vervolg op Deel I – MJ zoekt Emjée

“Those were the days of roses,
Poetry and prose
Martha all I had was you
and all you had was me.
There was no tomorrows,
We packed away our sorrows
And we saved them for a rainy day.”

Tom Waits – Martha

 

Deel II – MJ vindt Emjée

 

We gaan naar boven. Een fotoplaat siert de overloop. Emjée’s ontmoetingen met enkele Groten der Aarde. Kees van Kooten. Kevin Coyne. Jules Deelder. Jimmy Carl Black, drummer van Frank Zappa. Johnny van Doorn. Simon Vinkenoog. Alex Roeka.

2015-11-15 14.59.00

 

Emjée begint te stralen. In haar ogen glinsteren de herinneringen aan de tijd vol poëzie, kunst en cultuur. De woorden van Martha van Tom Waits vallen als vanzelf op hun plaats.

“Hier in mijn atelier draai ik nooit muziek. Hier ben ik op mezelf aangewezen.”

We staren naar het schilderij L’Amour, Toujours l’Amour… op het schildersezel. Als dank voor dit bezoek nam ik een CD-tje voor Emjée en Peter op. Onder andere C’est l’Amour van Edith Piaf staat erop. Het baby’tje van Edith Piaf en Tom Waits had ik zo geadopteerd. Het had de wereld van haar ondergang kunnen redden.


“In 1991 verhuisde ik naar Delft. Daar begon echt de tijd van de poëzie voor mij. En jazz. Blues. Ik was net een spons die alles gretig absorbeerde en zich niet laat uitknijpen. Ken je
Here I Am, van Lyle Lovett? Dat slaat eigenlijk precies op Marie-José, mijn ik die zich sinds die tijd Emjée ging noemen. Mijn initialen en dan fonetisch ja. Here I Am was een statement. De muzikale bevestiging van mijn nieuwe ik: Emjée.”

 

 

Tijd voor een slok water heeft ze niet. Ze moet haar verhaal kwijt. Over de bloei waarop ze zo lang had gewacht. Ze ademt kunst, is kunst, leeft voor kunst, zonder een spoortje elitair gedrag te vertonen. Goddank. Als ik beelden van het jaarlijkse boekenbal op TV zie, krijg ik waanbeelden van huidaandoeningen, dunne stront, draaiorgels en Hanneke Groenteman.

“Ik werkte veel voor de Literaire Stichting Jambe in Delft. Daarvoor probeerde ik zo veel mogelijk Alex te contracteren. Ik kwam ook vaak in De Twijfelaar en De Consul, een literair café. In jouw Rotterdam. Dat ken je wel.”

Bij ‘jouw Rotterdam’ maakt mijn hart een sprongetje. Begin jaren negentig schreef ik pretentieuze gedichten en ik speelde in een rockband, maar het niveau van mijn poëzie en muziek legitimeerde geenszins een optreden op een podium als die van De Twijfelaar.

Maar ik houd mijn kaarten tegen de borst – de zeepbel die Marco de Dichter heet mag niet doorgeprikt worden. Nog niet. Zolang de leugen regeert is er geen reden tot twijfel en, zoals de Franse schrijver André Gide terecht beweerde, kan ik als twijfelaar twijfelen aan de werkelijkheid van alles, maar niet aan de werkelijkheid van mijn twijfel.

“Ja tuurlijk…Tsjezus hey…De Twijfelaar…”

“Na een concert van Kevin Coyne móest ik hem ontmoeten. Gek he. Weer zo’n gevoel. En het lukte, heel de avond met hem gesproken. Wat een man. Hij begreep precíes wat ik voelde. Mijn pijn, maar ook de hoop. Die malle combinatie die ik niet kan verklaren.”

Ik wel. Net als bij Emjée zijn pijn en hoop ook bij míj communicerende vaten die zich verenigen in de muziek van Bruce Springsteen. Hoop ontstaat altijd uit pijn. Zo worden wij immers allen geboren.

“Ik leerde Paul Beijerling kennen: een begrip in de jazzwereld. Ik ben hem veel dank verschuldigd voor mijn muzikale ontwikkeling. En Niels Hanson. Een dichter uit Rotterdam….tsjongejonge nou… die werkte voor ‘De Consul’, ook een cultureel platform en die raakte dus ook bevriend met Alex. En weet je, in 1995 won ik de derde prijs in de gedichtenwedstrijd Hotel New York. Wacht, ik pak het even.”

 

Rotterdam

In het zinderend zicht
van een zwoele avond
word ik opgenomen
in de smeltkroes
van verleden en heden.

Het hart van de stad
klopt sneller
bij het naderend afscheid
van zijn haven.

Het oude pakhuis
wacht kranig op de kogel,
als laatste eerbewijs.
Geur van thee en kruiden
bedwelmt de architect
die inspiratie put
uit vervlogen tijden.

De Kop van Zuid bloost
in het rode avondlicht,
bereidt zich voor
op zijn nieuwe rol,
koppelaar tussen noord en zuid,
middelpunt van de stad.

In de schemering vervloeien
herinnering en verwachting,
voor altijd verankerd
in het hart van Rotterdam.

Delft Augustus 1995
Marie-Joseé Adema

 2015-11-13 17.14.06

 

Emjée kijkt me nu recht in mijn ogen aan. Ze weet dat ze me bij de lurven heeft; die zitten bij mij rond de achillespezen zodra de naam van mijn stad wordt genoemd.

Haar bevlogenheid raakt me. Haar woorden voelen als een belijdenis voor de kunst.

“Ik heb me altijd graag laten inspireren door kunstenaars. Hun wereld was de mijne. Zo voelde ik dat echt. Ik leef veel op intuïtie. Ik voelde mijn onzekerheid steeds minder worden door de overwegend goede kritieken voor mijn werk. Ik schreef gedichten en artikelen voor de ‘Delft Plaza’, de eerste digitale krant van Delft. Internet was in opkomst. Ik zat in een superflow die tijd. Alsof alles lukte. Ik bewoonde met de kinderen een parterrewoning in Delft. We waren gelukkig. Echt. Ik nam de kinderen overal mee heen. Naar concerten, symposia, literaire bijeenkomsten, exposities.”

Gestommel in de hal. Een deur zwaait open. Het derde Facebook gezicht van vandaag dat plots een stem krijgt.

“Hoi, ik ben Denise. Dochter van Emjée.”

Drie zoenen en mijn vierde Franse kus gaat zoals gewoonlijk op in het luchtledige niemandsland tussen mijn wang en die van de ontvangster.

“Ja vier, da’s Frans”, beantwoordt Emjée de vragende ogen van haar dochter alsof zij en ik al jaren bij elkaar op de Senseo komen.

“Waar zijn jullie?”, vraagt Denise die ondertussen met Nanook knuffelt (twee handen achter de oren van de witte herder en voor enkele tellen helemaal weg zijn).

“Bij Alex.”

Emjée laat ons enkele foto’s zien van een jonge Alex Roeka.

Alex

 

Eergisteren deelden we nog de tafel met hem in het nieuwe restaurant The Basement, pal onder Hotel New York. Toen was ik nog niet bekend met het gedicht van Emjée over dit vermaarde hotel. Gisteren lijkt vorig jaar. Eergisteren de prehistorie.
Het was kort na zijn optreden in het Theater Walhalla. Alex was in bloedvorm. Hij zocht ons hart en scheurde het rücksichtslos open. Na afloop volgde geen excuusbriefje van hem. Niets.

Mijn ouders waren diep ontroerd en verlieten met rode ogen de zaal. Hij heeft geen idee, Alex. Werkelijk geen enkel idee. Een beetje rechter zou dergelijk gedrag verwijtbaar noemen. Zeker weten.

[klik op een afbeelding voor een vergroting]

 

“…en kom ik dus Polle Eduard tegen.”

(Ik moet me herstellen. Sinds de naam Alex Roeka is gevallen, zie ik slechts de radeloze ogen van mijn ouders voor me. Tijdens Zingen in de Storm ontweek ik iedere vorm van oogcontact en na het laatste nummer Modder van mijn Graf fluisterde een stem ‘dit is pas het begin’ in mijn oor.)

 

 

“Polle Eduard dus. Van Ik Wil Jou. Je weet wel. Een goede vriend van me, die Polle. Goed, hij zei tegen me dat ik naar Mr. Boogie Woogie Bluesband moest gaan kijken, op het Bluesfestival in Delft. Het was 19 augustus 2000.”

Polle ‘Hey Meta Meid!’ Eduard.

Artiesten wier voor- en achternaam je kunt omwisselen hebben me altijd gefascineerd:
Eddy Duane. Simon Paul. John Elton. Ferry Bryan. Harry Debby. James Etta. Richard Cliff. Eduard Polle.

Ik dacht altijd dat het Meta de Vries was met wie Polle wilde sjansen. Zij stuurde ons met haar AVRO-weekendtips (Lekker Weg In Eigen Land) naar de Boeremert van Liempde terwijl ik op zondag gewoon wilde voetballen. Het heeft nooit mogen boteren tussen Meta en mij.

Peter begint, naast me, te glimlachen. Schooljongensachtig. Dus een tikkie beschaamd en een scheutje trots, alsof het verhaal verteld gaat worden dat hij voor het eerst gekust heeft.

“Het Delfts Jazz- en Bluesfestival dus. Een zomeravond. Zíj speelden er ook. De Mr. Boogiewoogie & The Firesweep Bluesband.”

Bij ‘zíj’ wijst ze naar Peter met een ondeugende lach.

“Ik zit op de trap met mijn vriendin Regina. In de pauze komt de drummer aanlopen….’dames, graag wat meer ruimte voor ons artiesten, u verspert hier de ingang…’”

Peter vult haar aan.

“Ik had haar heel de eerste set al zien staan dansen. Vrolijk. Zo vrolijk….ik móest haar gewoon leren kennen.”

Zijn ogen glinsteren.

Ik voel me net de kelner van Café de Flore uit het schilderij L’Amour, Toujours l’Amour die het verliefde koppeltje geduldig laat uitzoenen (zie Deel I – MJ zoekt Emjée). Mijn hoofd rust op de bezemsteel die er als mijn vulpen uitziet.

Een week later spraken zij af in restaurant The Sand in Hoek van Holland, blind zoekend naar de vervolgschade van de eerste vonk.

“Ik had eerst toestemming gevraagd aan Sebastiaan en Denise. Het mocht. Peet was 39, ik 47. Maar dat leeftijdsverschil maakte ons niet uit.”

Anita verschiet wat van kleur. Ze lacht minzaam, haar lach die ik niet kan weerstaan. In 1991 kuste zij ons leeftijdsverschil van acht jaar weg. Liefde is de meest wrede vorm van chantage.

“Ik was kok in een bejaardentehuis in Amsterdam, maar ik woonde in Haarlem. Een afstand van niets, maar ja… die eeuwige files. Ik had ook nog eens tachtig à negentig optredens per jaar. Ik trok al snel in bij Emjée. In Delft. Het voelde gewoon goed. Ook met de kinderen. Dus toen werd het van Delft naar Amsterdam….die A4….gèk werd ik ervan…”

Ik weet het nu zeker. Peter, ik mag Peet zeggen, is filelezer. Hij weet het alleen zelf nog niet. Is dan wel niet zo’n ambacht als kok of drummer, maar het geeft wel meer gemoedsrust.

 

12268670_524500077728527_1087275617_o

 

Op 19 augustus 2002, precies twee jaar na hun eerste ontmoeting, trouwden zij.

“Op een maandagavond. Niemand wist van iets. Alleen de kinderen, die waren de getuigen van Emjée. En een paar jongens uit de band de mijne. We wilden perse geen trouwfeest met feestkleding, volgauto’s en trouwcorsages. We wilden ónze muziek. En gewone mensen. In hun gewone kleding.”

Peter kon het reizen naar en van Amsterdam niet volhouden. Hij vond werk als kok in vergelijkbare verzorgingstehuizen in Delft en Schiedam, maar de druk van het leven in de randstad begon grip op het pas getrouwde koppel te krijgen. Een vakantie naar Terschelling gaf de doorslag.

 

strand-terschelling-13-391974

 

“Die vakantie was in 2003, 2004 of zo. Ik koesterde altijd al een lange liefde voor Terschelling. Ook weer zo’n gevoel. Hoe dan ook, in februari 2005 kreeg Peet werk als horeca kok in Restaurant ‘La Grotta’ op Terschelling. We hadden rust nodig. We moesten ademen. We waren verliefd geworden op de stilte en de schoonheid van Terschelling. Ik wilde daar het zelfde werk gaan doen. Ik was gek op het Oerol festival. Maar het liep anders. Ik werd ziek. Heel ziek.”

Soms zie ik het leven als het fietspad dat leidt van ons huis naar het kantoor. Het is één kaarsrecht fietspad, maar toch krijgt de wind het voor elkaar om in die zevenhonderd meter minimaal twee keer van richting te veranderen. Geen groter bedrog dan de verleiding van windje mee, simpelweg vanwege haar vergankelijkheid.

“Het is een bacteriële infectie geweest. De dokters stonden voor een raadsel. Ik wandelde veel in de bossen en de duinen dus de ziekte van Lyme sloot men ook niet uit. Hoe dan ook, ik kon geen kant meer op. Letterlijk niet. Figuurlijk niet.”

 

2015-11-15 19.52.11

Denise met Emjée

De combinatie van haar mistroostige oogopslag en de hoopvolle glinstering doet denken aan de blik van het schilderij van mammie. De ‘ondanks alles’ waakvlam. Geruststellend.


Denise vult aan.

“Ik ging mama zo vaak mogelijk bezoeken. Vanuit Delft. Heen en weer naar Terschelling. Ik voelde dat ik haar moest steunen, zoals zij mij ook altijd had bijgestaan. Mijn moeder was mijn heldin. Ongenaakbaar. Mijn broer Sebastiaan zat in Engeland. Hij studeerde daar Engels-Schotse literatuur. Dus ik voelde me extra verantwoordelijk.”

 

Boot Sebas vertrekt naar UK

Emjée staart naar het schip dat Sebastiaan naar Engeland brengt

 

Ze streelt de handen van haar dochter Denise. Emjée had eens op Facebook de clip IOnly Wanna See You Smile gepost. Van Kevin Coyne. Je snapt ineens waarom. Aan het eind van de rit is dat het enige dat je je kind gunt: een glimlach.

 

In 2009 moest het koppel terug naar de wal, door de ziekte van Emjée. Terug naar het drukke westen was geen optie dus strandden zij ergens halverwege. In een dorpje in de buurt van Steenwijk.

Denise vond werk in de kinderopvang. Als ze aan vroeger denkt doet ze dat met een innemende glimlach, zonder bitterheid. Binnen een oogwenk voelt ze weer die verliefdheid op Axel Rose uit haar puberteit. Ze bloost als ik ernaar vraag. Dat doe ik ook altijd als ik gevraagd word naar mijn jeugdige obsessie voor Samantha Fox. Ik had al haar LP-hoezen.

[Klik op Samantha voor haar vergrotingen]

 

Moeder en dochter missen hun zoon respectievelijk broer Sebastiaan, inmiddels lector aan de Bristol University, al haasten zij zich erbij te zeggen dat ze zijn geluk in Engeland geenszins willen dwarsbomen. In plaats daarvan hebben zij Niklas Zennstrom en Janus Friis, de uitvinders van Skype, heilig verklaard.


“En hier in Steenwijk ben ik gaan schilderen. Het begon met een schildercursus. Dat is misschien wel mijn redding geweest. Ik zie Denise enkele keren per week. Ik houd van ons nieuwe huis. Van Peter. Van Nanook. Van mensen. Van de rust van de natuur. Van de lentebloesem. Ik ben het leven gewoon veel dank verschuldigd.”

2015-11-15 15.14.47

 

Voordat ze begint over de ontroerende nestdrang van de Drentse Roodborsttapuit (een broedvogel bekend om zijn aanlokkelijke roep die door de wat gespannen ornithologen onder ons vaak als hysterisch wordt omschreven) schiet ze ineens van tafel naar boven toe. Gestommel. Peter maakt van het moment gebruik om de keuken in te gaan. We eten Mexicaans. Op de kast staat een fles rode wijn klaar.

In mijn hoofd komt een gedicht tot wasdom. Zo maar. Onaangekondigd. En vooral ongestructureerd. Zoals dromen vaak zijn.

 

Hier ben ik
degene die je wil zien lachen
en dat kan je
met wat hulp
van vrienden.
Laat me je meenemen
naar Parijs
waar we watermeloenen zullen eten
en ons laten inpakken
door de liefde
die als drug
al het verdriet doet verdoven
ik wacht op je, Mammie
kloppend, op de trap,
aan de Hemelpoort
In Café de Flore
als de nacht valt
en jij in mijn oren fluistert:
droom maar schat….droom maar… droom, droom, droom…

 

Plots staat ze weer voor ons. Ineens. Met een omgedraaid schilderij. Ze heeft me wakker geschud zonder dat zij dat in de gaten heeft.

“Tadáá!”

2015-11-15 20.11.13

 

Het portret van Alex. Van de CD hoes Gegroefd. De lijnen in Alex’ gezicht heeft ze extra geaccentueerd zodat er geen enkele misvatting kan bestaan over de legitimiteit van de CD-titel. Mijn stoel heeft een rugleuning die mij belet naar achteren te kieperen.

“Dit is hem Marco. De man die ons uiteindelijk samen bracht: onze Alex! En die wil ik jou schenken…of….laat ik zegen…die wil ik veilen. Via Facebook. Het geld is voor het goede doel. Voor jouw Alpe d’HuZes Actie 2016….doe je best!”

Daarna de stilte. Met echo.

2015-11-15 20.11.40

 

***

 

We zitten in de auto.

Peter had zojuist nog met filelezersstem uitgelegd hoe Steenwijk te verlaten, gevolgd door een foto onder het Spookrijdersbord vlak voor hun woning, afgesloten met een knuffel die voelde als de eerste en de laatste, zoals alleen mensen met gevoel voor dramatiek dat doen, omdat het besef van de eindigheid altijd bij hen aanwezig is. Als een hinderlijke strontvlieg.


Het regent nog altijd. Ik kijk naar het vermoeide gezicht van een voor zich uit starende Anita. Voor de 339
e keer staat de CD Voort! van Alex op.

Het bestaan bijeen geharkt in één weekend.

De niet te stoppen tranen van mijn ouders. De ongeschoren schoonheid van Rotterdam. De onuitputtelijke kracht van de muziek. De uitzichtloze waarde van de poëzie. De vluchtwegen die de humor ons biedt. Parijs. Meedogenloze vergezichten. In kletsnat Steenwijk. Het schilderij van Café de Flore. De Gegroefde Alex. Mijn Alpe d’HuZes Campagne 2016. Die de naam Zingen in de Storm zal dragen. En de onophoudelijke regen die dit beeld kracht bij zet.

 

***

 

Een kunstenaar heeft de neiging in de verte te kijken als het voor de hand liggende voor de hand ligt. Vanuit dat perspectief was Marcus Josephus op zoek naar Marie-José. MJ zocht Emjée. En vond haar, uiteindelijk daar waar alles begint en ook weer eindigt: L’Amour, Toujours l’Amour…   

 

Voor Emjée. Van MJ.

 

2015-11-15 18.05.01

 

 

Dank aan Emjée, Peter en Denise voor hun medewerking en openhartigheid.

Dank aan Mark Zuckerberg voor zijn even krankzinnige als briljante idee om wildvreemde mensen aan elkaar te laten koppelen.

 

 

-