Die ochtend, we schrijven zondag 4 september, word ik wakker met het gelukzalige gevoel dat mijn hoofd vrij van druk is. Druk als gevolg van alcoholmisbruik als gevolg van groepsdruk. Het fenomeen groepsdruk begint rond de leeftijd dat de eerste haartjes beginnen te groeien rondom de schaamstreek. Bij velen eindigt groepsdruk uiteindelijk in de houten jas met een lever als een rugbybal.

Ik haakte tussentijds af.

Na mijn douche dank ik Hem in volle naaktheid voor het feit dat ik zonder kleerscheuren de Tour of Aravallis heb volbracht. Ik kus het Heilige Sint-Christoffel hangertje aan mijn nek – patroonheilige van de reizigers.

Ik glimlach. In de after party gingen de Indiërs compleet los. Door de torenhoge speakers klonk Hindi muziek met een beat die tot diep áchter de navelstreng voelbaar was. Er werd, onder groepsdruk, gezopen en gedanst alsof het de laatste avond van hun leven was. Een beetje de herkauwde levensfilosofie van Youp dus.

Ik verfoei muziek waarop men geacht wordt te dansen. Ik vind dansen een volstrekt overbodig, onnodig, overgewaardeerd en zinloos tijdverdrijf.

Vlak voor onze huwelijksvoltrekking stond mijn vader erop dat de feestavond in stijl zou worden geopend met een officiële dans van Anita en mij. De bruiloftsband van Ome Beer speelde als openingsdans Keep on Smiling van James Lloyd. Een regelrecht teringnummer. Zo’n feel good nummer waar ik als Spookrijder juist treurig van word. Geef mij maar Waiting Around To Die van Townes van Zandt. Lijkt me trouwens ook geen groot danser, die Townes. Ik had hoe dan ook de band vooraf gevraagd om zo snel mogelijk ‘changé’ te roepen, om die ellende maar zo snel mogelijk achter de rug te hebben.

Vinod haalde een biertje voor me, maar zette die meteen neer om te gaan dansen. ‘No no thanks’, was mijn antwoord dat ontnuchterender klonk dan ik het bedoeld had. Ik refereerde nog aan het dansevenement van vorig jaar in Ahmedabad, het Navratri Festival. Ter verering van de universele moeder draaiden duizenden feestgangers dansend om een religieuze beeltenis heen. De vrienden van Vinod hadden een ‘dhoti’ voor me gekocht, de Indiase variant van de kimono. Ik weigerde de dhoti te dragen en bovendien weigerde ik mee te dansen. Die feestavond ging uit als een nachtkaars. Ik had mijn gastheren beledigd. Als ik had meegedanst had ik ze nog meer geschoffeerd, zo schatte ik in.

Het overkwam mij gisteravond weer, zij het dat ik nu mijn burgerkleding (cakey shorts en de officiële zwarte polo van de Tour of Aravallis) mocht aanhouden. Ik koos een stoel bij Eva en Geeta en dronk mijn biertje dat mij matig smaakte. Ik probeerde een onschuldig gesprek te beginnen met de twee fietsvrouwen, maar de muziek stond geen samenspraak toe.

Eén voor één deden zij een poging mij op de dansvloer te krijgen. Doc was hysterisch en zweette van alle kanten. Hij danste als in een trance, met de zakdoek nog altijd tegen zijn hoofd gedrukt tegen het bloeden van zijn hoofdwond. Hij trok mijn arm haast uit de kom, maar ik weigerde even beleefd als volhardend.

Vóór iedere les bij Dansschool Wuijster in Rotterdam-IJsselmonde oefenden Anita en ik in de huiskamer die zo klein was dat de bank moest worden verplaatst. Omdat ik de actieradius had van een vrachtwagen, moesten de stoelen van de eethoek óp de eettafel worden geplaatst en werd de kattenbak op het balkon gezet.

Tijdens een simpele foxtrot op Ome Jan van Willeke Alberti vroeg ik Anita vooral haar kop te houden tijdens het dansen, omdat ik bang was de tel kwijt te raken. Een beetje ronddobberen ging nog wel, maar wee als de hoek van de dansvloer werd bereikt. Dan moesten ingewikkelde danspassen worden ingezet om onze positie weer in te nemen tussen de overige danskoppels. Ooit mepte ik een kop koffie van een statafel toen ik iets te enthousiast een draaiactie inzette.

CP en Jiggy kwamen op me aflopen. Het begon pijnlijk te worden want zij hadden het voorzien op mijn armen. CP mijn linker, Jiggy mijn rechter. In Nederland is zoiets volstrekt onmogelijk, zelfs beledigend.
‘Come come, chalo chalo!’
Ik bewoog niet mee. Ondertussen leek de boomlange Robin wel van rubber. Wat een moves had hij in huis. Ik dacht aan een elastiekje en een houten plank. In India neemt men geen genoegen met een nee als men een ja verwacht.

Volgens Kris Kristofferson is vrijheid bereikt als je niets meer te verliezen hebt. In India heeft niemand van Kris Kristofferson gehoord.

De avond ging verder. Er werd veel gedronken. Het ventiel was los, de lucht moest eruit. Anuj’s ogen werden steeds kleiner. Hij hield een whiskyglas vast en omhelsde iedereen die hij tegenkwam. Vinod had een microfoon in zijn handen en schreeuwde regelmatig iets mee met de muziek. Hij klonk als de bingoleider op de braderie van Oss.

 

 

Arvind kwam mij halen. ‘You come’, smeekte hij. Al mijn opgebouwde gepedaleerde credit leek ik in één feestavond alweer te verspelen. Zelfs Geeta lukte het niet mij te verleiden tot een dansje. Ik geef toe dat ik bijna zwichtte, maar op het moment dat ik aanstalten maakte de dansvloer te betreden zag ik dat de overige veertig fietsers een halve cirkel hadden gevormd om Geeta en mij te verwelkomen. Ik liet haar alleen naar de dansvloer strompelen en kotste bijkans van mijn ziekelijke eigengereidheid.

Ik besloot eieren voor mijn geld te kiezen en ging in de restaurantruimte zitten met een koel flesje bier. De vriendelijke Sandeep kwam mij gezelschap houden. Zijn levensgezellin Sonia zat zwijgend naast hem. Wij spraken over zakendoen in India. Hij sprak over zijn zus die in New Jersey woonde. Ik miste Bruce Springsteen en niet lang daarna mijn gezin.

Deze ochtend, de eerste day after, bezoeken we na het ontbijt, en na een selfie met vrijwilliger (en onbetwiste de held dezer dagen) Bhavik, de Ranakpur Jain Temple. Het is een van de grootste Jain tempels van India. Daarna zullen we met de auto (Vinod en ik) en de “little pot of grease” bus de terugreis naar Ahmedabad aanvaarden. De fietsen zijn vanochtend vroeg al vertrokken met de twee kleine vrachtwagentjes waarvan een door onze klant beschikbaar is gesteld.

 

2016-09-04-15-59-04

“I and I in creature where one’s nature neither honours nor forgives.” (Bob Dylan)

 

De tempel is van buitenaf bezien van een verbluffende schoonheid. Ik mag er, als buitenlander, vóór twaalven beslist niet naar binnen, ook niet na een gesprek tussen Vinod en de manager van de tempel. Het is half twaalf. Mij lijkt het volkomen logisch als we een half uurtje wachten, maar men lijkt ineens haast te hebben. Het blijft een onpeilbaar volk: werkelijk íedere afspraak moet met een marge van minimaal een half uur en maximaal twee uur worden genomen, maar nu, zo pal voor de ingang van deze indrukwekkende tempel, zou een half uurtje wachten plotsklaps enorme gevolgen hebben voor de agenda van de rest van de dag.

Gelukkig helpt de Lieve Heer een handje als blijkt dat Doc iets vergeten is in het hotel. Vinod keert terug naar het Mana Hotel. Het verschaft ons (Doc, Prakash en mij) de mogelijkheid om de tempel te bezoeken. Onze blote benen worden bedekt met een in allerijl gehuurde ‘overbroek’ die qua vormloosheid veel weg heeft van de pantalon van een parkeerwachter van de gemeente Rotterdam-Rijnmond. Ik ruk een rits kapot als ik mijn iPhone in een der broekzakken wil stoppen.

De binnenkant van de tempel is nog indrukwekkender dan de buitenkant. Een monnik geeft ons een rondleiding. Zijn familie beheert al sinds de 15e eeuw achttien generaties lang deze tempel die vervaardigd is van puur Rajastaans marmer. Het aantal pilaren van de tempel zou letterlijk ontelbaar zijn. Het is een van de vele mysteries die deze tempel omvat.

In de tempel komen we de rest van de rennersgroep weer tegen. Ze zijn wéér goed gehumeurd en lijken geen last te hebben van de intensieve fietstocht, noch van een kater van de feestavond van gisteravond. Daarenboven kan ik geen van hen betrappen op spierpijn van de frivole dansmoves die tot in de late uurtjes ten beste werden gegeven. De hotelmanager werd haast gelyncht toen hij Anuj, overigens verre van discreet, de ‘last song’ melding gaf.

Na dit bezoek volgt de terugreis van een dikke vijf uur van Ranakpur naar Ahmedabad. Ik begin immuun te geraken voor de verkeersinfarcten, de koeien, de zwerfhonden (dood en levend), de bizar volgepakte riksha’s, vrachtauto’s, tractors, het getoeter, de bandeloosheid en de vele vele vele opstoppingen. Regelmatig dommel ik in slaap om wakker te worden bij een tolstation waar zwerfkinderen mijn slaap op brute wijze verstoren door hinderlijk op mijn raam te beuken.

***

Als het donker is, stoppen we in Ahmedabad bij het huis van Prakash. Mijn vrienden ontladen alle racefietsen, ik blijf alleen achter in het huis van Prakash en diens gastvrije familie. Ik word voorgesteld aan zijn vrouw, zijn negenjarige zoontje en veertienjarige dochter. De moeder van Prakash kookt. Ze spreekt geen Engels. De gedistingeerde inwonende vader van Prakash, gekleed in het wit, de grijze haren zorgvuldig naar achter gekamd, komt zich beleefd voorstellen terwijl ik aan het tafeltennissen ben met diens kleinzoon die zó snel Engels ratelt dat ik er geen woord van kan verstaan. Als het Indiase volk de kracht van de interpunctie gaat inzien, dan wordt het echt een wereldmacht.
Ik knik regelmatig ‘yes’ en ‘no’ tegen het doorratelende mannetje dat ik trakteer op een 5-0 nederlaag in een best of five, waarbij de laatste twee winpunten mijnerzijds dus absoluut onnodig waren.

Na dit potje pakte hij zijn voetbal en zag ik hem niet meer terug.

De Indiase gastvrijheid is hartverwarmend. Terwijl de vrouw van Prakash mij het ene na het andere gerecht laat proeven blijven de gasten komen en gaan. Het zijn de fietsers van de Tour of Aravallis, soms met hun gezinnen, dan weer zijn het vreemden die de huiskamer inlopen, gaan zitten, iets te drinken krijgen en er weer vandoor gaan.

Privacy is in India een boze buurman die zo snel mogelijk de deur wordt uitgekeken.

Veel later die avond brengt Vinod mij naar het hotel Crown Plaza waar ik enkele dagen geleden ook verbleef. Enkele dagen geleden ja. Het voelt als een vorig leven, en zo ís het ook. Sinds deze enerverende fietstocht is er een leven vóór en een leven ná de Tour of Aravallis.

Totaal kapot plof ik neer op het grote bed van kamer 504. Op mijn iPhone klinkt het akelig toepasselijke Wanted Man van Johnny Cash. In de badkamer staar ik minutenlang naar mijn Duo Penotti benen.

‘My legs are built for cycling, not for dancing’, zo trachtte ik mijn passiviteit op de dansvloer gisteravond te verklaren.

Ik kon niet rekenen op hun begrip en rekende af met mijn trots.

 

[Klik op de afbeelding voor een vergroting]

 

 

-