Wij metaalhandelaren zijn rare jongens. Wij denken dat de wereld om ons draait. En dat is ook zo. En spreek me niet tegen, want ik zoek u op en ik laat u niet los totdat u het toegeeft. Het is zo.

Vervoerders vervoeren ons materiaal van A naar B. Banken moeten ons financieren. Boekhouders moeten de rekeningen boeken. Betalen. En innen. Accountants controleren de boekhouders. Advocaten staan ons ten dienst als tegen juridische windmolens moet worden gevochten. Verzekeraars dekken de lading. Reisagenten zorgen ervoor dat wij kunnen reizen en slapen. Alles draait om ons. Ze moeten niet zeuren.

Zo ook deze dag 5 die eigenlijk begint bij dag 4, om preciezer te zijn de avond van dag 4. Ik liep, geheel opgaand in de omgeving, in de hal van het vliegveld van Jeddah, op zoek naar de incheck balie toen een vriendelijke man op me af kwam lopen.

“I am sure you go to Dubai?”, vroeg hij met de klemtoon op bai.

“In what business you are in, Sir?”

Voor dat ik het wist had hij mijn bagage ingecheckt en mijn visitekaartje te pakken.

“Go through customs, I see you in Coffee Bar at other side.”

The other side klonk als een andere wereld. De vrije wereld. Al bevind je je nog op Saudisch grondgebied, je begint naar een tulbandloze wereld te verlangen. Naar vrouwenbenen. Naar fatsoenlijk voetbal (gisteren in de herhaling Al Ahli thuis tegen Al Orubah. Al Ahli won, uiteraard, met 2-0. Niet om aan te gluren die wedstrijd en waarom keepen die lui in het Midden-Oosten trouwens allemaal met lange broeken aan? Wat zijn dat voor mietjes? ’t Is avonds nog dik dertig graden), of op zijn minst voetbal zonder dat hysterische commentaar erbij. Wijntje bij het eten. En een bierboer als je voetbal kijkt. En porno. Keiharde porno. Omdat het kan.

Aan de andere kant zag ik hem, de Indiër van airline FLY DUBAI wiens neef ook in de metal scrap zat. Zijn neef die de beste prijzen van heel India had voor accu’s, waar ik natuurlijk ook in handel. Ik zeg overal ja op, vooral als mensen een zitplaats aan het raam beloven met de stoel naast me vrij. Dit overkomt alleen belangrijke mensen, zeg nou zelf?

Echt, alles draait om ons.

Na een vlucht van een krappe drie uur land ik in Dubai. Dubai ligt nog verder van Rotterdam dan Jeddah, maar het voelt als dichterbij. Wij delen de bagageband met een vlucht uit Kiev. Een hoertje uit Kiev flirt met me. Althans, dan verzin ik. Ter plekke. Er zitten tatoeages op haar ontblote armen. Ze is vast een danseres in een nachtclub. Haar haar is spierwit geblondeerd. Ze ziet eruit zoals ze in slechte films een hoertje spelen. De behaarde klapdeur van de Bijenkorf is nog aantrekkelijker.

Twee prachtige oosterse vrouwen hebben de kap van hun boerka afgedaan. Ik dank onze Lieve Heer hiervoor want ze zijn beiden zo oogverblindend mooi dat ik spontaan mijn vermoeidheid ben vergeten. Ze glimlachen een tikkie vals. Hun tanden zijn Prodent © wit. Hun neuzen, ik vermoed dat het zussen zijn, zijn net iets te groot. Het geeft hun gezicht nog meer karakter. Hun boerka’s zijn afgewerkt met een haarfijn zilverachtig lint. Als twee immens grote Louis Vuitton koffers passeren staan zij op. Het zijn vast belly danseressen. Van die wijven die soldaten, zakenlui en studenten tot waanzin drijven. Thuis wachten hun onverzorgde vrouwen. Ze geloven al lang niet meer in de illusie van de liefde. Deze twee Arabische vrouwen wel. Kijk die zakenlui uit Noorwegen kwijlen. Ze hebben våst nøg nøøit vån Stef Bøs gehøørd. Die schreef er een åårdig liedje øver.

 

Alles draait om ons.

De taxichauffeur sommeer ik naar Time Grand Plaza Hotel te rijden. Hij moet opschieten want ik ben moe. Moe moe moe moe moe.

Alles draait om ons.

Mustapha, de receptionist van het hotel, heet me van harte welkom zonder dat hij me aankijkt. Ja ik heb een goede reis gehad. Nee dit is zeker niet de eerste keer in Dubai. Wel de eerste keer in dit hotel ja. Ik krijg een Executive Suite toegewezen.

“Because this is first time in our hotel Sir.” Verdomd, de zoveelste kopie van De Bie, die receptionist.

 

Alles draait om ons.

Hotelkamer 232 bestaat feitelijk uit twee ruimtes. De grandeur spat ervan af. Kussens. Lakens. Een werkbureau. Twee televisies. Twee toiletten. Een douche met een aparte badkuip. Stoffen badslippers. Twee vreemdgangersbadjassen. En de minibar die helaas bierloos blijkt.

Veel van de glitter en glamour ontgaat me want ik ben te moe. Dit is de tol die ik moet betalen als metaalhandelaar.

Ik val in slaap tijdens Al Ain – Al Nasr, uitslag 1-2 zo begreep ik die volgende ochtend.

 

Toch draait alles om ons.

Kijk maar eens. Daar rijden we in de vroege ochtend. Dit is dus eigenlijk dag 5. We zijn net opgehaald in een luxe wit voertuig. ‘We’ zijn Lawrence en ik. Lawrence is werkzaam voor een geaffilieerd bedrijf binnen de groep. Hij is enkele dagen geleden uit Tokyo overgevlogen. Dubai was ons meeting point. Toen we maanden geleden het plan hadden gevat samen op te trekken, kon ik niet wachten zijn naam grappenderwijs ergens ooit in verband te brengen met Lawrence of Arabia. Lawrence heet immers ècht Lawrence en geen Laurens al schijn je zijn naam, helaas, uit te moeten spreken als Laurens. Wordt voor een beetje Rotterdammer als ik toch al gauw ‘Lau’.

Lawrence past toch meer bij een metaalhandelaar.

Zo’n metaalhandelaar om wie alles draait. Alles.

 

Kijk maar eens. Op de achtste etage zitten wij, Lawrence en ik. En we delen kaartjes uit. En verkopen onze huid. Duur. En duurzaam, want dat is in.

Hopla, volgende afspraak.

We worden als vorsten onthaald bij de volgende klant die ik ook al twee decennia ken. De eigenaren genieten veel aanzien in de metaalwereld. Het is al heel wat hier überhaupt te worden ontvangen. Dit is het Mekka van de metaalhandel in het Midden-Oosten.

Het kantoor bestaat uit verschillende vertrekken. Het is een soort labyrint. Het is eigenlijk één grote achterkamer. Niet die van Anne nee, want die is ook hier niet bijster populair. Maar het aantal gangen, trapjes, deuren (schuif en klap) is niet te tellen.

We eten. Er is een kok in vaste dienst bij dit bedrijf. Libanees eten! Ha! Dat betekent mezza! Soep. Vis. Vers vers vers….alles vers!

Daarna koffie. Want alles draait om ons. Alles. Koffie. Met dadels. Eigen koffie. Hun eigen koffie. Maken ze zelf gewoon, die rakkers. In de metalen kan alles.

We buiken uit. We kunnen niet meer. De dag zou erop moeten zitten. Dít zou het moeten zijn. Echt.

Maar er volgt nog een derde afspraak. Een vluggertje, volgens Lawrence die ik nog altijd niet heb kunnen introduceren als Lawrence of Arabia. Verdomme.

Profielfoto

De taxichauffeur is een slecht sprekende Pakistaan die in gebarentaal laat weten Pakistan te missen. Hij moet doorrijden. Niet de files van Dubai opzoeken. Hij moet niet zeuren en gewoon zijn werk doen. Want wij zijn belangrijk.

We stappen uit. Derde afspraak. Daar moeten we zijn. Negende etage. Visitekaartjes. En weer verkopen die huid, duur. We zetten ons op de kaart. Niemand kan om ons heen.

Daar gaan we weer. Ja ‘tuurlijk we willen graag naar hun yard. Natuurlijk. Maar we lopen op ons tandvlees. Het schroot komt onze neusgaten uit. Daar gaan we weer. Hopla. Richting Sharjah. Zoveelste keer dat je in Dubai bent. Maar je herkent niets. Helemaal niets. Alle hoogbouw lijkt op elkaar. Je mist Rotterdam. Katendrecht. De Markthal. Feyenoord. Je familie. Vrienden. Zuipen. Uitgaan. Kop dicht. Niet zeiken. Concentratie. Alles draait om ons. Echt alles. We willen naar huis. We zijn verzadigd. We zijn kapot. Kapot. We willen naar onze gezinnen. We willen de kinderen knuffelen. Vrouwen omhelzen. Een biertje drinken.

En dat doen we nu. Op het vliegveld. Mijn eerste biertje sinds Kaat Mossel. Dat voelt als een eeuwigheid geleden.

 

Metaalhandelaren klagen graag. Specialiteit van het huis. Niemand is tevreden. Iedereen moppert. Kankert. Niets of niemand deugt. Maar je bent gevangen. In de metalen. Je komt er niet meer uit. Nooit meer.

Uren uren uren later zitten we in het toestel. Eindelijk. Het is over tweeën ’s nachts. We hebben haast een etmaal door Dubai geraasd. Dit was het. We aanvaarden de terugreis.

 

***

 

Ik sta te pissen naast Jan Smit. Als ik schuin naar beneden kijk, naast me, hier op Schiphol, om zes uur ’s morgens, ben je eigenlijk toch weer geneigd Jantje Smit te zeggen. Die drang blijft groot. Om stiekem naast je te kijken als je staat te pissen.

Jantje Smit kijkt chagrijnig. Zo heb ik hem eigenlijk een stuk liever dan met die eeuwige grijns op zijn smoel als-ie op TV is. Gek word ik van die Volendamse vrolijkheid op de buis. Pas geleden op een festival heb ik Simon en Nick moeten zien. MENSEN, NIET DOEN GEWOON! NIET!

Maar zo is-ie prima te pruimen, Jantje. Kijk hem afknijpen, effies die laatste druppels shaken en hopla: Jantje weer terug in de broek. Zijn haar zit warrig na de lange vlucht Dubai – Amsterdam.

Daar staat Jantje te staan. Aan de bagageband. Als-ie een scheet laat, verkoopt het. De èchte singer-songwriters, de èchte dichters, die hun poëzie pas na maanden vol twijfel, ruzie en razernij eindelijk durven toe te vertrouwen aan de weifelende bek van de platenmaatschappij, worden weggestopt in onchristelijke uurtjes op radio en TV terwijl deze mediageile ééndimensionale rukkers godnondeju om het kwartier worden gedraaid met hun inhoudsloze geblaat over welk goddeloos cliché dan ook (Ik kruip tegen je aan / Je schoonheid tegemoet / Je gelooft in mij in overvloed). AAAAAAAAAAHHHHHH!

Lawrence van Arabia is dan al weg. Zijn koffers hadden een priority-labeltje.

Nog een paar minuten en dan zie ik Anita weer. Ik hoop dat ze een staartje draagt. Zo’n kleintje. Van een centimeter of vier, vijf.

Daar is mijn koffer. Hij voelt zwaarder dan op de heenreis. Zit nu barstensvol herinneringen, verdriet, beledigingen, spijt, lol, en overpeinzingen.

De deuren schuiven open.

2014-11-13 09.28.14

Daar staat ze. Achter het hek. Een kus. Een korte knuffel.

***

Alles draait om mij, om ons: metaalhandelaren. Wij aanvaarden ons noodlot klagend. Want wij hebben alle reden tot klagen. Wij zijn namelijk belangrijk. Wij relativeren alleen als het ons uitkomt.

Wij zijn metaalhandelaren en wij deugen. Ondanks onszelf.

Thuis staan mijn pantoffels klaar. Zeker weten.

 

 

 

-