21 februari 2019
Ik deed voor het eerst in mijn leven alleen boodschappen. Mijn dochter had trek in vla, vanille vla.
Zelden of nooit begeef ik me alleen in de openbare ruimte. Ik wend penisnijd, pleinvrees, tandrot, scheurbuik en broekruis voor. Maar in werkelijkheid is het ordinaire luiheid die mij thuis houdt.
‘En we hebben ook bananen en douchespul voor jou nodig pap.’
‘En vergeet het bonnetje niet!’, riep mijn vrouw mij na.
In de kapperszaak naast de Albert Heijn liet een rastafari zijn dreads wassen. Zijn armen bungelden levenloos langs zijn kapperstoel. Ik had nog nooit iemand zó relaxed gezien op een donderdagavond.
Een blanke vrouw naast hem deed met een rood aangelopen hoofd haar levensverhaal. Haar krullen glommen. Alsof ze in de etalage zat, hetgeen ook zo was.
De kassière was een kassier en heette Arun. Ik hoefde geen zegeltjes, voetbalplaatjes of airmiles en ik had geen spaarkaart. Ik wilde zo snel mogelijk weg.
‘Arun…mag ik het bonnetje misschien? Moet van mijn vrouw.’
Ik was nog nooit zo ongelukkig.