Ter ere van jullie dertigjarige huwelijk, 20 januari 2024, had je je op 2 juni 2024 voorgenomen om er pas vandaag, 20 januari 2025, de dag van jullie eenendertigjarige huwelijk dus, over te schrijven.
Deze wat gecompliceerde openingszin komt door het bankie van 2 juni 2024 (vandaag precies 232 dagen geleden); je had je daar en toen voorgenomen je dankbaarheid en je volstrekte afhankelijkheid (van leven met haar) onder woorden te brengen. Uiteindelijk is schrijven als leven: het is een kwestie van schrappen en elimineren totdat de kern overblijft en de kern openbaarde zich het best op dat bankie dat jullie opzoeken en dat jullie opzoekt.
Het is onontkoombaar.
Het is zo’n bankie dat je het uitzicht verschaft op de schaamteloze naakte van de natuur waardoor je vanzelf wel een toontje lager gaat zingen. Zo’n bankie middenin de natuur waar ik dan steevast ons Kafkaiaanse einde schets:
Hier eindigen we. Jij en ik naast elkaar. We eten niet meer, drinken niet meer, praten niet meer. Nog één zoen en dan alleen nog maar zwijgen. Bij elkaar, tegen elkaar. Mijn haar zal door spinnenwebben vergroeien in dat van jou, mijn baard zal een broedoord worden voor vogels en insecten. De vegetatie zal de vrije loop krijgen. We genieten van het mos dat van onze schoenen pantoffels maakt en van het wilde onkruid dat zich als klimop een weg naar boven baant en zich zó aan ons zal hechten totdat we in een innige verstrengeling zoenend verstikkend als onderdeel van het universum samen in volmaakte vrede mogen sterven.
Gadverdamme zal ze zeggen, maar altijd met een liefdevolle glimlach (niet zonder plaatsvervangende schaamte vanwege de absurditeit van jouw geest). Ze snapt dat het uiteindelijk gaat om de rust van zo’n bankie, om het samenzijn, om de kracht van de stilte in die overweldigende natuurpracht die ons bescheiden en nederig maakt.
Nu is Frankrijk hét land bij uitstek van dit soort bankies. Het is dus niet zo’n bankie op een zonovergoten boulevard aan de kust waar een gruwelijke mensenmassa 24/7 in je oren staat te tetteren dat zij de leukte, knapste en mooiste zijn. Het is ook niet zo’n bankie dat zo’n gelikt marketingmannetje van het lokale toeristenbureau heeft neergezet op een uitgekiende plek waar de zon zo mooi ondergaat in een of ander Walt Disneydecor.
Nee. Het moet puur, echt, rauw, stil en het liefst compleet doorleefd zijn. Zo’n bankie waarbij de splinters in je broek blijven steken (en je ’s avonds de tol van je romantiek moet betalen als zij in de hotelkamer met een pincet één achtergebleven splinter uit je hol moet peuteren). Zo’n bankie moet zich vanzelfsprekend in een gebergte bevinden. Een van onze favoriete bankies is wel het bankie op de Col de Sarenne, de betoverende achtertuin van Alpe d’Huez. De laatste keer dat jullie dat bankie bezochten was dus die zondag 2 juni 2024 (vandaag 232 dagen geleden) waar jullie rond de klok van vieren in alle stilte jullie dertigjarig huwelijk (voltrokken op 20 januari 1994) vierden.
Zo’n bankie is nodig om te reflecteren.
Terugkijken doen jullie er niet (dat doen jullie al genoeg, misschien zelfs te vaak), laat staan vooruitkijken (per definitie zinloos). Op zo’n bankie staat de tijd stil, net zo lang als je er zit, omdat de natuur je gedachten vult op een wat opdringerige maar prettige manier.
De natuur overtreft het gecultiveerde menselijke bestaan omdat ze geen tijd, geen genade, geen muren, geen hokjes, geen balies, geen loketten, geen helpdesks, geen verharde paden, geen leuke wandelroutes, geen gêne, geen berekeningen, geen wensen, geen teleurstellingen, geen beloftes kent. De natuur biedt geen troost, geen hoop, geen houvast, geen aanknopingspunt.
De natuur van de Col de Sarenne is er simpelweg.
En zo’n bankie is er dan om je met je neus op de feiten te drukken: even nu niets anders dan jullie twee. Zo’n bankie waarop je niet uit luxe zit, omdat God op 2 juni 2024 in al Zijn almachtige wijsheid had besloten Zijn deuren wagenwijd open te zetten. (De natuur doet niet aan föhns, kammen, borstels of kleurspoelingen terwijl God niet doet aan verzachtende omstandigheden). Ondanks de zon kromden jullie ruggen en verstarden jullie gezichten van de snijdende wind. En in een deuk lagen jullie om de mislukking van minimaal vijftien foto’s, dan weer vanwege het omvallen van jouw iPhone, dan weer door het wegrollen van een steen die zijn rol als statief niet aanvaardde.
En zij die je weer aankeek op die onweerstaanbaar lieve manier waar jij je al dik dertig jaar lang geen raad mee weet.
In de 34 jaar dat jullie met elkaar omgaan had je vaak genoeg geprobeerd om te voldoen aan het cliché mannenbeeld, al was het maar voor je eigen gemoedsrust, maar al die wegen bleken doodlopend. De enige weg die door jou bewandeld kon worden was de weg aan haar zijde.
Je wilde haar bedanken in woorden die je weigerde hardop uit te spreken, omdat je wist dat je ze 232 dagen later aan het digitale papier zou toevertrouwen. Haar danken voor alles wat ze en hoe ze is, in het volle besef dat jij kan doen wat je wil doen door haar toedoen.
En dank aan de lieve Heer (liefst op je blote knieën, maar die dag dus op dat bankie) dat je op 17 augustus 1991 als 21 jarig pikkie tot in je nieren aanvoelde dat zij, die zwijgzame verdrietige beeldschone jongedame van 29 (daar zat ze, daar, eenzaam in dat hoekie van de kamer), de liefde van jouw leven en daarmee de moeder en grootmoeder van je kinderen respectievelijk kleinkinderen zou worden.
Maar toch. Je wíst het, je voelde het, je wílde het.
Je wilde háár.
Zoals die roofvogel die 232 dagen geleden boven de Col de Sarenne cirkelde, als een biddende vogel loerend op zijn prooi. Zo ging je 17 augustus 1991 op haar af, vastbesloten om nooit meer los te laten.
Uiteindelijk is liefde een godswonder dat plaatsneemt op een bankie.