Rotterdam, 18 oktober 2024

 

Beste Carola,

 

Precies op het moment toen jij vorige week donderdag beëdigd werd, het was donderdagmiddag 10 oktober 2024 en je de woorden “Rotterdam is nooit alleen ik, Rotterdam is altijd wij, wij zijn Rotterdam” uitsprak, affijn precíes op dat moment dus, zei Agnes “zeg maar Agnes” tot ons, hetgeen mij deed besluiten om jou in deze brief jou te noemen en u niet u. Wat ik bedoel te zeggen: hoger in de pikorde dan Agnes kan je als mens in mijn heldenboek niet staan, tenzij je Willem van Hanegem, Joop Zoetemelk of Bob Dylan heet, dat dan weer wel, Agnes zal me dat vergeven, maar goed mijn punt is dat als we Agnes dus Agnes mogen noemen, dan sta jij mij vast toe dat ik jou je en jou noem in deze brief.

Een wat moeilijke openingszin Carola, mijn excuses daarvoor, maar het punt is dat je moet weten dat er belangrijke dingen gebeurden in jouw stad, juist op het moment dat jij dus beëdigd werd tot burgemeester van de mooiste stad van Nederland, wat zeg ik, van de wereld!, vergeef mij mijn chauvinisme Carola, maar de liefde voor mijn geboortestad is grenzeloos, het is een soort liefde die blind maakt, omdat ik diep in mijn hart ook wel weet dat Parijs en New York eigenlijk de titel “mooiste stad van de wereld” verdienen, maar verdomme Carola, we dwalen weer af, al heeft het DNA van Rotterdam weldegelijk een lineair verband met onze missie en daarmee met deze brief.

Maar goed, op het moment dat jij dus op de Coolsingel geïnaugureerd werd, toen werden wij 1,7 kilometer verder (ik heb dit met Google Maps gecheckt Carola, dus bespaar je de moeite over de juistheid hiervan) door Agnes en Mandy ontvangen op het Erasmus MC aan de Dr. Molenwaterplein, althans wij spraken af bij de ingang aan de Zimmermanweg 13, een straatnaam die mij onmiddellijk deed denken aan de geboortenaam van Bob Dylan (zijnde Robert Allen Zimmerman) en nou moet je weten dat ik niet in toeval geloof, dus je kunt je voorstellen in welke gemoedstoestand ik mij bevond toen ik even vóór de kennismaking met Agnes en Mandy voor de imposante ingang van het Erasmus MC aan de Zimmermanweg 13 (kan jij trouwens niet per onmiddellijk iets aan dit “huisnummer” doen Carol, ik bedoel het getal 13…) stond te wachten op mijn fietsvrienden.

Misschien is het goed (en ook wel netjes) om uit te leggen wie we eigenlijk zijn en wat die “wij” precies te zoeken hadden op het Erasmus MC aan de Zimmermanweg 13. De “wij” is een afvaardiging van de Rotterdam Fund Racers, een stichting die in 2016 is opgericht en die zich op haar website als volgt laat omschrijven:

 

De Stichting Rotterdam Fund Racers is hét netwerk van actieve Rotterdamse ondernemers dat vanuit het hart iets terug wil doen voor de samenleving. Onder het motto ‘Hand in Hand Vastberaden’ zijn wij ieder jaar vaste deelnemers aan Alpe d’HuZes waarbij geld wordt opgehaald voor KWF. 

 

Op het moment dat wij, onze namen volgen zo meteen, de trap naar de centrale hal opliepen Carola, en jij dus werd voorgesteld aan tal van notabelen wier namen jij op zeker al lang weer vergeten bent (geeft niks, zolang je de namen van de helden van het Erasmus MC maar niet vergeet), toen werden we dus ontvangen door Mandy wier dankbare glimlach zo breed was als de hoofdingang van het Erasmus MC.

Affijn die “we” bestond dus uit Steven, een boomsterke fietser met rode appelwangen en fietsdijen waar een gemiddeld paard de hik van krijgt (en een kleur fiets die ieder jaar weer voer tot discussie is en de nodige hilariteit oplevert); Monique, helaas een ervaringsdeskundige van borstkanker met een ijzervretende wil om kanker de wereld uit te wandelen (vroeger fietste zij, maar dat gaat niet meer); Mark, bestuurslid van de Rotterdam Fund Racers, een kerel bij wie de emoties steevast hoog liggen als vanaf januari onze gezamenlijke strijd tegen kanker onze agenda gaat bepalen; zijn eega Heidi, medewerkster van het Familiehuis Daniël den Hoed en verleenster van tal van han- en spandiensten vóór, óp en ná de Alpe, met name op het gebied van communicatie (en wees blij dat ik dat niet hoef te doen Carol, uit mijn pen kruipen te veel te vaak te kritische geluiden, neem nou je voorganger Abou die wel met die hoge rode prethoed reclame staat te maken voor de Daniël den Hoed, maar die zich aan het eind van zijn Rotterdamse reis uitgebreid laat fêteren met een feessie dat een miljoen heeft gekost terwijl hij notabene zelf aan schildklierkanker leed, ik bedoel één miljoen euro Carol, heb je énig idee wat Agnes met een miljoen kan dóen?!); Thomas, tevens bestuurslid van de Stichting, de man van de financiën, maar in dit verband nog veel meer de-man-van én de-vader-van; en tot slot moi-même, Marco, sinds dag één van de oprichting ambassadeur van de Stichting Rotterdam Fund Racers Carola. Sinds 2013 fiets en schrijf ik mij de blaren op mijn billen respectievelijk handen om aandacht te vragen voor de strijd tegen kanker.

Een lange aanloop Carola, ik geef het toe, maar je moet natuurlijk wel weten wat er zoal gebeurt in jouw stad op het moment dat de genodigden op het stadhuis aan de Coolsingel zich het eelt op hun ellenbogen duwen om maar in de buurt van jou te komen, hun smartphone bij de hand houdend om te poseren in het decor van hun eigen gecreëerde Orakel van de Selphie.

Nadat Agnes namens de Stichting een cheque van maar liefst dertig duizend euro ter ondersteuning van het ENDO67 onderzoek naar borstkanker had ontvangen, kregen we een serieuze presentatie en rondleiding door het Erasmus MC. Terwijl op de Coolsingel met een hamer werd geslagen en jij jouw eed bekrachtigde met een opgestoken wijs- en middelvinger, leerden wij meer en meer over het onderzoek naar borstkanker waar Agnes leiding aan geeft.

In de kern betreft het een onderzoek dat vier jaar duurt waaraan 185 vrouwen aan deelnemen. “Doe ik het niet voor mijzelf, dan wel voor de volgende generaties”, zo vatte Agnes de algehele motivatie van deze vrouwen samen. Kippenvel van een tafeltennisbadje Carola, dat begrijp je.

Had jij trouwens ooit van tamoxifen gehoord Carola? Of van mammacarcinomen? Lymfekliermetastasen? Endoxifen? Ik niet, ik zeg het eerlijk.

Mandy en Agnes namen ons mee naar tal van afdelingen van het Erasmus MC. In de presentatie van Agnes vielen ons twee dingen op: ten eerste wat weet Agnes veel (en wat weten wij weinig) en ten tweede wat maken wij ons dagelijks zorgen om het absolute niets Carola. Onderweg naar de afdeling mammografie deed deze complete onwetendheid onzerzijds mij denken aan de uitspraak van Socrates, ik weet slechts één ding: dat ik niets weet.

Radiologe Sophie liet ons in goed Rotterdams de ‘pletmachine’ zien, een soort van tosti-ijzer waaronder het meest sacrale onderdeel van het vrouwelijke lichaam gewalst wordt. Daarna liet Sophie zien hoe uitvergrote tumoren op beeldschermen worden opgespoord, hoe en waar patiënten in de wachtkamer het nieuws (goed of fout) wordt medegedeeld, en dat iedere dag keer op keer Carola, ga d’r maar aan staan.

En wij intussen maar klagen over de koersval van de dollar, de file op de A13 of de onvoorziene rentestijging op de middellange termijn.

Terwijl wij onderweg waren naar de afdeling pathologie (lift omhoog of omlaag, gang door, trap op, deur door, trapje af, weer een deur door, immense hal door, deur in, halletje wachten op lift, omhoog of omlaag, wat een doolhof, wist jij Carola dat het Erasmus MC met 39 operatiekamers, 1.233 bedden, 121 intensive careplekken, 16 radiotherapiebunkers, 13.858 medewerkers en 949 specialisten het grootste academische ziekenhuis van Nederland is), affijn toen wij dus zo onderweg waren en ik Agnes Thomas hoorde vragen hoe het met Karin ging, toen gingen mijn gedachten dus uit naar de Alpe, naar bocht 21, bocht 16, 13, 7, 6, 3 en 1, naar restaurant La Lanterne waar wij na iedere beklimming worden opgewacht door feestmuziek en dansende en schreeuwende supporters, waar je als doodvermoeide fietser moet vechten tegen de tranen omdat dát hetgeen is wat wij doen Carola, ver weg van Rotterdam, maar o zo dichtbij Rotterdam. Wij zijn Rotterdammers in dienst van de Agnessen, Mandy’s en Sophies van deze wereld, zoals de Agnessen, Mandy’s en Sophies van deze wereld op hun beurt in dienst staan van de medemens die zorg behoeft.

Op de afdeling pathologie legde Carolien met een zachte g uit hoe tumoren worden ontleed. We waren gekleed in lichtblauwe en gele overjassen die Steven een grap over de Amerikaanse televisieserie ER ontlokte. Ik was zelf in een gevecht gewikkeld met mijn overjas die ik te strak om mijn middel had geknoopt terwijl ik mij in blinde paniek afvroeg waar mijn vrouw Anita was als ik haar echt nodig had (gelukkig hielp Agnes mij met het geduld en de slagvaardigheid van een Sint-Bernardshond).

Een jonge medewerkster van Carolien sneed in een tumor die uit een tong was gesneden. In een microfoontje sprak zij zachtjes haar bevindingen in, die direct op een beeldscherm in tekstvorm werden vertaald. Op een snijtafel verder lag een geamputeerde vrouwenborst te wachten op verder onderzoek. Carolien liet ons in alle rust zien waar de tumor zich zou kúnnen bevinden. Bocht 5, of Bocht 12, dacht ik nog. Carolien sprak over een ‘pathasser’, iemand die oncologische preparaten beoordeelt. “PathasserT”, corrigeerde ik Carolien, omdat Rotterdam het enige fundament is dat ons uiteindelijk staande zal houden. Ik weet niet meer of iemand lachte om deze kwinkslag Carola, maar dat doet verder niet ter zake.

Terwijl we ons ontdeden van de overjassen, en ik Mark nog “ouwe lekkere Pathassert” noemde, vertelde Mandy hoe dankbaar haar werk als verpleegkundig specialist op de afdeling interne oncologie is. Hoe breng je het slechtst mogelijke nieuws over op een vrouw die van jouw leeftijd is? Je moet weten Carola, dat de Agnessen, Mandy’s, Sophies en Carolienen van deze wereld ook gewoon mensen zijn, mensen met hun alledaagse beslommeringen. Ik vroeg me af of iemand als Mandy überhaupt boos kon worden om een futiliteit (het verkeerde tolpoortje kiezen bij de Péage, een lift die – onderweg naar jouw etage – te vaak stopt, een jongvolwassene die te hard belt in de toch al propvolle metro).

Door de tranen in mijn ogen kon ik niet zien in welke ruimte we nu weer stonden.

Naast enkele enorme (en zeer kostbare) medische apparaten stond moleculair bioloog John ons te woord. John onderzoekt tumoren op nanoniveau. Voor iemand als John neemt een sample van weefsel op een glasplaatje onder een microscoop al mammoetachtige proporties aan. John zoekt het wonder in het piep- en piepkleine door zich iedere dag de “waarom” vraag te stellen waarmee John de rondleiding voorzag van een filosofische lading. Is gedrag van een tumor te voorspellen? Waarom slaat de ene mens links- en de andere mens rechtsaf? Waarom komt de ene mens pas in actie als iemand uit zijn/haar directe omgeving getroffen wordt door kanker en waarom heeft de andere mens die directe prikkel helemaal niet nodig? Wanneer en vooral waaróm is de ene borsttumor resistent voor tamoxifen en de andere niet? John smeet ons genadeloos de metafysische diepte in, Carola. Wat dacht je van de opmerking “wat we niet weten, kunnen we niet zien”. Die vaststelling moet voor een moleculair bioloog als John een dagelijkse kwelling zijn.

Ik wou dat ik John was.

We waren in de diepste kern van het onderzoek beland, Carola. Op het moment dat Agnes ons onbegrip (een eufemisme voor volslagen domheid) op onze gezichten gewaarwerd, trachtte zij Johns onderzoek te vertalen in het idioom van de gemiddelde Nederlander die op rijpere leeftijd met gevoelens van spijt vast moet stellen bij de biologielessen jaren geleden op de middelbare school niet altijd even goed te hebben opgelet, maar achteraf kijkt ook iemand als Agnes een koe in het poepgat. Hoe het ook zij, hoe dieper wij ons begaven in de krochten van Erasmus MC, hoe meer het bovengenoemde citaat van Socrates aan waarheid won en die waarheid deed, zoals alle waarheden des levens, pijn Carol.

Het was op dat moment dat Noor ons gezelschap tegemoet trad. Ze verscheen plotseling tussen twee tussendeuren zoals gasten in televisieshows op de beeldbuizen mid jaren tachtig hun opwachting maakten.

Noor omhelsde haar vader Thomas op de manier zoals dochters nu eenmaal vaders omhelzen, ware het niet dat in dít geval Karins dochter Karins echtgenoot omhelsde en juist dát gegeven gaf me kippenvel Carola. Noor is PhD-student aan de Interne Oncologie van het Erasmus MC, ze had eerder dit jaar met haar broers Lucas en Floris en haar vader Thomas mee willen doen aan Alpe d’HuZes, ware het niet dat een internationaal borstkankercongres in Chicago precies in de week van Alpe d’HuZes viel Carola, nou dan weet je het wel. Voor alle Agnessen, Mandy’s, Sophies, Carolienen, Johnny’s en Noren wijkt werkelijk AL-LES voor hun gemeenschappelijke doel: kanker als dodelijke ziekte de wereld uit zien te krijgen.

De glimlach van de overtrotse vader Thomas was uiteraard volledig gerechtvaardigd, Carol dat snap je.

Het beeld Noor-Thomas liet me niet los, ook niet toen klinisch farmacoloog Stijn in het Lee Towers Laboratorium (over helden gesproken) in Jip en Janneketaal (over helden gesproken) uitlegde hoe de ontwikkeling van medicijnen tot stand kwam. Ik snapte er niet veel van Carola, maar dat kwam allerminst door de uitleg van Stijn zelf (die als apotheker overigens niets, werkelijk níets, weg had van de vleesgeworden antiheld Gernot Trauner). Nee. Het was onze complete onwetendheid die pijnlijk bloot werd gelegd, en juist dát punt wilde ik nu in deze brief duidelijk maken Carola.

Want het moet voor een ieder duidelijk zijn dat het Erasmus MC krankzinnige helden herbergt.

Dag in dag uit werken zij zich de blubber om van kanker, en uiteraard niet alleen van borstkanker, een chronische ziekte te maken. Het laat deze helden niet los. Het laat óns niet los. Omdat kanker de ziekte van de duivel is, omdat kanker de mens in al zijn onschuld treft. Omdat kanker zelfs kinderen kan treffen, Carola. Je durft er niet eens aan te denken.. dat jouw kind of kleinkind… ach ik durf de zin niet eens af te maken. Het maakt me verdrietig en intens kwaad tegelijk Carol.

(Ik kan trouwens ook enorm goed vloeken, dat doe ik op de Alpe veelvuldig, veelal inwendig, maar daarover misschien een andere keer. Rotterdammers zijn koningen van het vloeken en vloeken lucht op, vloeken helpt écht. Verklaar jezelf vooral níet solidair met de Bond Tegen Het Vloeken, sterker nog in 2025 begin ik de Bond Tégen De Bond Tegen Het Vloeken en ik reken op jouw steun Carol!).

We mogen de ziekte kanker gewoon níet toestaan.

Het is voor een simpel brein als het mijne niet te bevatten hoeveel de Agnessen, de Mandy’s, de Sophies, de Caroliens, de Johnny’s, de Noren en de Stijnen wéten, Carola. Hun bescheidenheid staat in geen enkele verhouding met hun kennis en kunde. Ieder mens is zo onvoorstelbaar knap in zijn of haar vakgebied, en tóch tóch tóch weet de duivel nog altijd met scherp te schieten als het de ziekte kanker betreft. We maakten stapjes, maar maken nu stappen die hink-stap-sprong-sprongen moeten worden.

Eigenlijk is het heel simpel Carola. In onze stad (uiteraard in het hele land, maar je bent vandaag nu eenmaal beëdigd tot de burgermoeder van Rotterdam en wij zíjn nu eenmaal de Rotterdam Fund Racers) proberen we allemaal in min of meerdere mate het goede te doen. We proberen te doen waar we denken goed in te zijn.

Alles begint met het verhaal van die ene jonge vrouw die op zomaar een dinsdagochtend iets aan haar borst voelt. De eerste schrik is de benauwdheid die haar verlamt en die haar doet besluiten niets tegen haar man (“is er iets?”) te zeggen. Ze moet eerst eventjes bijkomen. Ze neemt een kop thee, eet een beschuitje en ziet in een flits haar levensfilm aan zich voorbij trekken. Het zal toch niet?

Die avond vertelt ze het in bed aan haar man die het knobbeltje mag (nee móet) voelen. Die nacht slapen ze beiden slecht. Ze besluiten niets tegen hun kinderen te zeggen. Nog niet. Twee dagen later zit de vrouw in het Erasmus MC in de wachtkamer. Een verpleegkundige die zich heeft voorgesteld als Mandy heeft haar begeleid naar de mammografiekamer waar haar borst in de ‘pletmachine‘ wordt gemanoeuvreerd. “Dit is een vervelend gevoel hoor’, zei radiologe Sophie nog.

Die middag krijgt Agnes het rapport van de vrouw te zien. Foute boel. Een biopsie van de tumor wordt naar de snijkamer van Carolien gebracht, piepkleine monsters worden verder onderzocht door John en Noor.

Twee maanden later zet de vrouw de televisie aan. Het is een donderdag in juni en op sbs6 wordt vanaf de Alpe live uitgezonden. De vrouw heeft thee voor zichzelf gezet, haar kale schedel heeft ze bedekt met een modern haarmutsje dat haar kinderen voor kerst voor haar hadden gekocht. Op de tv ziet ze tientallen, honderden, duizenden fietsers en wandelaars de Alpe beklimmen. Sommige dragen een soort van Feyenoordshirts, maar dan in een groenwitte schakering. Sinds borstkanker bij haar is geconstateerd interesseert zij zich nauwelijks meer voor voetbal.

Ze kijkt naar de tv en ziet in de blik van een deelnemer iets van herkenbaarheid. Vlak daarna herkent ze dezelfde strijdvaardigheid bij een supporter langs de kant van de weg. De supporter schreeuwt de fietser op hoog. Op de rug van de fietser is een foto geplakt van een vrouw die glimlacht.

De Agnessen, Mandy’s, Sophies, Carolienen, Noren, Johnny’s en Stijnen hebben die dag geen tijd om naar de televisie te kijken. Hun strijd kent geen zon- of feestdagen. Zij doen wat zij moeten doen en zij kunnen hun werk voltooien dóór die mensen die nu, die donderdag in juni, de berg op fietsen die, op hun beurt, de berg op fietsen omdat zij gesteund worden door de duizenden donaties vanuit het vaderland.

We weten allemaal hoe het verhaal van de jonge vrouw af kan lopen Carola. Er zijn slechts twee richtingen. Goed of fout.

Even later stonden we buiten Carola, op de Zimmermanweg, in jouw stad waar de wind vrij spel had. Ik zei mijn fietsvrienden met een omhelzing gedag en pakte de fiets. En, geloof me of niet, maar ik waande mij dus echt op de Alpe, Carola. Bocht 21, pikkedonker, die hemelse berg op klimmend, die berg die ik als mijn broekzak ken. Ik passeerde de Kralingse Plas en genoot van het windje tegen. Ik voelde het leven tot in de toppen van mijn tenen branden en ik wilde maar één ding: campagne voeren, fondsen werven voor die helden van het Erasmus MC die de centen zo enorm nodig hebben!

Vergeet mijn naam Carola, vergeet onze namen.

Onze donateurs en sponsoren zijn de ware helden die het werk van de helden van het Erasmus MC mogelijk maken. Onze strijd is een estafetteloop waarbij de donateurs het stokje aan ons, de Rotterdam Fund Racers, geven dat wij op onze beurt weer doorgeven aan de knappe koppen van het Erasmus MC die zich in dienst stellen van de patiënten.

Wij, de Rotterdam Fund Racers, zijn slechts de ezels, de waterdragers, en dus kan je onze namen vergeten Carola. Wij zijn als individu anoniem die leven bij de kracht van onze gemeenschappelijke naam.

Maar vergeet daarentegen de namen van de helden van het Erasmus MC niet beste Carola (en bedenk s.v.p. nú al wat je met het geld gaat doen dat voor jou gereserveerd zal zijn als je over zes jaar de scepter aan je opvolger overdraagt). Vergeet in hemelsnaam de Agnessen, Mandy’s, Sophies, Carolienen, Noren, Johnny’s en Stijnen uit jouw stad niet.

Toen ik thuiskwam kon ik geen woord uitbrengen. Ik had te hard gefietst en ik was te overmand door emoties. Anita maakte het avondeten klaar (linzen met chorizo) terwijl Radio Rijnmond opstond. En ik hoorde jou spreken Carola. Jouw mooie stem klonk als helder kristalwater….

 

“Ik was bevoorrecht om de Rotterdamse zielskracht te mogen ervaren. Dat wens ik iedere Rotterdammer toe. En daar ga ik me elke dag vol voor inzetten. Het is die Rotterdamse ziel die, inderdaad, sterker wordt door strijd. Rotterdam is nooit alleen ik, Rotterdam is altijd wij. Wij zijn Rotterdam.”

 

En ik?

Ik kon wel janken, Carola.

Groetjes,

Marco

***

 

FOTOGALERIJ 

 

De foto’s uit het Erasmus MC zijn eigen foto’s
De foto’s van Carol die door de Gemeente Rotterdam zijn gedeeld zijn van Hans Tak en Frank de Roo

 

V.l.n.r. Thomas, Monique, Mark, Agnes, Mandy, Steven, Heidi, Marco

Noor en Thomas

 

Oneindig veel dank aan de helden van het Erasmus MC voor de rondleiding 

 

V.l.n.r. Agnes, Marco, Mandy, Steven, Monique, Mark, Heidi, Thomas

 

De Stichting Rotterdam Fund Racers is een initiatief van vrienden en bevriende relaties uit het Rotterdamse bedrijfsleven. De Fund Racers nemen op sportieve wijze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Sinds haar oprichting in 2016 haalde de Stichting Rotterdam Fund Racers €1.847.686,00 op voor het KWF en/of voor lokale kanker-gerelateerde projecten.

Meer weten over onze stichting?

Bezoek onze website of volg ons op social media – ook in 2025 doen wij weer mee aan Alpe d’HuZes!

Facebook
LinkedIn
Instagram

 

-