Ik kan niet behangen
Ik kan niet zagen
(laat staan verstek)
Ik kan niet schilderen
Ik kan niet plamuren
Ik kan niet stucen
Ik kan niet witten
Ik kan niet beitsen
Ik kan niet boren
Ik kan niet meten
Ik kan niet frezen
(& ik kan die kleine kutgaatjes in de muur niet opvullen met een of ander vies plakspul dat de hele dag aan je klauwen blijft kleven)
Ik weet niets van elektra
Ik weet niets van de nulkabel
Ik weet niets van aarde
Ik weet niets van volt
Ik weet niets van ampère
Ik weet niets van ohm
Ik weet niets van kroonsteentjes
Ik weet niets van fasedraad
Ik weet bovendien niet hoe lichtjes
lichtjes opschuren
nou eigenlijk
precies
is
Ik had nog nooit van
wildverband
gehoord
Ik weet niet wat een WCD is
Ik weet niet wat doorlussen is
Ik snap niet waarom een trekveer
trekveer heet
(& niet trekkabel)
Bij het woord sifon
denk ik aan een
geslachtsziekte
(& krijg ik jeuk aan m’n kruis)
Ik dacht dat een inbetween
een slippertje (dat niets te betekenen had, dat begreep ze toch wel?)
was
& als ik iemand bacootje moet aanreiken
loop ik in eerste instantie
niet direct
naar de gereedschapskist
Geen potlood
dat achter mijn oorschelp
past
In een bouwmarkt
voel ik mij even eenzaam
& ontheemd
als in de Johan Cruijff Arena
Ik dacht dat een stukadoor
op de grote vaart
werkzaam was
Ik dacht dat Alabastine
een wielrenner
uit Zwitserland was
Ik dacht dat Perilex
een stripfiguur
uit de Asterix & Obelix
was
Daarentegen herkende ik mijzelf wel
onmiddellijk
in het woord
zwakstroom