Zo zou het:

Laura zou stage lopen op het Erasmus MC om onderzoek te doen naar kinderleukemie. Dat onderzoek werd om vijf voor twaalf geannuleerd wegens geldgebrek. Laura’s oom werd woest (zie Kankerlijder zoekt Kankerleider) – kreeg een angstaanjagend agressieve waas voor de ogen, dacht aan Gandhi’s antwoord “dat lijkt me een goed idee” op de vraag “wat vindt u van de westerse beschaving?” en wist meteen dat hij in het verweer moest komen tegen die schrijnende afhankelijkheidspositie van alle Laura’s van deze wereld: hij schrijffietsend geld inzamelen. Om een bijdrage te leveren dat ieder onderzoek naar welke vorm van kanker dan ook onvoorwaardelijk door kan gaan, coûte que coûte.

 

“Ja dat is goed. Zaterdag dus. Na het korfballen van Estelle.”

Zo spraken we af.

En nu zit ze tegenover me. Aan de donkerbruine eettafel. Zij drinkt thee. Ik koffie. Ze is wat ongemakkelijk. ’t Is ook een ongewone setting. Waar gaat dit heen. Waar willen we heen. Ik zie het haar denken. Het is duidelijk: het liefst zit ze naast de spotlight die haar oom deze avond nogal nadrukkelijk op haar heeft gericht.

We beginnen bij het begin.

Ze spreekt over haar middelbare schooltijd. Over de ontluikende interesse voor het onderzoek. Over haar nieuwsgierigheid naar het onbekende, en hoe die ogenschijnlijk onschuldige belangstelling haast als vanzelf een fascinatie werd. Toen zij in gymnasium drie zat bezocht zij op een voorlichtingsdag een lezing van een studente die ook de BML deed.

“Sorry Laura. BML?”

“Oh, ja, nee, sorry. BML. Dat is de studie Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek. Dat doe ik dus.”

Dat doet zij. Laura. De dochter van de zus van Anita. Natuurlijk heb ik overal, te pas en te onpas, een grote muil over mijn talentvolle neven en nichten, trots is nog al een understatement in deze, maar precies weten wat ze nu precies doen? Nee natuurlijk niet. Inhoudelijk je lekker van de domme houden. Jouw terrein par excellence.

Alfa Beta

“Ah OK. Natuurkunde dus. Biologie?”

“Nee nee juist niet. Daar had ik dus juist niets mee. Al dat gemier met beestjes, bloemetjes en fruitvliegjes onder een microscoop.”

Ze kijkt me wat verbaasd aan. Terecht.

Bij een spelletje Dokter Bibber hield het wel zo’n beetje op voor mij. Uit pure onwetendheid ben ik gewoon de hele bêta-bende bij elkaar te pleuren, het een beetje door elkaar te roeren en wat er dan uit komt is voor mij een stinkende brei van oninteressante wetenschappelijke feiten. Oninteressant, omdat ze mijn pet heel ver te boven gaan.

Ik heb er nooit naar gezocht. Ik volgde liever Dylan. Want was het niet zo dat het antwoord, mijn vriend, met de wind mee waaide? In die abstracte veiligheid van His Bobness voel ik me thuis. In de verbeelding kan niemand me iets maken.

Laura zoekt wel naar een antwoord. Vastomlijnd. Concreet. Aantoonbaar. Om die reden benijd ik haar.

 

Zo zat het:

Door toedoen van Dr. Ignace de Hingh, de oncoloog die Lex ooit behandelde, vond zij op de valreep nog een stageplek op de afdeling van het AMC die onderzoek doet naar het zogenaamde Pancreas Ductaal Adenocarcinoom, de meest voorkomende vorm van alvleesklierkanker. In het Latijn dan. Maar een gruwelijke kutziekte blijft het. In iedere taal.

 

Haar moeder Diana schenkt nog eens bij. In haar bijzijn noem ik Laura het liefst Lau. Gewoon om haar te plagen. Want dat doe ik graag, Diana plagen. Ik ben er erg goed in.

“Ik wilde nooit arts worden. Of de verzorging of verpleging in. Dat vind ik emotioneel en psychisch te zwaar. Het lijkt me moeilijk… direct contact met patiënten en zo.”

‘Bij mij is het precies andersom’, denkt de Dokter Bibber in mij. Maar ik zeg niets.

‘Je hebt alle twee nodig’, denk of eigenlijk hoop ik. Om mijn eigen bestaan wat meer inhoud te geven. Te vroeg in het gesprek zit ik al weer te stoeien met mijn eigen ik.

Hamvraag: wat heeft een kankerpatiënt aan een alfa?

Eigenlijk schaam ik me. Ik schaam me dat ik zo weinig over de ziekte kanker weet. Ik schaam me voor mijn eigen egocentrische passies (muziek, literatuur, schrijven, wielrennen en mijn maniakale obsessie voor Feyenoord) die geen enkel algemeen belang dienen. Werkelijk niet één. Maar bovenal schaam ik me dat ik zo weinig over háár weet. Laura. Mijn nicht die op het punt staat over een krappe maand twintig te worden.

“…en nauwkeurig…denk ik.”

“Sorry Laura. Wat zei je?”

Ik heb natuurlijk een deel van Laura’s betoog gemist.

“Nou u vroeg toch of ik met steekwoorden kon aangeven welk soort mensen deze studie volgen? En dit werk kiezen? Nou dat is dus: serieus, gedreven, nieuwsgierig, leergiering, geduldig, en dus nauwkeurig… Wij zijn volgens mij geen impulsieve mensen.”

Ik denk aan mijn dochter Estelle. Wat bij haar vader nog kitsch was, ongeduld dus, heeft die kleine neutronenbom tot kunst verheven. Explosief karaktertje. Net nog. Toen we de wagen uitstapten en ze onredelijk kwaad werd op haar moeder omdat zij, Estelle zèlf dus, haar douchespullen had vergeten mee te nemen.

Ze staan eigenlijk in alles loodrecht tegenover ons: ‘ze’ is bêta en ‘ons’ is alfa. Dat klinkt vijandelijker dan dat ik bedoel. Eigenlijk integendeel. Zijn we wellicht complementair?

 

10363582_920333347991087_7853674450013723125_n

“Laura is een èchte onderzoekster. Zo ken ik haar.”

Aan het woord is Cris, haar vriend. We kijken naar zijn rug. Hij draait zich om zodat wij in zijn ogen mogen staren. Zijn ogen glinsteren. Zo ziet weerspiegelde trots er dus uit.

“En dat heb ik vanaf dag één al opvallend aan haar gevonden. Niet meteen impulsief reageren als er een probleem is. Eerst de zaak rustig analyseren. Van alle kanten. En pas dan een oordeel geven.”

Er volgt een stilte.

“Zo zo”, zeg ik onder de indruk, als een bezetene schrijvende, zeker wetende dat ik deze vijfendertig woorden letterlijk ga overnemen omdat Cris daarmee tot de kern is gekomen.

Uit de mond van een nuchtere Cris stromen doorgaans waarheden. En dat voor die leeftijd. De onzin komt pas als hij bier drinkt. Dan noemt Cris me ineens Mar-re-co! en luistert Laura, met een alerte glimlach, bladerend door een tijdschrift, met een schuin oor mee of Cris niet al te vrijpostig wordt, terwijl hij en ik in een deuk liggen om de platst mogelijke politiek-incorrecte schijtlolligheid.

IMG_5677

Zo zit het:

Laura staat iedere ochtend om half zes op. Ze neemt de trein van twee over zeven van Barendrecht naar Rotterdam CS. Ze arriveert om zeven voor half negen op station Amsterdam Holendrecht. Op de afdeling aangekomen drinkt ze eerst een kop thee. In haar witte jas. Ze hoort de laatste roddels aan, vaak van en over Gerrit, maar ze zegt niets. Ze zwijgt. Dan begint haar werkdag. Bij de koelcel. Waar op minus tachtig graden geconserveerde monsters op haar liggen te wachten. Monsters van kankertumoren. In de pauze eet ze graag een appel.

 2015-02-13 13.42.42

 

Ze lacht veel, Laura. Zenuwachtig lachen is het. Grinniken. Stel ik haar wel voldoende op haar gemak? Mijn dochters zijn mijn recht-op-de-vrouw-vragen gewend. Ze weten niet beter. Bij een tackle met gestrekt been van paps doen ze kalm een stap opzij, zonder verbolgen of zelfs maar verrast te zijn. Maar Laura?

Ze ontwijkt lastige vragen behoedzaam met de behendigheid van een slalom skiester.

Op de vraag van zojuist, ‘waar zit de dagelijkse voldoening van jullie roeping als er soms tijden lang geen resultaten worden geboekt?’, gaf ze zelfverzekerd het droge bêta antwoord, ‘geen resultaat is uiteindelijk ook een resultaat’. Maar op de provocerende vraag in hoeverre idealisme een rol speelt, leek ze aanvankelijk wat ‘überfragt’, net niet geïrriteerd. Daar is ze te beschaafd voor.

“Maar we zijn resultaat gericht! En natúúrlijk speelt idealisme daarbij een rol! Ik wil mensen beter maken. Maar niet aan het bed. Liever onopvallend. In het lab.”

“Ah. Achter de schermen dus. Je bent een stille heldin achter de schermen. Iedere dag tuur jij naar monsters. Dag in dag uit doe jij onderzoek. Naar tumoren. Als een monnik. Daar haal jij je voldoening uit. En als er geen geld meer is, hopla, dan houdt het onderzoek dus gewoon op. Boem. Zo eenvoudig en zo keihard is het dus gewoon?”

Laura knikt en neemt een slok thee.

 

[klik foto’s aan voor een vergroting]

 

Ik kan het gewoon niet geloven. Ze heeft diezelfde wat verontschuldigende ‘sorry ik weet het ook niet’ oogopslag van vroeger. Maar dat nichtje van toen openbaart zich nu, haast plotseling, eigenlijk door dit gesprek, als een zelfbewuste mooie jonge vrouw die, zonder een spoortje opschepperij, woorden in de mond neemt als metastasering, desmoplasie en hypoxie als zij haar ome Mar probeert haar studieproject uit te leggen. Nadien blijken nog twee aanvullende e-mailtjes nodig om een en ander toe te lichten. Tevergeefs overigens.

“In de BML kon ik vervolgens kiezen tussen Diagnostiek en Research. En in Research maakte ik al snel de keuze voor Life Science. Da’s de richting die zich bezig houdt met DNA onderzoek. Genetisch onderzoek dus.”

Laura legt de verschillen uit. Zegt dat ze dènkt dat haar creativiteit meer van pas komt bij Research dan bij Diagnostiek dat zich meer gebonden weet aan het volgen van regeltjes, voorschriften, routines en protocollen. Iedere keer als ze Diagnostiek zegt, trekt ze een gezicht alsof ze een tegenvallend bonbonnetje in haar mond heeft.

Ik knik tevreden, maar weet niet precies waarom. Misschien door het woord creativiteit. Fabienne. Met haar duizend-en-een ideeën die haar ’s nachts uit de slaap houden.

(Opdracht Kunstacademie: zet een onderzoekpresentatie neer van de experimenten uit het beeld- en medialab van het afgelopen kwartaal en laat hieruit op een beeldende manier je associatieve leermomenten blijken op basis waarvan beoordeeld kan worden welke aspecten je het meest inspirerend en het meest demotiverend vond. Succes!)

Slaap die zij, oververmoeid, vaak overdag op de meest idiote momenten moet inhalen.

“Intertumor en Intratumor. Zegt u dat wat?”

Ik slik de voor de hand liggende grap, iets over Intratuin, in. Zelfs domheid kent, God dank, zo haar grenzen.

“Nee sorry, zegt me niets. Leg ‘s uit.”

“Met ‘intra-tumor heterogeniteit’ bedoelen we dat we onderzoek doen binnen de tumor. Met ‘inter-tumor heterogeniteit’ doen we genetisch onderzoek op basis van klinische gegevens van de patiënten. Zijn er, op basis van leeftijd, levensstijl, gewicht, geslacht patronen te ontdekken? Structuren? Zijn er risicogroepen te vinden? Enzovoorts…”

Daarom draait het. Beetje bij beetje. Stapje voor stapje. Het streven om van kanker een chronische ziekte te maken.

 

En zo zal het:

Vrijdag 13 februari zijn we officieel uitgenodigd door Dr. Marc G.H. Besselink, Hepato-Pancreato-Biliary Surgery van de Department of Surgery voor een rondleiding op zijn afdeling van het AMC Amsterdam. En ik, gediplomeerd Boerenlul van het Spookrijdersgilde, mag vragen stellen.

 

Uiteindelijk is de wereld van Laura dezelfde wereld als de mijne.

De wereld van Laura wil mensen beter maken. Ik heb de wereld altijd mooier willen maken met verhalen, zinnen, woorden, letters, vraag- en uitroeptekens.

Alleen is de verhalenverteller vervangbaar. En Laura niet.

 

Voor alle Laura’s

 

***

 

Laat het onderzoek naar kanker nooit stoppen en steun middels een donatie mijn campagne op mijn Actiepagina:

Alpe-d’HuZes Express Actiepagina Marco Hendriks

Namens alle patiënten en alle Laura’s bedankt!

 

 

[fotografie profielfoto Fabienne Hendriks]

 

 

 

-