De laatste nog levende vriend van Salvador Dali gaat sterven. Nicolas. Hij komt het café binnen, zet zich voor de toog en zegt tegen de barman: ‘C’est fini.’ Dan zwijgt hij en wacht op een reactie, die niet komt.

Hij is een lange, magere, altijd in het zwart geklede tachtiger met een donker getinte bril, ingevallen wangen en hier en daar op zijn bleke schedel een zwart geverfde pluk haar, de restanten van een ooit weelderige bos. In zijn grote, gevoelige, spookachtige gezicht zie je een verleden van absinth, eindeloze gesprekken in nachtelijke cafés, gevaarlijke dromen en toestanden met vrouwen, die zijn weg niet konden of wilden volgen.

Hij trekt zich met zijn dagelijkse glas Pastis aan een tafeltje terug en gaat, zacht in zichzelf pratend, naar buiten zitten kijken. Eens in een duister verleden is hij met zijn vriend Salvador in Antwerpen beland en, diep geraakt door het licht, de surrealistische straten en de mensen hier, niet meer weggegaan.

Vandaag heeft hij geen zin om te praten, maar soms, vooral als er een vrouw bij hem zit, vertelt hij honderduit. Voornamelijk over zijn vriend Salvador. Dat was een vlegel, een speler, een artiest, die ervan hield de wereld op het verkeerde been te zetten. ‘Très intelligent.’

Hij geloofde niet in de alledaagse wereld. Daarachter zat een andere, die veel echter en heviger was en die hij in exuberante, bijna karikaturale taferelen heeft verbeeld.

‘Provocative.’

Een vermakelijke aandachtstrekker, die net als alle grote kunstenaars een gecompliceerde verhouding had met zijn vader. Nicolas zelf had constant met zijn moeder overhoop gelegen, daarom was hij waarschijnlijk een iets minder grote kunstenaar geworden.

‘Trop douce’.

Al jaren exposeert hij in de étalage van de supermarkt bij hem in de buurt. Zijn werk bestaat uit panelen in egale kleuren voorzien van geometrisch figuren, soms onderbroken door een op het hout geplakt voorwerp, zoals bijvoorbeeld een zoutvaatje, een luciferdoosje of een rozet.De prijzen schommelen tussen de 25 en 50 euro per schilderij, wat misschien iets aan de hoge kant is, want volgens de bedrijfsleider van de winkel is er tot op heden niets verkocht.

Als hij met bibberende hand zijn Pastis heeft gedronken, schuift hij het café uit en loopt in gedachten verzonken naar de halte van lijn 10, de tram, die hem terug naar het verzorgingstehuis zal brengen. Een zachtaardige schaduw uit een ver verleden. De barman kijkt hem na.

‘Hij zegt al drie jaar dat het afgelopen is, maar nu begin ik het toch te geloven. Ik heb hem nog nooit zo mager gezien.’

 

-