Wir brauchen keinen Hurrikan
Wir brauchen keinen Taifun
Denn was er an Schecken tun kann
Das können wir selber tun.
Uit: Autstieg und Fall der Stadt Mahagonny, Bertolt Brecht 1929

Een been. Een schoen. Een arm, zonder hand. Onduidelijke papieren en dozen verspreid over de grond. Achtergelaten verpakkingen. Een losse hand. Tussen de restanten scharrelen mensen, een beetje wezenloos, op zoek naar iets bruikbaars.

Waar zijn we? De vertrekhal in Zaventem? De bazaar van Aleppo? De filmset van Dawn of the Dead? Neen. Het is the day after in voorheen ’s lands grootste warenhuis. Na een week leegverkoop is het hele filiaal omgetoverd in een warzone. Overal liggen dozen, kleerhangers, stukken van paspoppen, schappen hangen scheef of zijn met roodwitte linten afgezet. Een horde koopjesjagende piranha’s heeft schaamteloos dozen omgekeerd, of zelfs verscheurd, schappen losgetrokken, kleding van paspoppen gerukt, misschien zelfs gevochten om die ene blouse. Hele winkelvloeren zijn geplunderd, kaalgeschoren als een moffenhoer na de oorlog. Met zulke klanten heb je geen terroristen meer nodig.

Bij de roltrappen staan nog fier de slogans van V&D in zwarte letters op de witte boardings. “We blijven je verrassen.” “Er is hier zoveel om van te genieten” Slogans die op het laatst meer wens dan waarheid bleken. Het instituut Vroom & Dreesmann is een ingeslapen reus en na diverse reanimatiepogingen voorgoed verleden tijd. Het fiere pand dat op het Beursplein oprijst aan de kop van de Koopgoot geeft aan de buitenkant weinig prijs van de ontreddering binnen. Niemand die bloemen neerlegt. Geen menigte die een condoleanceregister tekent. In de rest van de winkels heerst de vertrouwde drukte, gezellig voor wie van winkelen houdt, keep on smiling voor de voortploeterende winkeliers. Maar het instituut is niet meer.

Onder degenen die de teloorgang analyseren heerst een sfeer van ‘eigen schuld, dikke bult’. Ook de tienduizend medewerkers ‘zagen het wel een beetje aankomen’. Een directie die vol inzette op de eigen kledingmerken in een tijd waarin de consument juist zijn identiteit laat afhangen van de merken die hij draagt. Een nieuwe koers die ingezet zou worden, het jaarlijkse Prijzencircus dat net was opgetuigd toen de geldkraan definitief werd dichtgedraaid. Vastgoedeigenaren, hedgefondsen en andere belanghebbenden gokten en verloren. Ten koste van banen, ten koste van de uitstraling van hele binnensteden, ten koste van een instituut.

De leeggeroofde winkelvloeren vertellen hun verhaal. Over de producten, de merken en de kwaliteit, die goed was maar de uitstraling miste om nog langer hordes klanten te trekken. Behalve de afgelopen dagen. Over de winkelketens die in het lage segment de markt overnamen, de consumenten die liever online shoppen, over inkoopafdelingen die net de verkeerde merken kiezen, over een verwarrende tijd waarvoor we liever niet onszelf de schuld geven, over een winkelformule die over de datum was. De formule van het instituut.

Iedereen heeft zijn eigen verhaal bij Vroom & Dreesmann. In middelgrote gemeenten vaak het enige warenhuis van betekenis, een centrale hub in menige winkelstraat. In mijn geboorteplaats Den Bosch waren er vroeger zelfs twee: de Grote V&D, een betonnen kolos aan de Pensmarkt en de Oude V&D, een prachtig art deco winkelpand uit de jaren dertig twee deuren naast het stadhuis. In mijn beleving kocht ik daar alles. Dingen om mee te schrijven, mee te tekenen, schriften en kaftpapier bij de Schoolcampus, speelgoed, kleding, schoenen. V&D was de winkel waar je met je moeder naartoe kon en dan kon wegsneaken naar de dingen die je als jongen zelf interessanter vond. Het maakte V&D generaties lang tot een instituut. Een vanzelfsprekendheid in de winkelstraat waar je, ongemerkt en onbewust, nog zelden een voet naar binnen zette.

Ik loop als ramptoerist over de winkelvloeren en voel meer dan ooit de overgang naar nieuwe en onzekere tijden. Daar heb ik geen analisten voor nodig.

-