voor stuk draaien ze kutmuziek. Niet één uitzondering die de regel bevestigt. Niet één.
Het blijft wachten op een opendakje dat voorbij raast met als bestuurder een bezonnebrilde jonge knaap met plakplaatjes op zijn armen en naast hem zo’n blonde poes met net iets te grote tieten voor haar leeftijd die gewoon You’ll Accomp’ny Me van Bob Seger draait. Roll with the Feeling van Jerry Riopelle mag ook.

Gelukkig staat tussen Bocht 7 en Bocht 6 een rondborstige zestiger met een Schotse rok zijn staande bas te verkrachten. Hij draagt een grijze warrige baard en zingt met de boze blik van een kabouter die zich verraden voelt. Een vrouw speelt viool, een derde man speelt akoestische gitaar. Hun koppen zijn vuurrood van de warmte. En het moet nog negen uur worden.

Enkele bochten verder speelt een grijzige leeftijdsgenoot Padam Padam van Piaf. Hij draagt een zwarte platte pet alsof-ie precies weet waarom en wanneer Aznavour La Bohème schreef. Zijn prachtige vrouw speelt staande bas en zingt tweede stem. Hun oranje jaren zeventig VW-busje vormt het decor.

Ik denk aan de soep van Oma Bermonville. De geur van bleekselderij. En Oma die zong.

 

Deze twee acts geven mij moraal. Ik kan nu eenmaal slecht tegen de hippe DJ’s van bocht 16 en 7. Het is opzwepend bedoeld maar hoe legt deelnemer 934 zo’n iemand uit dat hij gemotiveerd raakt door de muziek van Townes van Zandt? Niet eerder was Townes’ You’re Not Needed Now zo van toepassing geweest.

Ik ben alweer boven. Geen centje pijn. Niets. Ik ga op in de massa en dat voelt prima. Niemand komt mij iets vragen, in het hek vlak achter de meet. Ik voel me ijzersterk, juist door de controle. En door het feit dat ik helemaal alleen ben. Geen ploeggenoten. Geen supporters op de berg.

“Ik hou van de huiver dat ik nergens thuishoor,
Er niemand is die me kent,
Omdat het leven pas echt wordt
als je zwijgt en verloren bent.”

(Alex Roeka – Ik Hou Van…)

Alex Roeka heeft vaker gelijk dan hem lief is.

Bovendien voel ik aan alles dat het héél gek moet lopen als ik die Zes niet ga halen.

Vlak na de finish laat ik me fotograferen met een Winston Churchill vredes-V, in dit verband duidend op het cijfer 2: mijn tweede beklimming is voltooid. Voor Renate zet ik bij de foto die via Facebook al zijn weg naar Holland gevonden heeft.

De iPhone vibreert op mijn rug. Er wordt volop gereageerd en meegeleefd in Nederland. Ik heb besloten er niet naar te kijken. Dat doe ik vanavond pas. Bij Laurence en Pierre in Auberge de la Forêt. Het Not Supposed To Break Down van Van Morrison zit in mijn kop. En toch gebeurt het breken. Althans bijna. Als ik mijn windjack dichtrits om me klaar te maken voor de afdaling, denk ik aan Renate en krijg ik het te kwaad. Op hetzelfde moment valt een man op leeftijd in de armen van zijn vrouw. Een knuffelbeertje is op zijn helm geplakt. Ik wil niet weten welk verhaal schuil gaat achter dit beertje. En ik denk aan Renate. Uit Vlaardingen. Nu niet. Want je moet dalen. Oetlul. Jij kent geen pijn. Wel angst.

 

 

Zoals gezegd ben ik een daler van lik m’n reet. Het ziet er niet uit. Ik snijd de bochten niet af, rem onnodig vaak (eigenlijk constant) en raak te snel verveeld hetgeen ten koste van de concentratie gaat. De vergelijking met karten dringt zich op. Typisch. Waar iedere man een extra adrenalinekick krijgt van duivelse snelheden, daar word ik iedere keer weer overvallen door een lome nonchalance die een verlammende werking heeft op lichaam en geest.

Mijn topsnelheid ligt rond de vijftig kilometer per uur, daar waar collega-recreant-wielrenners gemakkelijk de zestig, zeventig, zelfs tachtig halen.

Het geeft me ruimschoots de tijd om aan van alles te denken tijdens het dalen. Zoals de schuldenlast van Griekenland. Het nut van Humberto Tan. De vraag wie op het idee kwam om een stinkkaasje De Koe Die Lacht te noemen. En aan de film Ventoux, waarbij het fenomeen ‘dalen van een berg’ een nogal cruciale rol speelt.

De avond voor vertrek naar de Alpe ging MAFJE naar deze (quote/unquote) “feel-good movie met een duistere kant”. Zowel film als boek rangschik ik onder de noemer gemiste kans en daar weten wij, leden van de Feyenoordfamilie, nou net alles van. Specialiteit van het huis.

‘Ventoux’ dus. De film deed mij niet bepaald ‘goed’ voelen en ik kwam maar niet achter de ‘duistere kant’ van de film. Bovendien was de pijn van de klimmende fietsers zo geforceerd geacteerd, letterlijk gespeeld, dat ik regisseur Nicole van Kilsdonk oorspronkelijk had willen aanklagen wegens smaad.
Pluspuntjes waren evenwel de zomerse beelden van de Vaucluse en de filmshoots op camping Les Trois Rivières: het trof ons dat dit precies de camping is die wij deze zomer toevalligerwijs zullen aandoen. Maar wie gelooft er na 23 Blogs nog in toeval?

De facto hadden deze pluspuntjes natuurlijk helemaal niets met de film van doen. Die hadden net zo goed aan bod kunnen zijn gekomen in een reisprogramma. Floortje Dessing bijvoorbeeld, die ons vanuit haar kampeertentje met haar doorrookte stem laat weten hoe ver de Mont Ventoux van Amsterdam verwijderd ligt. Want waar Floortje zich ook ter wereld bevindt, Amsterdam blijft het centrum van Floortjes universum. Dat ze zelf uit Heemstede komt, ik weet niet eens waar het ligt, probeert ze al jaren te vergeten. Chris Zegers kan ook. Uren kan ik genieten van zijn zo zorgvuldig gestileerde bohémien look die zich niets aantrekt van weersgesteldheid of moment van de dag. Op de keper beschouwd miste ik in ‘Ventoux’ een personage als Chris Zegers die Chris Zegers speelt.

Ik ben weer beneden. Twee keer de Alpe-d’Huez beklommen en authentieker dan in ‘Ventoux’. Dit is pas genieten.

 

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

DE DERDE BEKLIMMING

Dat moet mij weer gebeuren. Een interview voor de Franse TV.

Op het moment dat ik mijn benen liet insmeren door mijn wielervrouw, en mijn vader voor de zoveelste keer op zoek was naar zijn bril, of zijn camera, waarschijnlijk beide, werden twee Britse Alpe-d’HuSixers vlak achter ons geïnterviewd door een Franse cameraploeg. De cameravrouw was een kop groter dan de interviewer die er daardoor uitzag als haar jongere broertje. Ik dacht nog, dan kan je wel zo’n kekke gele bril opzetten maar je bent en blijft een opdondertje bij dat potige wijf met die masculiene camera in haar hand.

Daarna wendden zij zich tot mij.

“How zoe you fiel efter ze zecond time you climbed zet mountèn?”, vroeg de lusteloze Franse interviewer met monotone stem.

“Like a complete unknown”, wilde ik antwoorden met een vette knipoog naar Bob Dylan maar het werd een obligaat “I feel fine thank you.”

Nadat hij me nog enkele vragen had gesteld in dat voor een journalist tamelijk idiote ‘Allo ‘Allo accent, nam hij met een razendsnel Senk You afscheid van me en gaf ik zijn toegedraaide rug mompelend te kennen dat ik de Franse taal machtig ben.

“Ce n’est pas vrai!”, sprak zijn plots omgekeerde borstkas mij verrukt toe. Niets chauvinistisch was de reporter vreemd.

“Mais si!”

Daarna ontspon zich een luchtig gesprek over mijn trainingsstage op de Van Brienenoordbrug avec une pente de 2%. Hahaha, daar kon de Franse interviewer wel om lachen. Wat een grappige Nederlandse mijnheer was dit. Met zijn Vlaamse tongval en zijn voorspelbare zinsopbouw.

“France 3”, antwoordt hij na afloop van het interviewtje.

https://api.dmcloud.net/player/pubpage/4f3d114d94a6f66945000325/557082ac06361d7972227fb4/88b0b66e709149718200da04b0d22873

 

 

Met mijn Franse televisie debuut, twee pannenkoeken, een flink stuk stokbrood met pindakaas en twee flesjes AA drank van mijn platonische verzorger Henk, bevind ik mezelf alweer tussen bocht 21 en 20. Bijna 11% omhoog. Ik ga het voelen. Onderrug. Reet. Voeten. Maar nog altijd die 34×28.

Oh Heer, die zalige 34×28 die mij naar eeuwige roem zal leiden. Die verrukkelijke 34×28 die alle vormen van weerstand in lichaam en geest zal doen vervagen. Vrij zal ik zijn. Vrij van waarheden, feitelijkheden en dogmatische stellingen. Ik ga de vrijheid fietsend tegemoet. Terwijl niemand mij aankijkt. Oh Heer, ik ben gelukkig. Oprecht gelukkig. Leid ons niet in verzoeking Heer, maar verlos ons van de boze. Want Uw is het koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.
Die laatste zinnen kan ik nooit onthouden. Alhoewel alle vier begrippen met wielrennen te maken hebben krijg ik de volgorde maar niet in mijn kop. Koninkrijk. Kracht. Heerlijkheid. Eeuwigheid.

Is dit wellicht alarmfase nummer één naar de vaak erotisch getinte hallucinaties die mij overvallen als ik door overmatige inspanning vermoeid raak? Droomfantasieën van blote vrouwen als motards die allemaal iets van me willen. Iets van mij in hen. Ja. Zoiets ja.

Ik fiets deze derde beklimming voor Oma Bos. Dat wist ik allemaal van te voren al. Spontaniteit is een hobby van de dommen. Ik houd me vast aan een strak geregisseerde planning. De Eerste beklimming was niets meer dan een warming-up. De Tweede was voor Renate. De Derde voor Oma Bos. De Vierde voor Elly als symbool voor de genezing. De Vijfde voor Tante Henny, Ome Beer, Albert Manubulu en Mijn Tante Lile als eerbetoon aan de overledenen. En de Zesde voor al mijn donateurs, sponsoren en alle Knappe Koppen uit het Leger des Heils dat Hij geschapen heeft.

De onderrug. De reet. En een beetje de rechterknie. Niet opletten. Not Supposed To Break Down. Maar die knie. Niets aan de hand. Geen paniek. Dit is de derde keer Alpe-d’Huez. En je bent net geïnterviewd door de Franse TV. En je hebt stokbrood met pindakaas op. Nogal logisch dat je je knie begint te voelen.

Genieten moet je. Genieten. De tegelzettende Youp van ’t Hek fans zitten ineen gezakt op de muurtjes die de haarspeldbochten omgeven. Ze zijn uitgeput. Mijn respect voor deze mensen neemt toe in evenredige mate met mijn schaamte voor mijn gemakzuchtige laatdunkendheid van eerder vanochtend.

Stuk voor stuk hebben ze een verhaal. Zij dragen bij, ik draai bij. Zij maken een grap, ik vermijd contact. Uiteindelijk om onze angsten te verbergen. Het is allemaal om het even. Simpelweg omdat er vandaag maar één bestemming, één reden, is.

De onderrug. De reet. De knie. Een wandelende dikke dame met tientallen bont gekleurde ballonnen moet ook stoppen. De ballonnen waaien schuin over de weg. Ik moet uitwijken. Muts. Kijk dan uit! Mijn reet. Onderrug. Knie. Bij het passeren draai ik mijn hoofd schuin naar rechts. Ik kijk recht in haar troebele ogen als zij ontroerd een bekende omhelst. Mijn geweten begint te knagen. Aan mijn gemoed.

Maar hij gaat op zich lekker. Toch wel. Met de 2013 sessie erbij is dit de zesde keer dat ik de Alpe d´Huez beklim, en toch ontdek ik vierkante centimeters wegdek die ik nooit eerder zag. Ik ervaar dit als een mirakel van de hoogste orde.

Da’lijk, als ik boven ben, weer een fotomomentje. Nummer drie. Dan ben ik over de helft. En dan krijg ik een zwemdiploma. En een potje worteltjes. Van Hak. Martine Bijl. Ronald Koeman. Die kut van een Fled Lutten. Met die thlith. Wat een loser. Geen Feyenoorder. Koeman wel. Zelfs Martine Bijl. Was die niet getrouwd met Boudewijn de Groot?

Ik moet de kop erbij houden. Hallo! Zijn wij er nog bij? Ja zeker. Ik praat graag met mezelf. Ik heb alle beloftes uit mijn systeem verbannen. Ik mag niet stoppen met fietsen. Ik moet genieten. Genieten als de tegelzetters. Ooit ga ik ook lachen om een grap van Youp. Ik wil ook iets herkennen als Youp een grap maakt. Of ontroerd raken als hij een droevig lied zingt. Dat doet-ie altijd met zijn handen in zijn zakken. En dan kijkt hij heel indringend en droevig de camera in.

Ik voel alles. Ik zie alles. Ik weet alles. Ik ruik alles.

Ik ben één met deze berg.

PIEP! Bocht 9.

In Nederland komen nu meldingen binnen. Hij is in Bocht 9. Hij gaat als een speer. Het is 10:54u. Bijna over de helft. Ik kan de top al zien liggen. Daar wacht Martine Bijl met een potje worteltjes. Alleen voor mij. Wat een dag.

De techniek is nog niet zo ver dat er on-line stemmingen worden geregistreerd. Zo van:

Donderdag 5 juni 2015. 10:54:38. Bocht 9. Deelnemer 934. Marco Hendriks, Rotterdam. Omschrijving Deelnemer: verhalenvertellende pizzakoerier op de fiets. Beginnende pijn aan reet en onderrug. Ergert zich kapot aan Youp van ’t Hek. En Acda en de Munnik (eigenlijk vooral aan Acda). Heeft erotische fantasieën van een naakte Martine Bijl als motard met een potje worteltjes in haar handen. Ziet links en rechts banners van zieke patiënten maar weigert de beelden tot zich door te laten dringen. A Man With A Mission. Raakt gemotiveerd van het deprimerende From The Eyes of the Lonely Child van Tom Jans. Heeft, bij nader inzien, een nog grotere hekel aan Wesley Sneijder. Kan een week niet schijten als Wes heeft gescoord en dan, ter illustratie van Yo’s zwangerschap, met zijn duim als fopspeen en een bal onder zijn voetbalshirt het oog van de camera opzoekt. Joop Zoetemelk is zijn ultieme held omdat niemand zo grijnzend kan zwijgen als Joop. Joop een Wieltjeszuiger? Zuigt u maar iets van mij. Maar pas na Martine Bijl.

Het muzikantenechtpaar bij het oranje Volkswagenbusje speelt nu I Want You van Bob Dylan. Wat een verademing. De DJ’s uit Bocht 16 en 7 willen maar dat ik me vooral ‘happy’ voel. Pharrell Williams schijnt-ie te heten, de schepper van deze nieuwetijdse muzikale luchtbel. Nee dan de Happy die wij Hendriksen kennen! Van de Stones ja! Album Love you Live. Uit 1977. Vierde nummer kant één… Et maintenant Keith Richards va chanter, kondigde Mick zijn maatje aan die in de volgende twee minuut vijfenvijftig alle registers open trok. Op dinsdag 19 mei kwamie tijdens een training zomaar voorbij, Happy van de Stones. Al minimaal duizend keer gehoord, maar 19 mei 2015 bereikte ik een vorm van zwakzinnigheid toen de gitaarrif van Keith onderhuids kwam en ik al het gal uit mijn lijf trapte.

https://youtu.be/dwMNdvSsZBo

 

De banners krijgen vat op me. Ik wil ze niet zien, maar ze beginnen aan me te trekken. Do you think this is a free ride?, vroeg Bruce zijn publiek op 7 juli 1977 in het Roxy Theatre tijdens een intermezzo in Raise Your Hand. Bruce die nooit genoegen neemt met mensen die zich onschuldig ‘een avondje uit’ wanen als ze zijn concert bezoeken.
Do you think this is a free ride? Er is geen ontkomen aan. Lieve Isala patiënten, wij nemen jullie in ons hart mee de berg op. Een man die bidt op zijn fiets. Een vrouw die met indringende stem zingend de berg afdaalt. En Danny van Ramshorst, deelnemer 1212 die er, een loodzware kruiwagen met vijftig gesponsorde bakstenen (en een jong boompje) voortduwend, acht uur twee minuten en acht seconden over zal doen om de top van Alpe-d’Huez te bereiken. Ik passeer hem nu voor de derde keer en voor de derde keer lacht hij de lach die ik alleen van Jeremy ken. Bedoeling is dat de boom aan de top wordt geplant. Lang leve de symboliek.

Ik fietste haast drie keer de berg op en de walging over het type homo sapiens dat zich bijzonder waant omdat zijn of haar smoeltje regelmatig op TV komt vormde tot nu toe voornamelijk mijn brandstof.

Maar op louter walging als bron van motivatie kan men niet fietsen, laat staan leven. Wist Sartre dat al?

Ik probeerde me te verstoppen voor de ware aard van deze kruiswegstatie bergop. Maar al fietsend trapte ik onbewust het schild van mij af. En nu ben ik hier. Naakt en moederziel alleen starend naar een lichtblauw T-shirt dat voor kinderpatiëntjes is opgehangen. Het beukt in mijn kop. Ik denk aan de haarloze schedel van Renate. En het overlijden van Oma Bos nog maar enkele weken geleden. De speech van haar zoon en kleinzoon. De schokkende schouders van haar gebroken zussen. Slikken. Doorgaan. Niet miepen nou.

Daar staat-ie weer. Die man met die baseballpet op. Hij moedig iedereen aan. De hele dag al. Hij probeert niemand over te slaan. Dat zijn de mensen die een lintje verdienen. En alle eer en aandacht. Of die geweldige vent in Bocht 21, van het KWF. Ze ontroeren me tot het bot. Helden zijn het.

Drie vingers bevinden zich naast mijn hoofd als ik gefotografeerd word door een goedlachse jonge vrouw met kort wit haar. Drie. Ik ben voor de derde keer boven. Voor Oma Bos was deze. De jonge vrouw draagt een gele jas. Zij helpt mij bij het aantrekken van mijn windjack dat ik voor de afdaling toch maar besluit aan te trekken. Ondanks de hitte.

 

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

DE VIERDE BEKLIMMING

Het is, zo vlak voor de klok van enen, veel minder druk dan vanochtend. Beneden in het dal vond weer hetzelfde ritueel plaats met Anita en mijn ouders. Pannenkoeken. Sportdrank. Plassen (ik pis ranja). Een valse scheet laten. Een reep. Uitrusten. Thermoshirt vervangen. Wielerschoentjes uit. Badslippertjes aan. En pa zijn bril kwijt. Of zijn camera. Waarschijnlijk beide.

Ik heb nog zeven uur de tijd voor drie beklimmingen. Ik doe tot nu toe anderhalf uur per beklimming. Akelig constant. Als ik dit tempo volhoud, dan is het nog vierenhalf uur fietsen plus een uurtje dalen. Is vijfeneenhalf uur. Dan houd ik nog anderhalf uur over voor rusten, eten en ranja pissen.

Verdomd, ik ga het halen.

En ik ken nu het recept: géén focus op pijntjes in de onderrug, reet of rechterknie, géén oog voor banners, knuffelbeertjes of foto’s van patiënten, géén afleiding in de vorm van geïmagineerde vrouwenborsten, geen verbanden meer leggen met de muziek van de CD 21 Bochten op Muziek, pertinent niet denken aan de familie en vrienden in Nederland, géén herinneringen aan de Blogs, en zeker géén negatieve energie verspillen aan het gedrag van Bekende Nederlanders (…Ali B. die huilt op TV; de stem van Chantal Janzen die als TomTom stem het populairst blijkt; alleenstaande Nederlandse vrouwen die het liefst met Marco Borsato op vakantie gaan (wie onderzoekt zoiets?); de wenkbrauwen op het meelevende gezicht van Natasja Froger bij een Goede Doelen Actie op TV; Topper Jeroen die zijn nummer één hit (waarover hij Claudia de Breij geen rechten betaalde, beter had hij gezongen Mag Ik Dan Van Jou) nóóóóit had verwacht… als dat je doel was geweest had je Het Is Allemaal Wind van Roeka op moeten nemen… is letterlijk op jouw lijf geschreven, zandhoop…)

Bocht 21. Daar staat-ie weer. In zijn felrode KWF-polootje. Te schreeuwen. Kom op Marco! Jaaa prima! Het is stil geworden op de berg. Waren er een goed uur geleden nog tal van fietsers die met hun racefiets aan de wandel waren gegaan, nu zijn zelfs de wandelaars nauwelijks nog te bekennen.

Bocht 20 is een stuk steiler dan de voorgaande keren.

Bocht 19 is nog ver. Of eigenlijk niet. Zag ik dit stuk asfalt eerder? Langs het afbrokkelende randje loopt een glimmend zwarte tor door het dorre gras.

De stilte maakt me angstig. Of juist sterk. Fietsen schijnt iets met je psyche te doen. Ik heb het ergens gelezen, pas nog, maar ik weet niet meer precies wat, noch wanneer of waar ik het las. Volgens mij houd ik van deze stilte.

Bocht 18. Of 17? Thuis had ik nog geoefend. Richting de oneven bochtnummers bevindt de bergwand zich rechts. Zo’n ezelsbruggetje is veel te ingewikkeld voor een alphabrein. Wat heb je eraan als je voor de vierde keer de Alpe d’Huez beklimt? Want het was links! Bergwand links, dal rechts. En niet richting de oneven bochten, maar juist er vanaf….of….

Ik heb de wegbeschildering niet gezien. Godverdomme. Raymond Voskes! Mijn maat! Van de Veluwse Deurdouwers. Ik heb geen respect getoond. Ik heb hem gemist. GO MARCO was geschilderd vlak voor Bocht 16. Of was het 17? 15? Hoe is het met Raymond? Nondeju. Hij fietst met een oranje cowboyhoed op zijn fietshelm. Hij zal toch geen fan van Wesley Sneijder zijn? Hij kwam uit Almelo. Hengelo. Ermelo? Godverdomme ik weet het niet meer.

Ik passeer een Feyenoorder. Ja. In het Feyenoordwielershirt dat ik ook heb. Het is een ontroerend gezicht.

“Tof je shirt”, pers ik er uit.

Zijn grijze snor ziet eruit als een verroeste paardenhoef. De uiteinden stoppen precies onder zijn hoekige kin.

“Dit fietsen anders niet.”

“Het voetballen ook niet.”

Die kut Freth Ruthen ook. Met die thlith. Godverdomme toch geen Feyenoorder. Ik mis Ronald Koeman. De Groenten van Hak. Martine Bijl. Naakt. Als motard. Ik mis mijn familie. Mijn vrienden. De Coolsingel. Ik heb trek in wijn. Veel trek. Ik heb in de voorbereiding in mijn broek gescheten. Ik trek grimassen waarvoor zelfs Thomas Voeckler zich zou schamen. Mijn tandvlees voelt elastisch aan. Mijn botten zijn van was. Mijn huid is weggevreten door de zon. De zon die rechtstreeks dóór mijn wielerhelm, zo dóór mijn fontanel brandt waardoor mijn frontale kwab in een zucht en een scheet overhit raakt.

Ik ben gestopt.

In bocht 7.

Het zweet gutst in liters uit de poriën van mijn onderarmen. Ik ben te leeg om zelfs te hijgen. Sporen zout hebben zich op mijn bonte koersbroek afgetekend.

“Maar uw bidon zit toch vol?”, antwoordt een vrijwilligster mij vragenderwijs als ik om een bekertje water vraag.

“Ja maar daar zit suiker in. Daar krijg ik zo’n plakbek van. Gewoon water graag.”

Even later komt ze met vier plastic bekertjes aangesneld. Duim en wijsvinger, van iedere hand één, steken in het water.

“Nog meer?”

“Graag.”

En weer holt ze naar de waterbevoorrading voor die mijnheer die half over zijn stuur gekromd ligt. De andere vrijwilligster, ook nog een tiener, knijpt ondertussen de ene na de andere spons in mijn nek uit.

“Boven uw helm ook mijnheer?”

“Graag.”

Het bloed kookt in mijn kop. Mijn gedachten dwarrelen als de witte pluisjes van een uitgebloeide paardenbloem in het rond. Ik probeer ze te vatten maar het lukt me niet meer. De hitte heeft de regie overgenomen.

Na het “wilt u misschien een duwtje mijnheer?” gaat het licht uit en neem ik de beslissing dat dit de laatste beklimming is geweest. Ik moet nog een dik half uur door de verzengende hitte heen. In het dal sprak men van zevenendertig graden. Een fietscomputer van een deelnemer gaf onderweg maar liefst vierenveertig graden aan.

Beneden in het dal moet ik dadelijk, na afloop, ontdaan van al mijn waardigheid, Anita en mijn ouders onder ogen komen. Dat moment vrees ik nog het meest. Precies op het moment als mijn vader eindelijk zijn camera heeft gevonden zal ik smeken dat de woorden van Bob Dylan bewaarheid worden…Somebody took a picture I just had to laughDignity never been photographed.

Er fietsen vrijwel geen groepjes meer. Eenlingen zijn het. De eerste klim, die statige parade van duizenden renners op hun verlichte racefietsen lijkt zich in een ander tijdvak te hebben afgespeeld. Niets is wat het lijkt. De zon heeft vrij spel op de Alpe d’Huez.  Er is nauwelijks enige vorm van schaduw. Langzaam, heel langzaam komen de bizarre hallunicaties weer terug.

Ik zie Debbie Vuijk. Ze vindt me een dooie lul. Terecht. Ze houdt een schaal bitterballen vast. Het zijn de bitterballen van Oma Bos. Albert Manubulu speelt gitaar. Hij zingt Lovin’ Arms. Hoog. Heel hoog. Gelukkig lacht hij, want op tafel staat een fles Jim Beam. Ome Beer schenkt in. We spelen Only the Lonely van J.D. Souther. Ik hoor een speech. Een kleinzoon spreekt zijn oma toe. In Vlaardingen kijkt een jonge vrouw TV. Net 5 staat op. Een jankfilm, maar zij weigert te huilen. In haar niet bijster ruime achtertuin briest een wit paard. Iemand stapt van het paard af maar aarzelt aan te bellen. Sportarts Wendy wil mijn piemel opmeten. Er wordt gebeld in Bocht 5. Elly doet open. Ik krijg een koekje bij de koffie. Cor knuffelt me en geeft met een fles wijn. Hij huilt. In een kerkje zingt Jean Ferrat Le Malheur d’Aimer. Tante Lile, mijn Tante Lile, neemt de zangpartijen van het voltallige koor op zich. Drie mannen in witte jassen doemen op. Bocht 4. Olivier Busch. Marc Besselink. Ignace de Hingh. Uiteindelijk zijn zij het. Zij. Zij moeten het opnemen tegen de duivel. Opa Bos doet boodschappen. Op de markt. Hij haalt er vis. Bij zijn schoonzus. Een fietser passeert. Hij heeft in zijn broek gescheten als precies op dat moment That’s Amore wordt gezongen. Vanuit de keuken, vermoedt hij. Daar waar de oliebollen worden gebakken.

Bocht 3. Iemand in een zwart T-shirt gooit een natte handdoek op zijn rug. De fietser rijdt verder. Even later graait iemand anders de natte doek weer van zijn rug. De wind trekt aan. Hij krijgt kippenvel. Van de hitte naar de te snelle verkoeling. Het betrekt. Er heerst onweer. Er is nu wind maar geen zuurstof. Hij kan niet meer vragen om weer een spons. Zijn tong lijkt verlamd. Dus knikt hij. En rent een vrijwilligster een stukje met hem mee. Hij wil wel bedanken maar zelfs dat lukt hem niet. Hij fietst nog wel. Hij weigert te stoppen.

De supporters lijken hem in slow-motion toe te schreeuwen.

“Ach God, zag je zijn gezicht? Helemaal verrot…ach God toch…”

De woorden vallen als bakstenen op zijn rug. De woorden vormen een spiegel van zijn huidige status: hij is uitgeput en kan niet meer.

Bocht 2. Iets van een bewoonde wereld. Daar lijkt het op. De drumband speelt Waarheen Waarvoor van Mieke Telkamp. Alle vormen van ritme en geluid ontgaan hem. Angstig kijkt hij het publiek aan. Hij is op zoek naar vrouwenogen. De mensen zitten op terrassen en tonen hem de binnenkant van hun duim. Ze dragen zonnebrillen. In het hoofd van de Spookrijder weerklinkt een afscheidslied. Van Léo Ferré. Avec le temps…Avec le temps, va, tout s’en va…On oublie le visage et l’on oublie la voix…
Gezellige kost. Het ziet er best geestig uit, al die duimen op een rij. Uit hun monden klinken kreten maar hij spreekt hun taal niet langer. Kom op klinkt als stap af.

https://youtu.be/0vTBZzB_gfY

 

Bocht 1. Nog één keer persen. Alles eruit. We zitten in de sinaasappelpers. En het laatste druppeltje jus wordt opgeëist. De finish is een makkie. Sterker nog. Geen reet aan. Het gaat daar weer omlaag waardoor die twee dames iedereen als een gek naar binnen moet lullen. Gaat veel te snel. Foutje van de organisatie.

Verdomd. Daar ga ik al. In een vaartje naar beneden. In de verte hoor ik Le Lac du Connemara van Michel Sardou. Nooit echt mijn ding geweest, wat is er mis met Léo Ferré, maar nu…in deze setting….het publiek wordt opgezweept….ik moet dit filmen….want dit was het….ik ben over de finish.

 

 

Ik breek. Als een wijnglas dat iemand bewust uit zijn handen laat vallen. Zoals Edith Piaf doet. Aan het eind van Les Amants d’un Jour.

Daar hang ik. Met mijn hoofd in het hakblok wachtend op het Zwaard van Damocles van Lou Reed. Bij het moment van het passeren van de finish voel ik de piepjes in Nederland van alle meldingen op de mobieltjes als messteken in mijn hart.

Ik moet ze zo snel mogelijk vertellen dat ik stop. Dit was het. Ik voel het aan alles. Ik ben niet bereid een vijfde keer naar boven te gaan de helft klunend, veel wachtend, uitrustend, zittend, wandelend, en weer gaan. De fietser moet zichzelf recht in het gezicht durven aankijken. Dit is een erekwestie. Het is voor hem een fietsmissie. Geen wandelmissie.

De grootste tegenstander was niet de hitte maar zijn eigen verdomde trots die hem het recht ontnam om te genieten.

Nadat ik het filmpje heb ingesproken huil ik dikke tranen. Ik spuug ze eruit. Verrotte klootzak. Je hebt gefaald. Dit was niet de grote opoffering die ik alle donateurs, sponsoren en (ex-)patiënten had beloofd.

Ik wilde tot het gaatje, maar heb het gevoel het gaatje nooit te hebben bereikt.

Met de echo van de woorden “ik ben op, op, op…” laat ik mijn tranen de vrije loop als ik de Alpe d’Huez voor een laatste keer afduik.

Ik ervaar het dalen letterlijk als afgang.

 

 

 

 [Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

Alle tijden

Mio 040615 p1

 

THE AFTERMATH

 

Donderdag 4 juni 2015 – 16:34u, Auberge de la Forêt (Auris)

 

Ik durf mij nog niet bloot te stellen aan de reacties over de mail, WhatsApp en Facebook. Ik had, sinds mijn beslissing na Bocht 7 in de vierde beklimming om te stoppen, al de hele middag al het gevoel dat mijn volgers maandenlang naar een pornofilm hadden gekeken waarbij precies op het moment van de zaadlozing het beeld uitviel.

Ik ben licht rozig van de biertjes en de glazen wijn die ik sinds vanmiddag met Twan Mulder heb genoten. Twan heeft zijn rugzakje op de berg achtergelaten, zo liet hij trots weten. Zijn kin bibberde zoals een dag daarvoor op de parking. We proostten.

“De laatste drie bochten heb ik gewandeld”, liet Twan me trots weten.

Twan hoefde het laatste stuk niet perse fietsend omhoog. Ik wel. Hij raakt daarmee in enkele woorden niet alleen de kern van deze dag, maar tegelijk alles waar de Alpe d’HuZes voor staat: met zijn allen een steentje bijdragen om die kutziekte beheersbaar te krijgen. Hoe, hoe vaak, hoe snel is van ondergeschikt belang.

Hoe men ook naar boven ging vandaag, met ligfietsen, eenwielers, skateboards, rennend, wandelend, zingend, steunend, kreunend, huilend, lachend: zo lang men maar boven kwam was het goed. De verbondenheid op de berg was indrukwekkend.

Hoe kritisch ik ook vaak genoeg ben op ons land, dat maar niet als “ons” wil aanvoelen, misschien zit mijn Franse bloed me in de weg, ik weet zeker dat geen enkel ander volk zo gek te krijgen is om zoiets massaals als de Alpe-d’HuZes op touw te zetten. Waar een klein land groot in kan zijn.

Twan geeft toe bovenaan de berg te hebben gehuild.

“Dit had ik nodig.”

Hij moest eens weten hoezeer ik zijn woorden nodig had.

Onbewust gaf Twan Mulder mij mijn trots terug. In juli wordt hij voor de tweede keer Opa. De kleine moet weten dat zijn of haar Opa een held is.

Opgelucht en mijn nieuwe vriend diep dankbaar nam ik een ferme slok van mijn biertje.

 

Donderdag 4 juni 2015 – 22:12u, Auberge de la Forêt (Auris)

Na het diner spreekt een Brits echtpaar, gezeten aan een tafel naast ons, mij aan. Ik word gefeliciteerd met de prestatie. Beleefd vraagt men hoe ik in deze barre economische tijden donaties wist ‘los’ te krijgen.

“Come again? Over ten thousands euros?”

Ik geef een trotse glimlach ruim baan. Ik vertel ze over de Blogs. Over mijn donateurs. “The best of our land.” Over de koekjes van Hélène. De taart van An. De CD. En de clip. Van Fabienne. De hommage. Aan alle donateurs en sponsoren.

“What a great idea, what a project. Which song did you take for the video?”

Land of Hope and Dreams, Bruce Springsteen.”

“Are you kidding me?”

“No I’m not. Bob Dylan is God, Bruce Springsteen is His Holy Son. He’s like Jesus to my family.”

Ik lach niet. Bloedserieus ben ik. Ondertussen laat ik een stukje van de clip COME ON THIS TRAIN zien. Op mijn iPhone.

Yvonne King, want zo heet de echtgenote van Simon, is ontroerd. Ze staart minutenlang naar het beeldschermpje waarop zich het wonder voltrekt. Ik herwin mijn waardigheid. Door de portretfoto’s van die helden die langs schieten. Door de foto’s uit de Blogs. Pas nu in reflectie zie ik wat een idioot ik ben geweest. Met als dieptepunt het vol schijten van mijn broek. En als hoogtepunt de dikke tien duizend euro’s die ik het KWF mag schenken.

“My friends and family call me the biggest Springsteen fan of the U.K.”

Als ze de link van de YouTube clip in een boekje noteert, pakt Simon zijn portefeuille om mij een biljet van twintig euro te overhandigen.

“Very very impressive”, zegt hij erbij.

Laurence blijkt het gesprek te hebben gevolgd en laat weten ook een Bruce fan te zijn.

“J’ai tous ces disques…un instant…”

Even later klinkt de CD The Rising door het restaurant van Auberge de la Forêt in Auris d’Oisans.

“May I feel your arms around me
May I feel your blood mix with mine
A dream of life comes to me…”

‘s Avonds in bed staar ik naar het plafond. Cirkels werden als vanzelf rond, puzzelstukjes wisten automatisch hun plaats, de mens liet zich vandaag en de afgelopen maanden van zijn allerbeste kant zien. Ik haalde niet de Zes, maar de Vier. Ik ben dus een Alpe-d’HuVierer en daar moet ik het mee doen.

Ik scroll door alle reacties op Facebook en de WhatsApp en houd het niet droog. Men doneerde meer dan tien duizend euro voor de campagne. In de officiële ranking van Alpe-d’HuZes sta ik tweeëndertigste verdomme nog eens aan toe. De eendracht was volmaakt, mijn trein zat propvol, de passagiers hebben gezongen. Met het hart.

Alex Roeka droeg tijdens de opnames van zijn nieuwe CD in studio Soundenterprise in Amsterdam-Noord het refrein van het nummer ZINGEN IN DE STORM aan mij en mijn begeleidingsteam op:

“Laat niet los
Geef niet op
Blijf erbij
Zolang je leeuwenhart nog klopt.”   

 

De schrijver hoopt vurig dat ook de fietser blijvend trots zal zijn op zijn prestatie. Want dat gunt de schrijver de fietser.

En ik? Ik gun het mezelf.

 

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

https://youtu.be/ktLPTZGkGzw

 

 

-