Lees hier deel 6 Lipstick Sunset (vrijdag 9 augustus 1989)
Op dinsdag 15 augustus 1989 wordt Raymond op 25 jarige leeftijd gecremeerd in het crematorium aan de Maetelinckweg op Rotterdam-Zuid.
De dag van Raymonds uitvaart is een zwarte vlek in ons geheugen – een herinnering die we liever uitwissen, maar de geschiedenis is onverbiddelijk. Ook op dinsdag 15 augustus 1989 gaat de zon op en onder, wachten mensen bij het stoplicht, doen zij boodschappen of bedrijven zij de liefde. Ook toen draaide de wereld gewoon door. Daar had je in 1989 geen dagelijkse televisieshow voor nodig.
Ronald kan zich nog herinneren hoe de familie bijeenkwam op de Spuikreek:
‘Eigenlijk ging het nog redelijk. Ik ben geen prater, nog steeds niet trouwens. Heb er gewoon geen behoefte aan. Ik weet nog dat ik met Mies en Peet op het balkon stond bij Tante Stien. Het was alsof Raymond ieder moment nog kon binnenlopen. Toen we beneden kwamen stond de rouwwagen te wachten. Dat vergeet ik ook nooit meer.’
In de aanloop naar de crematie heeft Ed zijn huis opengesteld voor vrienden. Iedereen zwijgt als het graf. Ik herinner me nog dat Close Watch van John Cale wordt gedraaid. Sommige meiden huilen. Wij jongens blijven stoer, maar we kunnen ze amper troosten. We voelen ons vooral leeg. Het gemoed is vogelvrij verklaard. Het is alsof de wind vrij spel heeft, waar je je vandaag ook begeeft. Er is geen bescherming, geen pantser, geen verdoving. We zijn aangeschoten wild. Als een hert dat, in zo’n Britse natuurfilm, getroffen is door een vlijmscherpe pijl, maar toch doorloopt. Ineens staan we aan de verkeerde kant van de streep. De zie je nou wels van deze wereld ruiken bloed en dolen als valse hyena’s om ons heen. We kunnen geen kant op.
We roken de een na de andere peuk en begeven ons dan richting crematorium.
‘Ik weet nog dat het ontstellend druk was’, zegt Ronald, ‘niet normaal meer. Er kon echt niemand meer bij.’
Dennis: ‘Voor de uitvaart ging het eigenlijk nog wel. Maar tijdens de dienst… man man wat heb ik gehuild. Dikke dikke dikke tranen. Ik kon niet meer stoppen. Als ik alléén al dacht aan Tante Stien. Hoe bestaat het. Je neef. Zo jong nog. Vijfentwintig jaar.’
De herinneringen van Peet, Michel en Bart zijn gelijkluidend: die zijn er niet. Ze spreken alle drie van één zwart gat, een achtbaan met vrije val, een acrobaat zonder vangnet, een nachtmerrie, een sprong in de afgrond, kauwen met een mond vol spijkers, lopen op vloeibaar teer, het drinken van braaksel en hopen dat er zo snel mogelijk een einde komt aan deze inktzwarte gruweldag.
De aula loopt vol bij Wonderful Tonight van Eric Clapton. Mijn moeder is er ook bij. Ik sta naast Ed en de rest van de vriendengroep. Ik kan mijn ogen niet afhouden van Raymonds kist. Lipstick Sunset van John Hiatt trekt ons nog dieper de trechter in. De slide gitaar van Ry Cooder trekt onze hartkamers open. We happen naar lucht. De schouders van Raymonds moeder hangen er verslagen bij. Soms buigt ze haar hoofd. Ik durf er niet te lang naar te kijken. Ik kan me geen enkele speech meer herinneren. Alleen Into the Mystic nog. Van Van Morrison.
We verlaten de aula als verslagen honden. Met de koppen omlaag. Alsof we straf hebben gekregen voor iets waarvan we niet zeker weten of we schuldig zijn of niet. Gingen we te ver? Of ging Raymond te ver en had hij eerder aan de noodklok moeten trekken? Of is dát juist Rock & Roll? De kop in het zand steken en maar wachten op wat komen gaat. Was het zelfdestructie? Dachten we de hele wereld aan te kunnen door het noodlot in zijn vieze bek te spugen? Dachten we ongestraft het land te kunnen omploegen zonder een kenner raad te plegen?
Of bestaat er wellicht een straf voor het hebben van teveel plezier?
Volgende moment. We moeten Richard van Galen van Raymonds moeder aftrekken. Hij kon zich tijdens de plechtigheid nog goed houden, maar dit moment, het condoleren van Raymonds moeder, wordt hem teveel. Everything dies baby that’s a fact en alweer gaan mijn herinneringen terug naar 12 juni 1985 in De Kuip. Pas buiten komt Van Galen tot zinnen. Zijn pijn zal zijn weg moeten vinden in zijn saxofoon die hij sinds een paar jaar speelt. Wij kunnen niets meer voor hem doen.
Niemand kan niets voor niemand doen.
Die lege slotconclusie trekken we eenmaal buiten het crematorium waar de denkbeeldige finishlijn is getrokken, maar waar we allemaal stokstijf en verlamd blijven staan, als Mozes die pal voor de opengespleten Rode Zee wordt overvallen door twijfels en twijfel is de doodsteek voor de Rock & Roll.
‘Weet je nog eenmaal buiten Mar?’, vraagt Ed, ‘op die trap van het crematorium?’
Ik weet het niet meer.
‘We staan daar een peukie te roken, ma stond te huilen. Jij draait je om en ineens hield je het niet meer. Ik kon je niet meer troosten, zoveel verdriet kwam eruit.’
Niemand kan niets voor niemand doen. Ik weet het echt niet meer. Mijn eerstvolgende herinnering is het samenzijn bij Michel thuis, op de Spangense Kade.
‘We moesten íets doen om Raymond te eren. Waar anders dan bij mij?’
Michel draaide The End van The Doors. Het nummer duurt elf minuten en drieënveertig seconden. Niemand zei iets. We staken sigaretten aan. Dopjes floepten van bierflesjes. Eerbied voor Jim Morrison, eerbied voor Raymond Blom.
Daarna hebben we het op een gigantisch zuipen gezet. Henk Gemser stond met twee vingers omlaag en Hilbert moest nog een ronde.
https://youtu.be/JSUIQgEVDM4
Lees hier deel 8 – After The Deluge (laatste deel)