Vannacht kon ik niet slapen
& luisterde ik
naar muziek van Bob Dylan

& ik dacht aan de apenkooi
van vroeger
Zo’n apenkooi
waar de geblinddoekte gymleraar
een oogje in ons zeil hield
& waar de vrije geest
van de naderende schoolvakantie
rondwaarde
waar geen regels golden
& waar wij als wilde dieren
ronddoolden
zonder besef van ruimte
& eindigheid

Ik proefde de smaak
van zorgeloosheid
& rebellie
toen ik
mijn kunsten liet zien
(behendig & gewiekst)
vurig hopend
op de aandacht
van de mooiste
uit de klas
(zij met de mysterieuze lach
die zij gemakzuchtig
over haar gekmakende
lippen
liet rollen
maar die zich
als een oester sloten
als ik te dichtbij kwam)

na de Apenkooi
zou
(op het perron
van metrostation Zuidplein)
de beloning
voor mijn geduld
& gulzigheid
op mij wachten:
DE EERSTE TONGZOEN!
zo had zij beloofd
terwijl
Bob
op mijn walkman
in de kleedkamer
van het gymlokaal
It Ain’t Me Babe
zong
(die ene uitvoering van Real Live
die mijn broer op een BASF-bandje
had opgenomen)
& hoe ik
Bob smeekte
zijn smoel te houden
omdat hij niets begreep
van de verlangens
van een veertienjarige jongen
van
Rotterdam-Zuid

Er stond iets te gebeuren
maar God
wist ik maar
wat

Ik kon niet slapen
& dacht aan Bob Dylan
& aan
het luchtkasteel van de jeugd
waarin
de lege tijdelijkheid regeerde.

De ongrijpbaarheid
van Dylans ongelijkmatige ongerijmde onomlijnde muziek is als
de apenkooi
& waarin ik
onbekommerd,
onbezonnen,
onbeteugeld
& lichtzinnig
(er bestond geen zwaartekracht)
dacht
rond te kunnen slingeren

& hoe ik tenslotte
net naast
de zachte matras landde
op de koude gymvloer
die niet meegaf

 

 

-