‘Ik werd geïnterviewd in het hotel aan de voet van Galibier. Daar was jij ook bij Spookrijdert. Na mij was Anne (van Alphen, mjh) aan de beurt. Hij had het over de roofvogels die hij had gezien onderweg. De marmotten. Hij sprak over de stilte die hij zo intens had beleefd. Hij huilde bijna, zo mooi, zo puur, zo intens. Anne legde onbewust de vinger op de gevoelige plek: door mijn prestatiedrang had ik verzuimd te genieten. Terwijl ik me dat júist had voorgenomen sinds mijn ziekte.’
Aan het woord is mijn fietsvriend en Alpe d’HuZesser Ron Heuker, geboren 9 april 1964 te Haarlem.
In 1966, als Ron twee jaar oud is, verhuist het gezin Heuker van Haarlem naar Rozenburg. Zijn vader, een zogenaamde ‘piping engineer’, komt daarmee dicht bij zijn werk in de Botlek te wonen. Rons broer Paul wordt dat jaar geboren.
‘Ik kom uit een sportief gezin. Mijn ouders speelden beiden badminton, Paul en ik dus ook. Mijn moeder was de oprichtster van de badmintonvereniging in Rockanje waar we in 1968 heen waren verhuisd. Paul en ik speelden op het hoogste niveau. Twee keer per week trainen en in het weekend een wedstrijd en/of een toernooi. Op zondagavond keken we natuurlijk Studio Sport. Maar alleen als je je huiswerk had gedaan. Daar waren ze streng in, mijn ouders.’
De opvoeding draait om werken. Discipline.
‘”Als je wat te klagen hebt, moet je gewoon harder werken”, zei mijn vader altijd’, aldus de glimlachende Ron. Hij tuurt naar buiten. Hij heeft een imperium opgebouwd in de airconditioningsbranche, al wuift hij het woord imperium meteen weg als ik het in mijn mond neem.
‘Aircovent heet mijn toko en ik zal altijd het Aircoventje blijven, zoals jij altijd onze Spookrijdert zal blijven hahaha.’
Het is waar. Hij noemt zichzelf inderdaad het Aircoventje, waarmee Ron het understatement van het decennium heeft verdiend. Chapeau. Hij verlaat zijn kamer pijlsnel om koffie te halen.
[klik op de afbeelding voor een vergroting]
‘Zo. Waar waren we gebleven Marco?’
Voor het eerst dit gesprek noemt hij me geen Spookrijdert maar Marco. Voor het eerst dit gesprek meen ik te voelen dat Ron de eigenlijke Spookrijder is. Niet ik.
‘Brielle. Middelbare school.’
‘Oh ja. Ik ben nooit een schooltype geweest. Meer een doener. Ik was een druk baasje. Ook in de vakanties ja. Hard werken, dat leerde ik van mijn pa. Nooit je hand ophouden. Nooit voor niemand niet.’
Ron werkte graag met zijn handen.
‘Sleutelen aan brommers en zo. Je weet wel.’
Ik kuch. Ik weet weer eens van niets. Ik weet het verschil niet tussen een schroef en een moer, ik kan niet verstekzagen (ik kan überhaupt niet zagen), ik heb geen boor, ik kan geen band plakken, ik weet niet wat een bougie is, laat staan doet. Wijn drinken. Dat kan ik dan weer wel.
‘Maar liever had ik naar de MAVO gegaan hoor. Vanwege de meisjes daar hahaha.’
Ron gaat met gepaste puberale tegenzin naar school. Roken doet hij niet, drinken met mate. Eén keer in de maand wordt de disco bezocht. We schrijven eind jaren ’70.
‘Dan was in de Welkomkerk ja. Ik weet het nog goed. Ik had na een hoop zeuren een spijkerbroek van Wrangler gekregen van mijn moeder. Ik voelde me helemaal de bink. Muziek die toen werd gedraaid was Status Quo. Queen. We dansten op onze knieën, om luchtgitaar te spelen hahaha. Kom ik thuis, mijn ma he-le-maal over de rooie. Mijn nieuwe Wrangler was bij de knieën al helemaal versleten man hahaha!’
Ik slaak een zucht van opluchting, dit deel is herkenbaar. Ook ik deed alles (letterlijk alles) om mijn tong in het verhemelte van ieder exemplaar van de tegenstelde sekse te krijgen. De lat lag laag.
‘Na de LTS wilde ik wat anders. Actie. Ik werd gek van school. Ik was een enorm druk mannetje. Altijd aanwezig. Altijd voorop. School was niets voor mij. Nee marinier worden, dat leek me wel wat. Ik was al door de keuring gekomen, het contract was al ondertekend, maar mijn pa zag het helemaal niet zitten. Hij zei “jij gaat gewoon naar de MTS. In Brielle zit de Middelbare Zeevaartschool. Da’s wat voor jou. Ik regel het wel met Defensie.” Zo ging dat toen. Je had niets te vertellen.’
Drukke jaren dienen zich aan. Jaren die bepalend blijken voor Rons verdere leven. Hij gaat naar school en in het weekend verdient hij bij. Hij heeft een krantenwijk, werkt in de keuken van strandtent Badlust en verdient wat centjes erbij als de tuin van pa en ma onderhouden moet worden.
‘In 1981 dronk ik mijn eerste biertje. Ik was zeventien. Ik had genoeg geld gespaard voor mijn eerste brommertje. Ik was tróts man. Met de brommer naar school. Dat stond voor vrijheid. Snelheid.’
Snelheid. Een kernwoord in Rons leven. Hij komt in het weekend te werken bij discotheek Casablanca in Rockanje die in de volksmond Cas werd genoemd.
‘Cas was gewoon the place to be. Ik wilde erbij horen. Bij die scene. Ik solliciteerde en werd glazenophaler hahaha. Kijk ik dacht zo: een discotheek bezoeken kóst geld, werken bij dezelfde discotheek levert geld óp!’
Door de contacten in Cas werd de wereld van Ron letterlijk en figuurlijk groter. Alle mensen van de beau monde kwamen er. Buiten werktijd werd uitgegaan in Rotterdam. Ron ging mee met de vaste klantenkring van Cas. Rotterdam maakte een verpletterende indruk op Ron.
‘Mijn eerste broodje shoarma at ik op de Witte de Withstraat hahaha. Op de een of andere manier wist ik toen al precies wat ik wilde. Cas werd uitgebreid, ik kreeg de blauwe bar toegewezen, ik was net achttien geworden man. Barry White werd gedraaid en Earth, Wind & Fire. Lou Rawls. I see you when I get there’…’
Ron was bovendien een goed zeiler en surfer. Die zomervakantie verbleef hij in Friesland waar hij zeilles gaf bij zeilschool Awelibo, in Dokkum. Een klant werkte bij een autosloperij. Daar kocht hij zijn allereerste auto.
‘Een lelijk eendje hahaha, je weet wel zo’n 2CV4. Ik zie hem nog zo staan. Onder een boom. Zo lek als een mandje was die auto die ik kocht 450 gulden. Ik knapte hem zelf op. Die zomer reed ik naar Rockanje met dat lelijke Eendje voor mijn pa’s verjaardag. Hij wist niet wat ie zag, maar ik zag ook hoe trots hij op me was. Hij raadde me aan om mijn brommer te verkopen. Van dat geld kon ik mijn verzekering betalen. Goede tip van die ouwe Heuker, want ik had er niet bij stilgestaan dat auto’s ook verzekerd moesten worden…’
1983. Zie hem daar rijden. In zijn lelijke eendje. Op het provisorisch gerepareerde dak heeft hij zijn surfplank gebonden. Hij is op weg naar het strand. Hij heeft verdriet, maar niemand die het ziet, want hij draagt een zonnebril. Zijn ouders zijn gescheiden. Geen bonje, geen theater, maar toch. Hij blijft bij zijn pa wonen. Paul gaat met zijn moeder mee. Naar Spijkenisse. Hij vreest het contact met zijn broertje te gaan missen. Het sparren. Het narren. Het plagen. Brothers stuff.
Het gemis moet gevuld. Het gemis compenseert Ron door nóg harder te werken. Hij wil ervoor knokken. Het vooral zélf doen. Het gaat met horten en stoten. Omhoog en omlaag. Kopen en miskopen.
Ron Heuker zit gevangen. In een karretje. Het karretje staat op een achtbaan. Hij kan er niet uit. De vraag is wíl hij er wel uit?
‘Man, ik heb zoveel baantjes gehad. Ik pakte alles wat los en vast zat. Ik móest. Die drive man. Ik heb in de ‘piping’ gezeten. Net als mijn pa. In Rotterdam. Toen naar de concurrent in Breda. Ik werkte als een bezetene die jaren.’
Ron leert die periode de zeven jaar oudere Anita kennen. Persoonlijk weet ik alles over Anita’s die zeven jaar ouder zijn. Ik ben een specialist. Ik ben een verslaafde. Ik kan niet meer zonder. Als rode wijn.
Ook Ron werd, net als ik, op relatief jonge leeftijd vader.
‘In 1989 zijn we getrouwd. In 1990 werd onze zoon Jeff geboren. Ik was 25. Anita en ik woonden in Bergschenhoek. Ik was als manager werkzaam in België. We verkochten van die mooie rondvormige loodsen van plaatstaal die je in België nu nog regelmatig ziet. Iedere dag reed ik op en neer.’
In 1990 komt Ron terecht in de wereld van airconditioning. Hij heeft de wind mee en dan heb ik het niet over de opwarming van de aarde en de daarmee gepaard gaande noodzaak van airco’s: hij is door zijn opleidingen technisch perfect onderlegd en heeft door zijn werkervaring inmiddels de benodigde productkennis.
Het karretje maakte overuren op de achtbaan.
In 1994 begint hij zijn huidige bedrijf Aircovent. In het schuurtje in de achtertuin. Hij doet alles zelf. De import vanuit China, de boekhouding, het laden, het lossen, het papierwerk, het inpakken. Pas als hij voelt dat hij het niet langer alleen kan, neemt hij zijn eerste medewerker aan.
‘Jos. En die werkt nog steeds bij me. Maar het begon allemaal in dat schuurtje van me. En moet je nou eens kijken man…we zitten nu in het kantoorgedeelte van ons bedrijfspand dat 2.800 vierkante meter telt. Hier zijn we in 2006 ingetrokken.’
Ik blader door zijn brochure en bekijk producten die me niets zeggen. Geïsoleerde koelleidingen. Leidinggoten. Condensorwaterpompen. Bij mij thuis en op kantoor functioneert alles, maar je hebt geen idee hoe of waarom. Je neemt alles voor lief, totdat het karretje hapert en tot stilstand komt. Dan is het huis te klein. Of het kantoor.
Wat ik wel kan (écht goed kan) is rode wijn drinken. Dat doe ik graag met Ron. Zoals in Hôtel de l’Europe in Saint-Jean de Maurienne, in september 2016, nadat in twee dagen de Glandon, de Croix-de-Fer, de Télégraphe en de Galibier waren bedwongen. De huiswijn werd al snel vervangen door kwaliteitswijnen die aangerukt werden alsof het Seven-Up betrof.
‘Wat een avond’, zei Ron die de rest van de avond de arm van de Spookrijder over zijn schouder moest dulden.
‘De prijs van mijn dadendrang was hoog. In 2007 scheidde ik van Anita. Ik verhuisde naar de luxe Montevideo torenflat in het centrum van Rotterdam, op de Kop van Zuid. Ik probeerde vooral wat bewuster te gaan leven. Ik begon weer te sporten om mijn overgewicht tegen te gaan. Was ook niet zo moeilijk: in het Montevideo heb je een prachtig fitnessruimte, een zwembad, sauna noem maar op.’
Bij het woord sauna laat hij een moment stilte vallen.
‘Ik zit op een avond in die sauna, zegt mijn hardloopmaatje ineens “moet je jouw bal zien. Die is groot man!” Ik maakte er nog een grapje over. Je weet wel. Jongensonderelkaarhumor. Maar onder de douche merkte ik ook dat ik overgevoelige tepels begon te krijgen. Overgevoelig in de zin van pijnlijk. Ik naar de dokter. Die vroeg of ik een hardloper was. Nou ‘ja’ dus. Daar kwam het van. Van het schuren. Volgens de dokter. Beetje crème erop. Niets aan de hand.’
Ron laat zijn blik vallen op zijn brochure, tikt met een pen, staart naar buiten, wendt zich dan weer tot mij met een blik die zowel rust als ernst uitstraalt. Ron heeft voorkennis.
‘Maar mijn bal werd alsmaar dikker. En harder. Zwaarder. Ik naar de huisarts. Die voelde eraan en vroeg toen heel droogjes naar welk ziekenhuis ik het liefste wilde.’
Ron had toen al verkering met de Amsterdamse Dianca met wie hij later zou trouwen. Dianca vergezelde hem naar het Sint Franciscus.
‘Ik herinner me nog de leegte te stilte van de wachtkamer. Man man man. De uroloog was snel in zijn diagnose: teelbalkanker. Morgen wordt u geopereerd mijnheer Heuker. Ik voelde de grond onder mijn voeten wegzakken. Ik vroeg of er de mogelijkheid was voor een second opinion. Ik weet nog dat Dianca toen een schop tegen mijn schenen gaf.’
Ron beschrijft zijn gevoel.
‘Alsof er een trein over je heen dendert. Ik ging me verdiepen in het verhaal van Lance Armstrong en begreep dat het een ‘goede’ plek was voor een tumor. Maar toch….maar toch…’
De achtbaan hield stil. Het karretje bewoog voor geen meter. Met lood in de schoenen ging hij de dag erop naar het ziekenhuis, met Dianca die de hele nacht had gegoogeld naar de ins en outs van teelbalkanker.
‘Ik ga voor jou zorgen Ron. Maak je daar geen zorgen over.’
Het beeld staat stil.
Ron, de man die met zijn glimlach deuren opent, ligt op de operatietafel. Hij wil geen ruggenprik. Hij wil weg. Helemaal weg. En daarna zo snel mogelijk weer aan de slag. En naar de film met Dianca in het Tuschinski theater. Hij wil dit helemaal niet. Als jonge jongen droomde hij ervan de beste badmintonspeler van de wereld te worden…. toen de beste surfer die de mooiste meisj….
…en weg is hij….
‘Ik werd wakker. En viel weer in slaap. En werd weer wakker. Met het gezicht van Dianca aan mijn bed. Ik kon wel janken. Op mijn kruis lag een prop watten. Toen bleek dat ik normaal kon plassen mocht ik weer naar huis. Daarna moest ik iedere dag op controle komen. Bloed prikken. In het begin voelde dat geruststellend, maar op een gegeven moment begon het een belemmering te worden. Ik wilde weer gewoon werken. Aard van het beessie denk ik…’
De bloedwaardes waren niet goed. Ron werd doorverwezen naar de Daniël den Hoed kliniek. Het karretje op de achtbaan had zich net voorzichtig in beweging gezet, maar de stilstand kwam even abrupt als onverwacht.
‘Als door een mirakel van God werden mijn bloedwaardes normaal toen ik me eenmaal had gemeld bij de Daniël! Moet je nagaan! Geen chemo. Geen bestraling niets. Voordat ik het wist, liep ik alweer buiten.’
Van 2008 tot 2013 bleef Ron jaarlijks onder controle staan. Ieder jaar was zijn overhemd kleddernat van het zweet als hij zich meldde bij de Daniël. En de opluchting als hij weer ‘schoon’ bleek!
‘Man man wat voelde dat elk jaar kloten als ik weer voor controle moest en dat voor iemand als ik bij wie de kloten waren weggehaald hahaha.’
Ik lach maar niet mee. Slikken. Dat lijkt me het beste te doen in dit stadium. Het slikken van de waarheid. Van de realiteit van alledag. Ron raakt onbewust het hart van de Alpe d’HuZes missie. Ron is het vlees geworden product van ons motto “niets doen is geen optie”.
‘Heeft de ziekte je veranderd Ron?’
‘Jazeker! Leuk dat je daar naar vraagt. Ik ben me nu vooral bewúster van dingen. Ik heb mezelf zo vaak “waarom ik?” afgevraagd. Door de ziekte en niet op de laatste plaats door Dianca ben ik bewuster gaan leven. Ik ben enorm bang voor de dood ja. Ik heb het idee dat het híer en nú te doen is. Niet morgen, en zeker niet in het hiernamaals. Ik ben een doener. Dianca en mijn broer Paul… dat zijn denkers. Heel raar maar door de ziekte ben ik mensen anders gaan zien. Durf ik me ook kwetsbaarder op te stellen. Ik mocht vroeger nooit huilen van mezelf. Mijn trots en waardigheid zaten me in de weg. Ik wilde mezelf sterk vinden. Hoop en troost waren woorden die vooral voor anderen golden. Niet voor mij. Door de ziekte ben ik opener geworden en ik merk dat mijn vriendschappen intenser worden. Dieper. Minder oppervlakkig ook.’
De achtbaan is in volle gang.
‘Kijk. Dát is dé ultieme reden dat ik meedoe aan Alpe d’HuZes. Ik wíl wat terugdoen! Ik kán wat terugdoen! Ik móet wat terugdoen!’
Ron praat in uitroeptekens.
‘Kijk, je moet het zo zien: ik ben gered door de snelheid van handelen van de artsen! De begeleiding en zorg waren perfect! Ook de nazorg ja.’
Met willen, kunnen en moeten is ook meteen die glimlach van zijn jeugdjaren terug. Van de tijd van het lelijke eendje. De surfplank. Discotheek Cas. Lou Rawls.
‘Ik werd geïnterviewd in het hotel aan de voet van Galibier. Daar was jij ook bij Spookrijdert. Na mij was Anne (van Alphen, mjh) aan de beurt. Hij had het over de roofvogels die hij had gezien onderweg. De marmotten. Hij sprak over de stilte die hij zo intens had beleefd. Hij huilde bijna, zo mooi, zo puur, zo intens. Anne legde onbewust de vinger op de gevoelige plek: door mijn prestatiedrang had ik verzuimd te genieten. Terwijl ik me dat júist had voorgenomen sinds mijn ziekte.’
Hij laat een pauze vallen. De pauze geeft me de mogelijkheid aan zijn lippen te hangen.
‘Kort daarna vroeg Norbert (de Boer van Rabobank Rotterdam, mjh) mij om mee te doen aan Alpe d’HuZes met zijn Team R’dam Fund Racers. Alles komt samen op donderdag 1 juni 2017, op Alpe d’HuZes! Ik ben een dankbaar mens. Dankbaar omdat ik iets terug kan doen. En dat is nou eens ONBETAALBAAR, Spookrijdert!‘
***
Grote dank zijn we verschuldigd aan Ron voor zijn medewerking, openhartigheid en vertrouwen om zijn verhaal met ons te delen.
Ondersteun de actie van Ron Heuker in zijn streven om kanker de wereld uit te krijgen!
U kunt op deze link een donatie doen!
Mede namens Ron van harte bedankt voor de support!
Weer mooi stuk ,echt weereentje uit het levrn gegrepen ,wens Ron en alle andere alpduzes veel sterkte in hetbeklimmen van De Berg
Indrukwekkend verhaal Ron. Nog meer respect voor deze kanjert!
Prachtig en passend verwoord Marco!
Steeds trotser word ik deel uit te mogen maken van deze geweldige groep mannen. Wat waardevol! Complimenten (wederom) aan jou Marco en jou Ron voor deze kwetsbare kijk in jouw leven
Schitterend geschreven Marco!! Ik ben geen lezer, maar dit soort verhalen zijn zo indrukwekkend! Ron, fijn dat alles goed gekomen is met jouw gezondheid! We gaan er een mooi feest van maken op de Alpe op 1 juni!!!
Lekker zeg, lig ik wéér een potje te janken. Dank je Ron dat je je verhaal hebt willen delen. Voor mij absoluut een staaltje van je kwetsbaar opstellen. En Marco bedankt voor het zo onbevangen luisteren naar Ron en het zo pakkend verwoorden?
Wauw. Zo mooi en zo puur. Wat mooi dat je het deeld en wat mooi dat jij het schrijft monsieur Hendriks.
weer een geweldig verhaal en zo de motivatie van deelnemers te lezen en Marco, het is je weer gelukt om een levensverhaal om te zetten in positiviteit. Wat een toevalligheden in deze blog, 9 april 1964, onze trouwdag en zijn toenmalige vrouw Anita, die in leeftijd net zo veel verschilden als jouw lieve Anita. 1 juni wordt zeer bijzonder als jullie elkaar treffen na de beklimmingen op de Alpe.
Man man man, wat een ongelofelijk mooi verhaal weer. Dank voor het delen Ron!! Dank voor het schrijven Marco!