30 juli 2019
Mijn hele wielerleven dat dik vier decennia beslaat weet ik mij omgeven met wielervrouwen.
Dat begon met mijn moeder. Zij verzorgde mij nadat ik op Camping ‘t Hoekske in de zomer van 1978 een bocht te snel te kort had genomen. Ter hoogte van de speeltuin smakte ik à la Wout van Aert tegen het hek waarin mijn stuur was blijven hangen. De pleisters en verbanddozen waren niet aan te slepen.
Sindsdien kijkt mijn moeder geen enkele afdaling meer als wielrennen op TV is.
In mijn getrouwde leven nam Anita die rol over. Ze plakt pleisters en banden, masseert, vult mijn bidons, scheert mijn benen, wast mijn kleding, legt mijn repen klaar, maakt mijn gezicht schoon, troost me als ik faal en remt me af bij vlagen van overmoedigheid.
Onze dochters zijn de nieuwe generatie wielervrouwen van mijn leven. Zij hebben sinds enkele jaren de liefde voor de vélo ontdekt. Ze zijn fan van de Tour en proberen te “zitten” als Chantal die zij Chantie noemen.
Als we met zijn drieën gaan fietsen noemen ze het koers en dan op zijn Vlaams. Kuurs of zoiets.
Vandaag was het Kuurs in de Gorges de la Nesque.
In de afdaling viel Estelle. Eigen schuld zei ze nog, want ze had omgekeken naar haar zus en daardoor een bocht gemist. Niet erg, wel vervelend.
Gelukkig waren mijn moeder en Anita er meteen voor de eerste hulp.
Zonder wielervrouwen geen wielerleven.