“Al is Lile lichamelijk heengegaan
Zij zal voor altijd in onze harten blijven bestaan”

(tekst afscheids-CD Tante Lile)

De Tante Lile van Fabienne en Estelle is geboren op 18 september 1968. Mijn Tante Lile is van 8 september 1952. Dit is haar verhaal.

 

https://youtu.be/UofocL1vcA8

 

***

 

In het kerkje van Antraigues-sur-Volane, in het hartje van de Ardèche hebben de zevenjarige Fabienne en haar vierjarige zusje Estelle net een kaarsje aangestoken. Voor Tante Lile. Mijn Tante Lile.
Hun Tante Lile zit op dit moment, hoogzwanger van een tweeling, in het crematorium aan de Maeterlinckweg in Rotterdam-Lombardijen. 

 

“Heel het leven van mijn moeder staat in het teken van haar gezin. Ze is eerlijk tot op het bot. Eerlijk, maar ook rechtlijnig. Niet direct nee. Ze laat het je eerder voelen. Wat de consequenties zijn van je gedrag.”

Het is eerste dat mij opvalt, is de tegenwoordige tijd waarin hij in het begin van ons gesprek over zijn overleden moeder spreekt.

IMG_8297

Hij is Maurice, tweede naam Raymond, een naam die al generaties lang zijn sporen in de familieannalen heeft getrokken in zowel de mannelijke als de vrouwelijke variant, in de vorm van Raymonde, de naam van mijn moeder.

Onderwerp van gesprek is zijn moeder, mijn tante Liliane. Maar iedereen noemde haar Lile, net zoals we mijn zus Lile noemen. Mijn Tante Lile overleed in 2003 aan maag- en slokdarmkanker.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

“Het was de spil van het gezin. Je kent dat wel Mar. Moeders die je tas inpakte voor het voetballen. Je broodjes smeerde. Ze deed echt alles. Maar wee je gebeente als je niet luisterde. Wat ik al zei: ze was een kampioen in het negeren en dat kon dagen duren.”

Maurice is van 12 maart 1971 en dus een dikke anderhalf jaar jonger dan ik. Dat anderhalf jaar leeftijdsverschil heeft hij de afgelopen vier decennia ruimschoots ingehaald. Hij is een kop groter. En breder. En sterker. Want hij is sterk. Angstaanjagend sterk. Angstaanjagend, omdat hij een nogal opvliegend karakter heeft. Kom niet aan zijn familie. Kom nooit aan zijn familie.

“Ik kan nog emotioneel worden als ik denk aan vroeger. Die onbezorgdheid. Ma altijd thuis. Pa werken. Als C.V. monteur. Oersterk was-ie.”

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

Ome Wim, geboren op 26 juli 1949 als Willem Spek in Rotterdam-Noord, was een begenadigd voetballer. In de jaren zeventig en tachtig werd er regelmatig gezaalvoetbald in familieverband.

ALBUM_ED2

Staand v.l.n.r.) Ome Wim, Délo, Appie, Ed, Ome Beer, Pa
Zittend (v.l.n.r.) Ome René, Maurice, Patrick, Erik, Marco, Daniël

 

Mijn vader stond bekend om zijn tactisch inzicht. Van die lepe balletjes met buitenkant rechts en dan naar links kijken. Mij nooit gelukt. Ome Beer had een zwakke knie van het tennissen en voetbalde met een knieband. Het was net een Indiaan. Ik had er als kind een godsvermogen voor over om ook te mogen voetballen met een knieband. Onze in december 2014 overleden Ome René was keeper en stond bekend om zijn fabuleuze reflexen. Oom Albert, voor ons Appie, was van het korte draai- en dribbelwerk. Mijn broer Ed werd oud maar eigenlijk groot genoeg bevonden om mee te mogen doen. Als hij een trap kreeg van een tegenstander kwam Ome Wim bliksemsnel op de speler in kwestie af.

“Je blijft van die jongen af”, zei hij ijzig kalm. Juist in die kalmte lag een enorme drift verborgen. Kom niet aan zijn familie. Kom nooit aan zijn familie.

“In 1980 ging ik op judo. Dat was op doktersadvies. Ik kon mijn agressie niet kwijt. Ik voetbalde tot dan bij Meeuwenplaat, dat weet je toch nog wel?”

Ja natuurlijk. Maurice kwam uit een voetbalgezin. Opa Spek gaf je tips tijdens verjaardagen. “Altijd aan twee kanten scheenbeschermers dragen.” Als taalpurist casu quo mierenneuker in spe, begreep je dat niet. Dan werd het toch een kuitbeschermer? Maar je zei niets. Opa’s in de jaren zeventig hadden altijd gelijk.Daar ging je niet tegen in.

In de pauze van het zaalvoetballen gingen we met de neven schieten op de goal. Dat was peunen geblazen. Na de wedstrijd mochten we de kleedkamer in en keken we stiekem naar de blote piemels van onze vaders.

 

De houten banken van de Église Sainte Baudile. Ik heb bewust dit kerkje in Antraigues uitgekozen om afscheid te nemen van mijn Tante Lile. Dit is het dorp waar chansonnier Jean Ferrat woont. En de muziek van Jean Ferrat is de enige muzikale sleutel die toegang verschaft tot de diepste kern van dit mysterieuze land dat zich bewoont weet met het meest gesloten volk dat de aardbol kent. Jean Ferrat is het geluid van twee kaatsen Jeux-de-Boules ballen, symboliseert de triestheid van een gevallen kruiwagen, en is de smaak van een verse meloen en een slok formidabele Pomerol wijn ineen. Alleen Jean Ferrat kan de afstand van duizend kilometer tussen Antraigues en de Franse familie in Rotterdam overbruggen. 

[Foto’s van Fabienne – klik op de foto’s voor een vergroting]

 

“Van de dokter op judo?”

“Ja. Er zat zo’n loser bij ons in de klas. Martijn heette hij. Werd altijd gepest. Als zo’n type geplaagd dan werd, werd ik zwart voor mijn ogen en begon ik gewoon te meppen. Totdat het stopte. Ik moest ergens mijn agressie kwijt. Dat noemen ze nu ADHD.”

Maurice ging op judo. Zijn broer Daniël volgde hem. Zij spraken in die tijd op verjaardagen over raadselachtige worpen. Dat was voor ons nieuw. Ik was volledig geobsedeerd door Kevin Keegan en Bennie Wijnstekers. Mijn neef Erik wist alles van Saint Etienne. De opstelling van het nationale elftal van Frankrijk kenden Erik en ik nog beter dan de Nederlandse selectie. De neefjes Spek introduceerden in onze familie termen als tatami, hajime, koka, yuko en wazari.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

“Ik kwam in Sportschool Budokan van Chris de Korte terecht. In Hoogvliet.”

De eerste associatie die ik met Budokan leg is Eric Clapton’s Just One Night (live at Budokan). Beste live album ooit. Double Trouble en Early in the Morning. Als tienjarige draaide ik dat cassettebandje al grijs. Als het bandje niet meer aan te horen was ging ik naar Ome Beer. Die nam hem dan opnieuw voor me op. Op een TDK Metallic bandje. Super goed geluid. Ome Beer keek niet op een gulden meer of minder.

 

 

“Chris was streng voor me. Heel streng. De eerste jaren bakte ik er niets van. Ik trainde wel heel hard. Maar door het judo, door die harde lessen van Chris werd ik rustiger. Kon ik mijn agressie tenminste ergens kwijt. Beter dat dan steeds maar weer in te hakken op de pestende klasgenoten van Martijn.”

Het blijft me verbazen. Van de groep neven en nichten was Maurice veruit de rustigste. Hij stotterde. Zijn stem lag een octaaf hoger dan die van Erik en van mij. Erik en ik waren de baasjes, dat was duidelijk. Type grote smoel en altijd haantje de voorste met poten. Patrick en Daniël stonden iets lager in de pikorde, maar dat was puur op basis van leeftijd. De meiden Liliane (dus eigenlijk Lile), Angela en Cynthia waren nog echte nichtjes-nichtjes. Het leven in de jaren zeventig en vroeg jaren tachtig was geordend en betrouwbaar.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

“Ik ging prijzen pakken. Ineens. In 1992 trok ik naar Chiba, Japan, voor een trainingskamp van zeven weken. Je moet je voorstellen Japan is echt het Walhalla voor judoka’s, Mar. Twee keer per dag trainen. Judoën dus. En daar nog eens bovenop hardlopen en krachttraining. Iedere dag. Niemand sprak er Engels. Ik schreef die periode veel brieven naar mijn familie in Nederland. Vooral naar mijn moeder. En naar Chris de Korte.”

Ik vraag Maurice of hij die brieven nog heeft. Hij lacht. Alles weggegooid.

 

 

kashiwazaki-2“Ik kreeg er les van Katsuhiko Kashiwazaki. Wereldkampioen 1981. Een aparte gast. Bleef-ie na de training een half uur zitten. In een lege zaal. Hij zei niets. Ik vroeg hem waarom-ie dat deed. Hij zegt ‘ik wacht na iedere training op iemand die naar mij toekomt met een vraag. Als niemand zich meldt, heeft niemand een vraag’. Zo’n type dus. Een heel andere benadering dan bij ons in het westen. De verantwoordelijkheid wordt bij jou, de sporter annex student, neergelegd. Niet bij de trainer.”

 

 

De grootste les die Maurice van het judo leerde was zijn ijzeren wil. De volharding. De knop omzetten. Tot het uiterste gaan.

Ik herinner me persoonlijk nog een wereldbekerwedstrijd in de Energiehal in Rotterdam, ergens begin jaren negentig. Ik ging er met mijn huidige zwager Richard heen. Ik had een bandje voor Maurice opgenomen dat hij draaide tijdens zijn trainingen. Ook bij die trainingen was ik overigens ooit gaan kijken. Samen met Tante Lile. In Hoogvliet. Maurice trainde er onder andere met Mark Huizinga. Ze stormden af op een muur. Op de muur was een houten paneel bevestigd. Met gaten. Zij trokken zich omhoog aan houten pinnen die zij in die gaten moesten steken. Zij drukten zichzelf honderden keren op. Met een klap er tussen. Of alleen op de vuisten. Dan weer op de duimen met een klap ertussen. De trainingen waren Spartaans, zag de Feyenoorder. Tante Lile legde mij de worpen uit. Na afloop van de training mocht ik de hand van Chris de Korte drukken. Zijn judo-bloemkooloren zijn mij altijd bijgebleven.

 

IMG_8292

 

In de Energiehal maakte Maurice zich op voor de finale. Hij was in trance. Zijn ogen waren gesloten. Hij luisterde naar mijn bandje. Purple Haze van Hendrix. En Love and Happiness van John Mellencamp. Uiteraard won Maurice. Ome Wim en Tante Lile brulden het uit. Een zelfde soort brul als van Maurice zojuist, toen hij zijn opponent, een beer van een vent, met een koka van jewelste had gevloerd. De endorfine was in de vorm van witte vlokken gestold rondom de brede mond van Maurice. De overige leden van sportschool Budokan waren door het dolle heen. Opa Spek hield het niet droog. “Mijn jongen.”

“Hoe vond je het?”, vroeg hij na afloop.

Ik was te verbijsterd om te antwoorden. Mijn stotterende neefje van weleer was een oorlogsmachine geworden.

 

 

In de daarop volgende jaren was Maurice wereldtop. Hij bereidde zich voor op de Olympische Spelen van Atlanta 1996. Ik nam me heilig voor hem te supporten al wist ik nog altijd het verschil niet tussen een wazari en een koka. Maar het idee alleen al…van je neef….naar de Spelen…

Toen kwam de grote ommekeer. Hij werd plots niet geselecteerd door de judobond. En de keer daarop weer niet. Een verklaring kreeg hij niet. Tot op de dag van vandaag niet.

“Ik liep op Chris af en zei ik stop ermee”.

“Da’s goed”, antwoordde hij kortaf. En daarmee was het pleit beslecht.

11028970_694651230656943_2699110211428197688_n

Maurice, Mark Huizinga, Daniël, Chris de Korte
Op de achtergrond het houten paneel (“De Tante Nel” voor insiders) waarop judoka’s zich omhoog trekken

“Mark Huizinga, Olympisch kampioen van de Spelen van Sydney van 2000, heeft alles wat een topsporter nodig heeft. Ik niet. Ik liet het lopen. Ik heb nog steeds contact met Mark. En met Dennis van der Geest natuurlijk. Die jongens hebben het allemaal gered. Ik heb er nog spijt van. Die beslissing heeft veel invloed gehad op de rest van mijn leven.”

Ook Tante Lile had het moeilijk met de keuze van Maurice. Er kwam een einde aan een periode van vijftien jaar tassen inpakken (“niemand pakt een tas zo goed in als je moeder”), sportkleding wassen, heen en weer rijden en duizenden broodjes smeren. Werkelijk alles hadden Tante Lile en Ome Wim eraan gedaan om de sportcarrières van Maurice en zijn vijf jongere broer Daniël te ondersteunen.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

“Pas geleden, ergens in maart dit jaar, hadden we een grote reünie van Budokan. Man man. Al die gasten van vroeger weer gezien. Mark. Chris. Arnold van der Vlist. Deed me goed. Ik had helemaal niets meer van vroeger. Alles weggegooid. En vergis je niet, je deelt wat met die mannen waarmee je meer dan tien jaar lang op een mat hebt liggen rollen. En dat heb ik nog steeds weet je. Ik ben heel fysiek ingesteld. Ik wil echt beetpakken. Vastnemen. Iemand voelen.”

“Dat heeft Mar ook”, vult Anita aan terwijl ze me trots aankijkt.

Waarom ik me wat geneer weet ik niet, want ze heeft gewoon gelijk. Haar man is een enorme kroelkont. Ook nu wil ik het liefst mijn neef beetpakken. Ik wil gitaar spelen met hem. Oude foto’s bekijken. En het verdriet van onze Franse familie wegzuipen met de zekerheid dat de kater ’s morgens wel beter weet.

De tragiek lijkt in onze genen te zitten, hoeveel tranen er ook vallen, hoeveel we ook lachen tot buikkramp aan toe, hoe veel familieleden er ook om zijn gevallen, hoe veel liedjes we ook zingen, hoe veel rode wijn we ook drinken, we komen er nooit meer van af.

Het verdriet is zo hardnekkig dat we niet meer zonder lijken te kunnen. Verdomd. Zodra ik de Franse kant van de familie zie, krijg ik de kwalijke behoefte om forse hoeveelheden rode wijn te drinken.

 

11096446_911941625533482_5380685525790211325_n

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

“Op 13 oktober 1999 kregen mijn toenmalige partner Aucilia en ik een zoon, Marley. Mijn ouders werden voor het eerst opa en oma. Op 18 september 2002 werd onze dochter Ebony geboren. En een derde kind volgde nog in januari 2004 toen Selena Liliane werd geboren. Op Cuba. Maar toen was mijn moeder al gestorven.”

Begin 2003 verbleef Maurice op Cuba. Hij was een jaar daarvoor met een judoploeg op trainingskamp in Frankrijk waar hij de Cubaanse Olympisch kampioene van de Sydney Spelen 2000 in de vrouwen middengewicht klasse 63-70 kg, Sibelis Veranes Morell, ontmoette.

“Ik kreeg een SMS van mijn moeder. Slecht nieuws. Ziek. Ernstig. Ik lag verdomme aan het strand. Kan je het je voorstellen? Ik wilde meteen naar huis maar mijn ouders ontraadden mij dat. Eerst de onderzoeken afwachten.”

Tante Lile had al langer klachten. Pijn in haar buik. Haar huisarts dacht aan een longontsteking.

“Maar ja, ijzeren generatie hè. Die blijven gewoon doorlopen. Onvoorstelbaar. Maar ze moest steeds vaker rust nemen. Even liggen. Dat zei natuurlijk meer dan honderd onderzoeken bij elkaar. Mijn moeder rustte namelijk nooit.”

Maurice keerde in het voorjaar van 2003 terug naar Nederland in de wetenschap dat zijn moeder snel zou overlijden. Ze had een agressieve vorm van maag- en slokdarmkanker. Ze kwam al snel, veel te snel, in de fase van pijnbestrijding.

”Ik werd helemaal gek. Ik wist me geen raad. Je basis, je fundament was weg. Ik ging dagelijks naar het Zuiderziekenhuis. Op 25 juli, een vrijdag, dat weet ik nog goed, riep ze Daniël, mijn pa en mijn persoontje bij haar. Ze wilde niet meer. Ze kon niet meer. Het was een dag voor de verjaardag van mijn pa. Daar had ze dus ook bewust over nagedacht. Die regie hè….tot het einde. Ze zei ‘ik ga terug naar mama, ik kan niet meer.’”

Dezelfde dag overleed Tante Lile op vijftigjarige leeftijd.

2015-04-24 21.21.08

 

De uitvaart in Rotterdam. De familie bijeen. Mijn moeder zal staren naar de houten kist waarin haar zus ligt opgebaard. Muziek zal klinken maar ik weet niet welke. Ik hoop maar op Jean Ferrat. Aznavour mag ook. Anita, Fabienne en Estelle staren naar het altaar van de Église Sainte Baudile in Antraigues. Ik niet. Ik heb het hoofd gebogen en huil dikke jongemannentranen. De verbondenheid met de Maeterlinckweg zal via Gods wegen moeten leiden. Iedere keer als mijn zus de naam, haar naam, van haar overleden tante Liliane hoort krimpt ze wat ineen. Haar handen rusten op haar buik waar Raymond en Hélène geduldig wachten. Vanmiddag gaan we zwemmen in de Ardèche, heb ik mijn dochters beloofd. 

 

https://youtu.be/wGtqjmFWxnI

 

“Van de uitvaart weet ik niet veel meer. Wel dat Ome André ontzettend veel werk had verricht. Niet normaal meer. Wat een man. En de muziek ja. Uiteraard, die weet ik nog. Mijn pa koos voor Hey Jude van de Beatles. Dat was het eerste singletje dat hij ooit voor mijn moeder kocht. Need Your Love So Bad was de keuze van Daan. Ik koos voor The Way We Were. Van Gladys Knight.”

 

 

Maurice staart naar het plafond waarop niets bijzonders te zien is, maar hij moet zich herpakken. Geen idee voor wie. Het verdriet moet er hoe dan ook uit. Zijn ogen staan vochtig. Hij maakt een pas op de plaats. Anita brengt koffie. Op de achtergrond klinkt Vechten tot het Eind van Alex Roeka. Het is allemaal te veel waar om toeval te zijn. Andersom kan ook.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

“Ik praat er nooit over. Niet met mijn pa, noch met Daan. Het verdriet zit te diep. Het gaat niet. Dit is de eerste keer dat ik mijn hart erover lucht. Jij bent familie weet je. De betrokkenheid voelde ik gewoon toen ik je verhalen las en je me vroeg om mee te werken. Om aandacht te vragen voor die kutziekte. Weet je: dat is het allerbelangrijkste. Aandacht. Geld. Voor onderzoek. Maar buiten dat ben ik ook blij en opgelucht dat ik mijn verhaal kwijt kon. Want dit moeten mensen weten. Wat kanker met een mens doet. Met een gezin. Met een familie. Onze familie Mar.”

2015-05-28 14.50.42Zoals gezegd, aan dramatiek in onze familie geen gebrek. Sentimenten worden niet geschuwd. Integendeel. Je draait Piaf, Aznavour, Springsteen of Clapton en hopla. Het gebeurt.

Deze voormalig wereldtopper judo, met dat volmaakt gespierde lijf, met die uit de klauwen gewassen gebruinde bovenarmen voorzien van indrukwekkende tattoo’s, met die lieve bescheiden lach en die groenblauwe womanizer’s ogen, staat op het punt om zijn fietsschrijvende neef te omhelzen.

Ik slik. Lofuitingen zijn niet aan mij besteed. Dank u feestelijk. Liever honderd veren in uw poepgat dan één in de mijne.

IMG_8309

Beet pakken. Om nooit meer los te laten.

Met de kids

Boven (v.l.n.r.) Maurice, Marco, Anita
Onder (v.l.n.r.) Marley, Ebony, Fabienne, Estelle

 

“Vooral die clip man. Die trein. Dat denderen. Allemaal aan boord. Die verbondenheid. Ik voelde dat vorig jaar ook heel erg. Op dat vijftigjarig huwelijksfeest van je ouders. Ik had de familie te lang niet meer gezien. In de ogen van de drie over gebleven zussen je moeder, Tante Pie en Tante Ineke zag ik mijn moeder weer terug. En alles van vroeger. Camping Het Hoekske. De zomervakanties in Frankrijk. De verjaardagen van vroeger. Je weet wel.”

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

We besluiten nu alle twee te slikken.

“Wat voor nummer is dit?”, vraagt Maurice op het moment dat ons gesprek stokt en de muziek de regie weer overneemt.

Something Fine, Jackson Browne”, antwoord ik. Zoals ik al vaker zei: hij die in toeval gelooft, heeft boter op het hoofd.

 

***

 

 

 

 

 

[Foto’s Fabienne – klik op de foto’s voor een vergroting]

 

21 augustus 2013. Terug in Antraigues-sur-Volane. Jean Ferrat is op 13 maart 2010 gestorven, voor de rest is er niet veel veranderd. Dat is een grote opluchting. Het is nog altijd op een haast Disney-achtige manier gelegen in het middengebergte van de Ardèche. Er wordt er nog altijd op leven en dood gejeuxdebould. Een troosteloos wasmandje hangt aan een troosteloze waslijn. Wilde veldbloemen, zo volhardend als het leven zelf, prikken op een prettige manier tegen onze blote onderbenen. In een net iets te modern ogend gebouw op het plein huist nu een heus Jean Ferrat museumpje. We betreden de Église Sainte Baudile. Hier nam ik precies tien jaar geleden afscheid van Tante Lile. We steken we een kaarsje aan. Voor de overleden Jean. En voor Tante Lile. Mijn Tante Lile.

 

 

Op de CD “21 Bochten Op Muziek” staat Le Malheur d’Aimer van Jean Ferrat uit eerbied voor Tante Lile op nummer 6, bocht 16, 980 meter hoogte.

 

***

 

Dank aan Maurice voor zijn openhartigheid en zijn bereidwilligheid om aan dit Blog mee te werken. Dank aan Daniël voor de mooie foto’s. Ome Wim dank voor de support achter de schermen: u bent Tougher Than The Rest!

 

Laat het onderzoek naar kanker nooit stoppen. Steun middels een donatie mijn campagne op mijn Actiepagina:

Alpe-d’HuZes Express Actiepagina Marco Hendriks

Namens alle Mauricen, Daniëls, Wimmen en Tante Liles: bedankt!

 

 

-