Voor Angela en Gaby, hun parels
“Er zit niet eens een haar
Tussen stevig staan
En over de richel gaan.”
– Onderweg (Alex Roeka)
***
“Ze zag niet dat ik naar haar keek toen ze vanaf het balkon over de Middellandse Zee staarde. Ze dacht aan mama”, zegt Angela.
Ze neemt een slok wijn en denkt zichtbaar na over haar antwoord op mijn vraag van zo-even: praten jullie veel over jullie ouders? Het antwoord was dus de foto van de zwijgende rug van haar zus Gaby, op het balkon van hun hotelletje in Nice waar zij vorige week een paar daagjes samen verbleven.
“Jullie moeder was zo mooi als een prinses. Echt. Ze deed me altijd denken aan Sissi, die junge Kaiserin. Hoe zal ik het omschrijven? Natuurlijk mooi was ze. Op een vanzelfsprekende manier. Als Romy Schneider zelf.”
Ik was negen jaar toen mijn Tante Henny aan leukemie overleed. Mijn nichtje, de thans beeldschone Gaby, was slechts negen maanden oud. Haar zus Angela, qua schoonheid haar gelijke, zeven. Schoonheid is helaas voor mij niet altijd genetisch bepaald. Voor mijn nichtjes is dat juist weer goed nieuws.
We halen herinneringen op.
“Ze was streng voor me Mar. Dat weet ik nog goed. Ze was van katholieke huize. Nee was nee. Weet jij dat nog?”
Ik weet van niets. Ik herinner me haar zachte blonde haar. En dat ze altijd zo lekker rook. En haar zachte stem. Werkelijk alles deugde aan die vrouw.
“Die Bordeauxrode rok die ze altijd droeg. Die stond haar zo mooi. Dat zie ik nog zo voor me.”
“Ik heb blijkbaar dezelfde handen als zij had”, zegt Gaby, “tenminste…dat zei papa steeds.”
Ze kijkt dromerig voor zich uit. Een kopie van haar vader. Ik kijk naar haar handen en beeld me in dat soortgelijke handen, die van Tante Henny, ooit de haren van Ome Beer moeten hebben gestreeld als hij thuiskwam van zijn werk.
“Hij praatte nooit over haar. Echt nooit. Hij presteerde het zelfs om van tafel weg te lopen als zij ter sprake kwam. Het verdriet was te groot.”
“Klopt. Je zag het in zijn ogen”, voeg ik daar aan toe. De ogen van Ome Raymond, bij ons bekend als Ome Beer (vanwege zijn bruine huidskleur noemden zijn broers en zussen, waarvan mijn moeder de oudste was, hem altijd Beer), deden denken aan de melancholische ogen van blueszanger Muddy Waters. Muddy leek, op zijn beurt, een tweelingbroer van onze Oma Bermonville. De ogen van Ome Beer, als die van Muddy dus, verontschuldigden zich op een ondeugende manier. Deze paradoxale combinatie zou menig vrouwenhart doen smelten.
[Klik op de foto’s voor een vergroting]
“Ik weet het nog zo goed. Ik lag in bed te slapen. Bij Oma Bermonville. Aan de Spangesekade. Papa maakte haar wakker. Haalde haar uit bed met de woorden ‘Henny is dood’. Hij huilde op haar schoot. Ik lag ernaast en bleef stil liggen. Alsof ik sliep. Ik was zeven…zeven! Ik snapte er niets van. Ik durfde niets te vragen. Maar een huilende vader, dat vergeet je van je leven niet meer.”
Dat klopt. Mijn vader zag ik voor het eerst huilen toen hij te horen kreeg dat zijn vader, mijn Opa Hendriks, was overleden. Hij hing op. Schoot de huiskamer uit, mijn slaapkamer in, en liet ons in verbazing achter. De posters van Kevin Keegan, Bennie Wijnstekers en Marco Tardelli hadden blijkbaar helend gewerkt want hij kwam de woonkamer in alsof er niets gebeurd was. Een Man Mag Niet Huilen. En een beetje Hendriks houdt zich aan die erecode van Jacques Herb.
“Voor mij wilde ze niet ziek zijn. Zodra ik thuiskwam van school, verplichtte zij zichzelf rechtop op de bank te zitten. Voor mij. Want zieke mensen liggen in bed.”
Angela was feitelijk te vroeg volwassen. Ze heeft dan ook niet de dromerige ogen van haar vader. Om me die ogen voor de geest te halen draai ik vaak Looking at the Rain van Eric Clapton. Niets is triester dan een man die naar de regen kijkt.
Enkele dagen later spreek ik mijn ouders over Tante Henny en Ome Beer.
“Het was een hard werkende vrouw. Met een eigen kapperszaak. Bij haar thuis. Ze was lief. Stil. Beetje terug getrokken. Verzorgend. Echt een moeder.”
Het vocht hoopt zich al snel op in de ogen van mijn moeder.
“Ik weet het nog zo goed. Dat jonge gezin. Het was een goede week na de geboorte van Gaby. Ze lag nog in het Albert Schweitzer Ziekenhuis te herstellen van de geboorte. De sproetjes in het gezicht van Henny kwamen van het persen. Dacht men eerst…..”
Angela kijkt mij en Gaby om en om aan. Op de TV achter Angela werken Hall and Oates een liveconcert af. Die Oates heb ik altijd een min mannetje gevonden dat er geforceerd bij wilde horen. Zo’n Linda McCartney type. Patty Scialfa heeft er ook last van. Bovendien lijkt John Oates sprekend op de monteur van Van der Putten Tweewielers bij ons in de buurt. Niets mis mee op zich, maar als hij aan mijn fiets sleutelt hoor ik altijd I Can’t Go For That in mijn kop en ben ik bang dat hij mijn fiets niet kan repareren. Andersom, als ik Hall & Oates hoor, ruik ik steeds de muffe geur van nieuwe binnenbanden.
“Op een gegeven moment zat ze weer rechtop op de bank. Ik moest bij haar komen zitten. ‘Ik moet je wat vertellen.’ Ze pakte mijn handen vast. ‘Ik ga dood Angela’, zei ze me. Kan je je voorstellen hoe veel kracht ze daarvoor moest opbrengen? Ze huilde niet. Ik heb haar ook nooit zien of horen braken.”
Hall & Oates spelen Sara Smile….”Baby hair with a woman’s eyes…”
https://youtu.be/8j-GvqqK_-M
Die baby was vanzelfsprekend de negen maanden oude Gaby. Zelden heeft Gaby haar vader direct gevraagd naar haar moeder. Wie zij was. Hoe zij was. Lang vermoedde Gaby dat de Molukse Sylvana, de nieuwe levensgezellin van Ome Beer na Tante Henny, haar moeder was.
“We zaten op de verjaardag van je neef Daniël. 3 november 1979. Die werd vier. Ome Beer was er ook gewoon. De dag erop werden we gebeld. Tante Henny was er niet meer.”
Uit de enveloppe met rouwkaarten haalt mijn moeder de rouwkaart van Tante Henny. Ze laat hem zien onder het schijnsel van de schemerlamp.
Het is haast onwezenlijk om de kaart te lezen. Zesentwintig jaar.
Ook Angela begreep al snel dat vragen naar haar moeder zinloos was: het verdriet zat haar vader te hoog. Hij kon er niet over spreken. In Ridderkerk had hij met Angela en Gaby een nieuw gezin gesticht met de weduwe Sylvana, over natuurlijke schoonheden gesproken, en haar beide zoons Dylan en Randy. Dit was de tijd, midden jaren tachtig, dat mijn broer Ed weekenden lang bij hun thuis verbleef.
Dylan zat bij hem op schoot terwijl Ed uit stripboeken voorlas. Gaby en Randy keken tekenfilms op TV. Raymondje, de zoon van Ome Beer en Tante Syl, was net geboren. Angela zat als tiener boven in haar kamertje. Ze studeerde er af in het vak Eenzaamheid. Ongewild. ’s Avonds en ’s nachts werd met Albert Manubulu muziek gemaakt, sigaretten gerookt en Jim Beam whiskey (naar de hoes van No Reason To Cry van Clapton, daarom alléén Jim Beam, een van de weinige principezaken van Ome Beer) gedronken. In een latere fase voegde ook ik me bij dit illustere gezelschap. Vanuit de woonkamer hoorden de kinderen het gelach, het zingen, de akkoorden uit de akoestische gitaren, de snerpende mondharmonica’s.
Dezelfde instrumenten, dezelfde liedjes speelden we jaren later. Tijdens zijn uitvaart. In het rouwcentrum. Tante Syl, van nature al geen ‘podiumbeest’, kon, verlamd door het verdriet, geen woord uitbrengen. Haar tweede stem werd gemist.
“Hij brak als we over mama spraken of als we, heel sporadisch, naar haar vroegen. Soms huilde hij spontaan als iets van ons hem ineens deed denken aan mama. Een blik. Een armbeweging. Een geeuw.”
“Henny lag opgebaard in het Rouwcentrum aan de Mathenesserlaan. Ik herinner me nog het witte kanten laken dat over de kist lag.” De onderlip van mijn moeder trilt. Het heden heeft haar met een linkse directe in het levensechte verleden doen belanden. “Ze draaiden tijdens de uitvaart Three Times a Lady van the Commodores. Zesentwintig jaar…”
Mijn vader brengt geen woord uit. Hij slikt terwijl hij ogenschijnlijk gedachteloos door een oud fotoalbum bladert. Deze truc kennen we van hem. Tussen de pagina’s met foto’s van Tante Henny en Ome Beer heeft hij witte blaadjes gestopt.
[Klik op de foto’s voor een vergroting]
“Na het overlijden van mama kregen we veel hulp in Papendrecht waar we toen woonden. Allerlei vrouwen pasten op ons. Tantes. Buurvrouwen. Moeders van school. En Walter en Linda Eilbracht. Kerkgezinde mensen uit de straat, van een paar huizen verderop in Papendrecht. Wat die mensen allemaal niet voor papa en ons hebben gedaan Mar….dat zie je vandaag de dag haast niet meer…”
“Papa leefde zijn leven. Ik heb hem nooit willen confronteren met het verleden. Ik ben ook altijd wat kritischer geweest dan jij An.”
“Ja klopt. Ik wist, ik voelde dat ik altijd voor papa zou moeten zorgen. Als een soort van moeder. Dat zag ik in zijn ogen. Vind je dat raar Mar?”
Ze wendt zich direct tot mij.
“Zeker niet”, antwoord ik omdat ik me de hulpeloze blik van Muddy Waters zo goed herinner. Vooral als ik naar de regen kijk.
***
“Ik heb trek in een sigaret”, zegt Gaby plotseling. Ze rommelt wat in haar handtas. Op zoek naar een pakje Marlboro, het huismerk van Ome Beer.
“Papa wilde niet dat wij rookten”, zegt Angela.
“Klopt.”
“Waarom roken jullie eigenlijk?”, vraag ik, vermomd als moraalridder. Eventjes politiek correct zijn nu en vergeten dat ik vroeger in een kort tijdsbestek zo veel rookte alsof ik door de duivel achterna gezeten werd. De waarheid is dat ik zo snel mogelijk de stem van Tom Waits wilde hebben.
“Hoe bedoel je?”
Angela en Gaby zijn overduidelijk niet gewend het roken van een sigaret te koppelen aan de waarom-vraag.
“Nou…gezien wat er met je vader is gebeurd…”
Het wordt stil in de kamer. Hall & Oates zingen I Can’t Go For That. In mijn verbeelding zie ik John Oates een binnenband plakken.
Gaby besluit sigaretloos te blijven zitten. We hebben het over verantwoordelijkheden. Naar je jezelf, je partner, je kinderen. In welke mate verschilt de Gaby-dochter met de Gaby-moeder. Dit geldt voor Angela ook. En voor mij, zij het in de vader-variant, want ik krijg de vraag logischerwijs direct teruggespeeld.
“Je doet eigenlijk alles om je kinderen het goede voorbeeld te geven. Ik ben niet anti-rook, maar het zou mijn hart breken als Fabienne of Estelle zouden roken. Überhaupt vrouwen die roken, ’t is alsof je ze longkanker ziet krijgen. Mannen zoeken het maar uit met hun semi-macho Marlboro gedrag. Quasi-cowboys. Die hebben te veel films gezien. Maar vrouwen horen niet te roken…horen eigenlijk ook geen longkanker te krijgen.”
“Je hebt gelijk”, zucht Angela.
Ik excuseer me voor de mijnheer Pastoor in mij. Veel schijnheiliger kon het niet klinken uit mijn valse mond maar als mijn nichtjes blijkbaar zo graag rokend het noodlot willen tarten, hebben ze aan mij een slechte.
“Je hebt het toch zelf gezien Ange….aan je pa.”
‘Ange’ is Angela is Angie. Van de Stones. I hate that sadness in your eyes. Want we weten alle drie wat er gaat komen. Gaby’s ogen focussen zich eerst op het etiket van de fles wijn (Les Ormes de Cambras, een Merlot uit 2013, als ik mijn ogen dicht doe proef ik gewoon de smaak…), dan kijkt ze mij aan met prinsessenogen die u doorgaans uit Walt Disney tekenfilms kent.
“Ik merkte het in het voorjaar 2008 voor het eerst. Mijn kapperszaak Hair & the City bevindt zich bij de kubuswoningen, hartje Rotterdam. En om de zoveel weken moest ik zijn haar doen. Knippen en beetje kleuren, die ijdeltuit. Maar je moet wel er een paar trappen voor omhoog. Ik zag ineens een oude man in mijn vader. Ik vroeg nog ‘pap, voel je je wel goed?’”
“Op 18 maart, op mijn verjaardag ja, belde-ie me op. ‘Het gaat niet goed met me An. Ik voel me niet goed. Ik kan niet op je verjaardag komen.’ Nou mijn pa die voor een verjaardag afzegt, dat was voor mij het teken dat het dus ècht niet goed met hem ging.”
Angela lacht. Maar het verdriet lacht ze er niet mee weg. Dat wist Mick Jagger ook al toen-ie het schreef.
Ze heeft wel gelijk. Ome Beer was een meester in het niet-aanwezig zijn op verjaardagen, ondanks zijn belofte. In het circus zou hij de act met de draaiende borden op zich nemen, zo jongleerde hij met zijn verantwoordelijkheden. Hij liet daarbij nog wel eens bordje vallen maar zijn familie en zijn naasten stonden steeds weer klaar met nieuwe bordjes die zij soms eigenhandig provisorisch draaiende hielden als bleek dat Ome Beer zelf voor enige tijd de hort op was, als een hond op zoek naar zijn eigen schaduw.
Ik voel nog de teleurstelling bij mijn moeder als hij weer een keer niet op kwam dagen, zonder af te bellen. Zwijgend borg mijn moeder zijn bord weer op in de servieskast. “Het is en blijft je broer”, herhaalde zij tijdens mijn gesprek met haar. Het woord ‘verwijt’ staat niet in haar woordenboek. Het mijne is juist te vol denk ik wel eens.
[Klik op de foto’s voor een vergroting]
Een maand later, op een donderdag in april, bezocht hij samen met Angela zijn huisarts. Angela ging mee, omdat hij anders zeker niet zou zijn gegaan. Dit beamen mijn nichtjes alle twee. (Het zijn anno 2015 twee volwassen vrouwen maar ik blijf ze liefkozend m’n nichies noemen).
Hij kreeg meteen een verwijskaart voor het Albert Schweitzer Ziekenhuis, Zwijndrecht. Angela ging weer met hem mee.
“De dag er op, vrijdag dus, kreeg hij de uitslag. Van de huisarts. Foute boel. Een tumor.”
Meteen had hij Angela gebeld. Huilend. Vanuit de auto.
“GODVERDOMME…da’s het eerste wat ik dacht en riep. Hier was ik altijd al, echt heel mijn leven, zo bang voor geweest. De dag dat mijn vader, mijn grote lieve held, mij zou bellen om te zeggen dat-ie ziek was.”
Meer informatie had hij niet. Dus gaf hij Angela toestemming om de huisarts te bellen. Ome Beer had de helft van de informatie weer eens niet mee gekregen…een familiekwaaltje. Op de Franse tak van de familiestamboom huizen nogal wat dove kwartels.
Hij reed als een kip zonder kop in het rond, zo herinnerde Angela zich. Na aandringen ging hij bij haar op bezoek.
“Het was prachtig weer. We omhelsden elkaar eerst flink. We zeiden niets. In de achtertuin ging hij in het zonnetje zitten en kwam-ie tot rust. Hij raakte geen sigaret meer aan. Syl, Gaab, Dylan, Randy en Ray kwamen ook langs. Gek maar het werd eigenlijk nog heel gezellig. We hebben gelachen. Gejankt. En gezongen. We noemden ons zelf wel eens de Kelly family. Ik heb van die bijzondere dag nog een foto. Die is me zo dierbaar. Ik kijk er nog vaak naar.”
Angela was bang dat haar vader de handdoek in de ring zou gooien. Maar niets was minder waar, zo schetste haar verbazing.
“Nee nee. Hij koos ervoor te vechten. Hij wilde alles aangrijpen. Alles. Chemo. Bestraling. Noem maar op. Mijn vader, de eeuwige vluchter, begon te vechten….te vechten….”
Haar woorden ebben weg in de stille huiskamer. Hall & Oates zijn, godzijdank, uitgezongen. Leuke muziek maar na Sara Smile, hun hoogtepunt, had ik het wel gehoord. Ik heb nu een enorme behoefte aan Late for the Sky. Van Jackson Browne. “Now the words had all been spoken, and somehow the feeling still wasn’t right.” Boven zet Angela de muziek van K3 uit in de kamer van haar dochtertje Julie.
“Hij begon ineens te praten Mar,” zegt Gaby, “ongelofelijk. Wilde-ie ineens begraven worden. Begraven! Mijn vader!”
Angela zit weer tegenover me. Ze zet geen muziek meer op. Zij vult de glazen van haar en van haar zus met rode wijn. Ik drink water. Ik moet over een dikke veertig dagen een berg op. Wijn drinken is nu funest. In zulk gezelschap, verdrinkend in de warme diepte van de familiegeschiedenis, gaan de sluizen open en eindigt een avond als deze in een groot tranendal waarin ik, flink dronken, mezelf weet kwijt te raken. Soms denk ik wel eens dat alleen een voetbalposter van Bennie Wijnstekers mij nog kan redden.
“Ik ga nog niet dood An. Ik ben nog niet klaar hier.”
Het voelt als het Grote Gelijk van Jackson. Alsof Ome Beer rechtsreeks zijn dochters toezingt.
“How long have I been sleeping
How long have I been drifting alone through the night
How long have I been dreaming I could make it right
If I closed my eyes and tried with all my might
To be the one you need”.
https://youtu.be/-hL-sNymWjo
Hij bleef het herhalen. “Ik ga nog niet dood. Ik ben nog niet klaar hier.” Hij was ervan overtuigd dat hij de longkanker zou overleven. Het vechten had hij geleerd van zijn zus Liliane die vijf jaar daarvoor werd getroffen door longkanker. Ome Beer weigerde van de zijde van zijn zieke zus te wijken. Al bleek haar strijd onmogelijk te winnen, hij had met eigen ogen gezien wat knokken was.
“Maar het ging zo snel zo slecht met hem. Hij moest naar het Hospice IJsselmonde. Dat weet jij ook nog wel.”
Ja nou. Het laatste station voor de dood. Op een vrijdagavond bezochten wij hem. Angela was er ook. Hij keek TV. Naar K1 gevechten. Een vreemd gewelddadig galgenmaal voor zo’n rustige man. Wij hadden minimaal The Last Waltz verwacht. Of de avonturen van Pooh Beer van mijn part.
Hij lag graatmager op zijn zij. Muddy Waters perste er een laatste lachje uit. Onze muzikale mentor. Op onze bruiloft, 20 janauri 1994, zong ik nog impliciet op zijn verzoek enkele liedjes van Bruce Springsteen. Ome Beer speelde gitaar achter me. Albert speelde bas. Niemand ging nog dood omdat iedereen, volgens de schreeuwende zanger, een hongerig hart had.
“Hij was zo intens bang om alleen dood te gaan. Maar dat gebeurde dus niet. God bestaat! Wat gebeurt er? Ik word wakker. Ineens. Vijf uur ’s morgens. Ik zeg tegen Maurice ‘ik ga naar mijn vader, het moet’. Niemand had gebeld, papa ook niet. Dat deed-ie namelijk wel doorgaans. Keer op keer. Maar nu dus niet. Maar ik voelde het. Ik moest naar hem toe. Op de automatische piloot douchte ik me, kleedde ik me aan en reed ik naar het Hospice in Rotterdam.“
Ze glimlacht. Ze maakt geen aanstalten te gaan huilen. Verre van. Zelden zag ik zoveel dankbaarheid en eerbied tegelijk op één gezicht. Er zit sowieso een niet te stoppen “ondanks alles” optimisme in onze familie. Voor de broodnodige ernst zorg ik wel, vermomd als mierenneuker peinzend boven mijn toetsenbord in de zoveelste zoektocht naar dat ene geschikte bijvoeglijk naamwoord…
“Ik lag naast hem. Ik hield hem vast. Dat broze tengere lichaam van papa. En langzaam, heel langzaam, vloeide hij weg. Een laatste adem…de rust…weer even terug….en toen niets meer….”
Ik slik.
“Het was een zegen dat ik erbij mocht zijn. God riep me Mar. Echt waar. En moet je nagaan: papa zèlf had helemaal niets had met het geloof.”
Dan begint ze ineens hardop te lachen.
“Weet je nog Gaab, dat-ie ineens op de overloop op de trap stond te dansen voor Daniël? Hahahaha. Die lag helemaal in een deuk. Stond papa ineens op Bob Marley te dansen. En hij kon helemaal niet dansen, hij hield er helemaal niet van. Maar hij ging ineens dat soort dingen doen tijdens zijn ziekte. We hebben ons kapot gelachen.”
“Ja echt he”, vult Gaby aan, “en dingen regelen en organiseren. Hij ging ineens dingen doen. Zijn kop niet langer in het zand steken. Hij hield alles bij in een schriftje. Zijn medicijnen. De muziek voor de begrafenis.”
“Ja dat wilde ik je nog steeds eens vragen: die muziek vond jij zeker tegenvallen Mar?”, vraagt Angela.
Ja nou. Michael Buble is leuke muziek in onze Albert Heyn aan het Marinus Blokplein, wachtend in de rij bij het apparaat voor de inname van lege flessen als die ouwe lul vóór je maar niet opschiet (nee-ee… op die fles koffiemelk zít geen statiegeld…), maar toch niet bij onze muzikale inspirator die ons niet alleen de muziek leerde van De Grote Vijf (Bob-Bruce-Neil-Eric-Van) maar ook van minder bekende Goden (Townes-Warren-Lee-Jackson-Dave).
“Dat had hij bewust gedaan hoor. Op de een of andere manier wilde hij met niets aan vroeger worden herinnerd. Dat weet je toch Mar? Hij wilde liever ook geen Opa genoemd worden. Forever Young, weet je wel?”
Het klopt. Angela en Gaby hadden geen betere voorkant voor de rouwkaart kunnen kiezen dan zijn handgeschreven Forever Young notitie (afgesloten met Padre XX).
Dat is bij mijn ouders wel anders. Eigenlijk precies andersom. Zij leven met en in het verleden. Zonder de muziek van Piaf en Aznavour ontkennen zij iedere vorm van bestaan:
“Ik weet nog toen-ie een jaar of twee was. Rond 1953. Had-ie hersenvliesontsteking. Lag-ie in het Sophia Kinderziekenhuis aan de Gordelweg. Ik was twaalf. Ik ging bij hem langs. Daar lag-ie. Zo kwetsbaar. Echt net een beertje. Toen-ie thuiskwam kon-ie niet slapen. Hij was gewend geraakt aan het licht en de hectiek van een ziekenhuis. Dan ging ik naast hem liggen. Dan werd-ie rustig en pas dan kon hij slapen.”
Ook mijn moeder was, toeval of niet, aanwezig toen haar tien jaar jongere broer Beer in het Hospice overleed.
“Ik leerde hem eten. In die dagen was ik als een vader voor hem. Dat was in ’57…”
Dit is mijn vader. Hij is enkele minuten weg geweest. Dat doet hij wel vaker. Dan zoekt hij de stilte van zijn fotokamer, mijn voormalige jongenskamer, op en komt-ie terug met zijn diaviewer met daarop een zelf gemonteerde WC-rol.
“Kijk, hier dans ik met Henny. En Oma met Beer.”
Fabienne en Estelle kijken door de WC rol naar de dia. Op de staande klok bij mijn ouders staat een klein beeldje van een jonglerende olifant.
“Hij at alleen maar appelmoes. Meer hoefde niet van Oma Bermonville. Maar bij mij moest-ie eten”, zegt mijn vader niet zonder trots.
Dat verbaast mij niets. Niemand zo streng, zo consequent streng, als mijn vader. Werkelijk alle privileges (if any) vervielen als je je bord niet helemaal leeg at. Op de camping in de Auvergne kon mijn beker melk zo warm worden dat er vellen op kwamen, maar je mocht niet van de kampeertafel. Ed en Lile gingen intussen badmintonnen. Of zwemmen.
“Ik ging ook met hem tekenen later. Technische tekeningen. Daar had-ie wat aan. Op de Ambachtsschool.”
Mijn vader begint wat krommer te lopen. En hij tilt zijn voeten minder goed op.
“God weet hoe graag ik hem en Tante Lile erbij had gehad vorig jaar tijdens ons vijftig jarige huwelijksfeest…”, zijn de laatste woorden van mijn moeder Raymonde voordat ze de rouwkaart van haar broer Raymond dichtvouwt.
“Ik denk nog iedere dag aan hem. Echt iedere dag”, vult Angela mijn ouders, enkele dagen daarvoor, aan. Een familiekroniek lapt de chronologische wetten nu eenmaal graag aan haar laars.
En ook ik denk vaak terug aan die man die, wellicht, zijn geweten op zijn geweten had. Heel zijn leven worstelde hij met de plichten die het leven met zich meebrengt. Zijn van eeuwig verdriet gevulde Muddy Waters ogen vergoedden vrijwel alles.
Muddy’s grootste hit, Mannish Boy (waarin Muddy zich als onverbeterlijke womanizer presenteert die zo wat iedere vrouw aankan), sloeg op een haast belachelijke manier letterlijk op Ome Beer: hij is altijd die ‘manachtige’ jongen, een Mannish Boy, gebleven. Angela en Gaby zien het in hun broer Raymond terug.
“Ray wordt dit jaar vader. Hij werd eerder dit jaar eenendertig jaar.”
Wij, laat ik zeggen de Frans-Hollandse familie, kennen hem nog steeds als ‘Raymondje’. Een koosnaam die overigens volkomen recht doet aan zijn jongensachtige imago als Mannish Boy: qua uiterlijk, humor, muzikaliteit en charisma is hij een evenbeeld van zijn vader. Hij mist alleen de trieste oogopslag van Muddy Waters. Dat is misschien maar goed ook.
Zacht. Dat waren de stem en het haar van Tante Henny. Onze muzikale held Ome Beer, de Mannish Boy en Mister Forever Young ineen, was ook zachtaardig, zo zacht als een teddybeer – dat hadden zijn broers en zussen al in 1951 goed in geschat. Alles wel beschouwd was hij, letterlijk en figuurlijk, de Beer van ons allemaal.
“Ik ben blij dat ik zesentwintig geworden ben”, zegt Gaby ineens vanuit het zogeheten niets, het stukje niemandsland waarmee zelfs God zich geen raad weet, “ieder jaar ben ik blij dat ik er überhaupt nog ben. Niet dat ik zo’n wild leven leid maar toch….maar als je moeder op zo’n jonge leeftijd overlijdt, en dan later ook nog je pa, tsja dan…”
Ze maakt haar zin niet af.
“Worden jullie eigenlijk gecontroleerd vanwege een verhoogd genetisch risico op kanker?” vraag ik ‘op de nichies’ af.
“Nee”, klinkt het eensluidend.
“En dat willen we eigenlijk ook niet. We willen vooral genieten van het leven. Zorgzaam zijn voor de kinderen. Dingen laten gaan. Accepteren. Soms denk ik wel eens ‘verdien ik zo’n gelukkig leven wel’. Ik kan zo genieten van mijn contacten met de familie, met Mervin, met dochter Jada.”
Ik krijg niet de gelegenheid om ruimte te geven voor mijn verbazing (soms denk ik wel eens ‘verdien ik zo’n gelukkig leven wel’…), want Angela neemt over:
“We waren tegelijk zwanger, Gaab en ik. We gaven onze dochters dezelfde initialen mee. De dochter van Mervin en Gaby heet Jada Ashley Ray. De dochter van Maurice en mij heet Julie Amélie Raymonde.”
“We zijn geraakt door je actie Mar. We groeiden mee met je verhalen en je beestachtige trainingen. Ons verhaal moest nu naar buiten. Dat voelden we. Je hebt je het leed van mijn ouders en onze familie aangetrokken en dat omgezet in iets positief. Met de pen en op de fiets. Het gaf ons persoonlijke verhaal eindelijk een soort van richting. Nu doet het ertoe.”
Het oneerlijke gevecht met de onmacht. Ik had dit ook tijdens mijn gesprekken met Renate en Elly. Zodra mijn Alpe-d’HuZes actie ter sprake komt beginnen mijn poten te jeuken. Dan ben ik woedend op een vijand die ongevoelig lijkt voor mijn klappen. Soms word ik badend in het zweet wakker als niet Jezus Christus of Bennie Wijnstekers, maar Don Quichot de enige Almachtige blijkt te zijn.
“Aandacht moeten we krijgen. Eerst aandacht. Dat verzacht onze pijn, echt waar. Het is eigenlijk heel simpel. Vanuit intens verdriet kunnen hele mooie dingen ontstaan. Als ons verhaal ertoe leidt dat mensen beseffen waar deze campagne over gaat, dat er gewoon méér geld nodig is, dan is de dood van onze ouders niet voor niets geweest. Dan komt er iets moois uit voort.”
Ik heb geen idee wie er spreekt. Het maakt niet uit. Deze twee zussen spreken met één mond. Wat is het leven op een gruwelijke manier prachtig. En ik heb trek in wijn. Liefst met liters tegelijk. Alex Roeka heeft gelijk. Er zit niet eens een haar tussen stevig staan en over de richel gaan.
“Ons verhaal moet hoop en troost bieden Mar. Voor iedereen. Op iedere mogelijke manier. Iedere actie, hoe klein die ook lijkt in het grote geheel, kan het verschil maken! We willen met je meevechten!”
Ondanks de minieme stemverheffing zit er niets nijdigs, niets vijandigs, niets agressiefs in de stemmen van mijn nichies. Met een diepe buiging accepteren, omhelzen en liefkozen zij het verleden. Zonder één spoortje wrok.
Zij gaven mij vanavond een levenslesje Positief Denken. Nee, misschien nog belangrijker: Jong Kijken. Forever Young.
Middernacht. Ik rijd over de Van Brienenoordbrug en staar diep in de vervreemde ogen van mijn achteruitkijkspiegel als ik mezelf de vraag stel: zou ik ook zo gekeken hebben?
***
Grote dank aan Angela en Gaby voor hun medewerking en openhartigheid. Dank voor het meevechten in de strijd!
Laat het onderzoek naar kanker nooit stoppen. Steun middels een donatie mijn campagne op mijn Actiepagina:
Alpe-d’HuZes Express Actiepagina Marco Hendriks
Namens alle Tante Henny’s en alle Ome Beren: bedankt!
De nieuwste versie van de clip COME ON THIS TRAIN:
Lekker zeg Marco!!!……zit ik op mn vrije vrijdagmorgen met natte oogjes!
Idd…door jouw ( wederom) prachtige verhaal. Dank daarvoor!
( ik ken beide nichtjes van je niet maar durf wel te beweren dat ze niet alleen
heel trots mogen zijn op hun ouders maar tevens op deze fantastische oom!)
Succes verder in en op de Alpe- trein!
Nee het zat niet mee in de familie, droevige tijden herleven, veel bewondering voor Angela en Gaby die als moeder en vrouw de draad opgepakt hebben en nu sterk in het leven staan.
Een paar weken geleden zag ik n oproep op FB van Riek Waayer die haar halfzus Ineke zoekt en Appie.Ik heb beiden heel lang geleden ontmoet bij oma Bermonville in Lombardijen of kreekhuizen waar ze toen woonde,1980?