Van Saskia
voor Ernst
“Everything dies baby that’s a fact
But maybe everything that dies
someday comes back”
Bruce Springsteen – Atlantic City
***
Croke Park, Dublin, Ireland, zondag 19 mei 2024
Bruce neemt een adempauze, kijkt het volgepakte Croke Park in, draait zich om naar drummer “Mighty” Max Weinberg, telt met zijn linkerknie en -voet af, one-two-three-four, en geeft als een dirigent met wijd gespreide armen het orkestrale soulintro van de E-Street Horns van My City of Ruins aan.
Hij zegt het publiek wakker te willen maken. Op te willen schudden. Hun voeten pijn te willen doen. Hun seksuele organen te willen stimuleren (“that’s right”). Het publiek joelt waar het moet joelen. Juicht waar het moet juichen. Bruce is een circusdirecteur en paardenmenner ineen.
Als hij gaat zitten op de rand van het podium is het menens en krijgt het publiek er plotsklaps met de zweep van langs. Zo maar, vanuit de circuspiste. Het is uit met de dubbelzinnigheid. Bruce is hier niet zomaar. Er is meer. En er is niet alleen méér, het moet vooral dieper… dieper dan diep…
“…that’s right… give me a shot Max… here we go… that’s right, turn it down… ‘cause it’s a story, it’s a story about yesterday and tonight and hopefully tomorrow… it’s about hello’s and goodbye’s… it’s about the things that leave us… no matter how… no matter what we do… but it’s also about the things that remain with us… in our hearts and in our memories… that’s a lot of ground to cover so… let me get started…
There’s a blood red circle on the cold dark ground
And the rain is falling down
The church door’s thrown open, I can hear the organ’s song
But the congregation’s gone
My city of ruins…”
Ergens middenin de toespraak van Bruce (Bruce ging zitten weet ze nog) houdt ze het niet meer en lopen de tranen over haar wangen. De woorden en halve zinnen (yesterday, things that leave us, remain, hearts en memories) resoneren in haar hoofd en ze breekt op een prettige manier. Haar tranen zijn warm van dankbaarheid. Iemand legt een hand op haar schouder. Alles kwam goed, zo werd haar ooit beloofd, en dit was zo’n hemels moment van het bewijs (hoe kortstondig ook) dát het ook goed kwam.
In het Croke Park openbaart zich een visioen en visioenen zijn verdomde echt, zolang je maar in visioenen gelooft. Een krokodil in haar slaapkamer… rebelse zieltjes die over Het Licht spreken… vervagende en elkaar vervangende gezichten waarin, aan het eind van droom, de gezichten van haar broer en haar man opdoemen. Hun zaligmakende oogopslagen doemen op, zo concreet als steen, als Bruce Saskia’s botten doet kraken…Come on rise up! Come on rise up! Ze richt twee opengesperde handen richting het hemelgewelf waar de geesten van de doden zich ophouden.
With these hands… with these hands…
My City of Ruins neemt haar mee naar Carmina Burana in het Tel Aviv mid jaren negentig… naar de bergen van Oostenrijk tijdens de onschuldige zomervakanties van de jaren tachtig (en Ernst die zijn zusje de berg op duwt om de bolletjestrui te verdienen)… naar de ene vakantie in 2019 in Andalusië waar Ro en zij in the middle of fuckin’ nowhere op een verlaten parkeerterrein een spiksplinternieuwe personenbus aantroffen die beplakt was met Bruce Springsteens nieuwe album Western Stars en tenslotte naar die zondag 30 mei 1999, naar de Parkbühne Wuhlheide in Berlijn, waar zij voor de laatste keer met haar broer een Springsteenconcert bezocht…
Krimpen aan den IJssel, zaterdag 20 juli 2024
‘Die tribunes in Berlijn vormden een soort halve kom om het podium. We stonden daar met mijn ouders, met Margot, Ernst en Paul, een diehard Springsteenfan. In een zeldzaam moment van stilte riepen we vlak na The Promised Land keihard en tegelijk RENDEZVOUS. Een spontaan ideetje van mijn broer Ernst. Afijn Bruce hoorde het dus en zei zoiets van “some people out there want me to play Rendezvous” en begon het te spelen. We konden onze lol niet op, vooral Ernst niet. Het was toch zijn idee geweest. Ik denk een muzikale knipoog naar Margot, zijn nieuwe liefde uit België. Bruce sloot het concert in Berlijn af met Land of Hope and Dreams. Dat was het laatste lied dat ik met Ernst live mocht beleven.’
Saskia nam een slok water en keek naar buiten waar een groepje vol bepakte kinderen van een scoutingvereniging langstrok. We glimlachten zonder iets te zeggen. Het was die zaterdagmiddag 20 juli 2024 een bloedhete zomerdag. Ik voelde een straaltje zweet langs mijn rugwervel mijn bilnaad in trekken.
‘Die kinderen doen me denken aan onze jeugdjaren. Ernst wilde eens meedoen aan een minitriatlon maar hij was astmatisch dus had hij problemen met het zwemmen. Op dat onderdeel werd hij dan ook gediskwalificeerd. Hij was zo boos dat ie zei Sas kom op, we gaan naar Tilburg fietsen. Dus ik op mijn meisjesfiets van de lagere school en hij op die te grote racefiets van mijn vader naar onze ome Gerard in Tilburg gefietst… is toch 80 kilometer vanuit Krimpen… onderweg duwde Ernst mij af en toe.’
De bestemming Tilburg was niet zomaar gekozen, hun ouders Clemens van Schooten en Ine Goossens kwamen er oorspronkelijk vandaan.
Vanwege zijn baan als douaneambtenaar Clemens komt het echtpaar Van Schooten begin jaren zeventig via Hoogvliet in het toenmalige forensendorp Krimpen aan den IJssel terecht. Op 21 november 1972 wordt het leven geschonken aan Ernst Theodorus Johannes en op 23 januari 1975 aan dochter Saskia Maria. Jaren later berekent laatstgenoemde dat broer en zus op de kop af twee jaar, twee maanden, twee dagen en twee uur van elkaar schelen.
‘Ik ben opgegroeid in de straat Zonnebloem in Krimpen. Tijdens onze jongere jaren waren mijn broer en ik best ok met elkaar, gewoon hoe broer en zus met elkaar omgaan denk ik. Als kinderen van Brabantse ouders zijn we katholiek opgevoed, maar zeker niet strikt of streng. We gingen zo af en toe naar de katholieke kerk. Mijn broer en ik zaten op dezelfde protestante lagere school, maar de middelbare school was een openbare. We waren, denk ik, een doorsneegezinnetje. Vanavond gaan we trouwens met mijn ouders een happie eten in Lekkerkerk… om stil te staan bij de vijfentwintigste sterfdag van Ernst…’
Zomer jaren tachtig, het gezin Van Schooten gaat op vakantie naar Oostenrijk. De tieners Ernst en Saskia zitten op de achterbank met ieder een walkman die een eigen wereld creëert. De omgeving wordt ingekleurd door weidevelden, wandelpaden en bergen van onmetelijke hoogtes. Het gezin stapt de auto uit. Voor Clemens en Ine wordt de stilte doorbroken door insecten die van veldbloem naar veldbloem zoemen, door een kabbelend bergbeekje dat in de verte zijn weg naar het dal zoekt en door het blikmetalen geluid van koeienbellen die als kerkklokken tegen de bergwanden resoneren. Ernst en Saskia krijgen weinig mee van deze natuurlijke rust die inderdaad, what’s new, pas van waarde wordt naarmate het leven vorm en zwaarte krijgt. Deze haast paradijselijke stilte wordt, ironisch genoeg, doorbroken door Enjoy the Silence van Depeche Mode, haar favoriete band van die tijd. De muzikale omlijsting van het hier en nu van Ernst wordt bepaald door Phil Collins, Billy Joel, Paul McCartney en Bruce Springsteen.
‘Met kerst had je de top 100 van Veronica op de radio. Dan zaten Ernst en ik klaar met onze cassetterecorder om al die klassiekers op te nemen. De twee vingers moesten tegelijk op REC en PLAY drukken, anders miste je de opname. En wee of wee als de DJ door het intro of slot zat te kletsen haha. Mijn broer en ik hadden altijd wel een zogenaamde pyjamadag waarop we al die cassettebandjes achter elkaar beluisterden…’
Begin september 1986. Daar zitten broer en zus. Op het bed van Ernst, want hij is de enige met een platenspeler. Hij had net op Saskia’s muur geklopt. “Kom je luisteren?” Ze draaien de gloednieuwe elpee Press to Play van Paul McCartney, met de achterkant van de platenhoes op schoot. Ademloos luisteren broer en zus. Koppen dicht! Teksten meelezen om ze later mee te kunnen zingen. Only Love Remains staat op.
But knowing me, I’ll want you back again, and again
‘Til the word has lost it’s meaning,
And love is all that stays… only love remains.
Voor tieners zijn woorden slechts woorden. Het gewicht van woorden laat zich pas voelen als de mens de desastreuze werking van de wijzers van de klok gewaarwordt. Voor tieners is muziek an sich een directe uitweg naar een andere wereld die niet wordt geregeerd door ingeslapen ouders of doodsaaie leerkrachten. We learned more from a three-minute record than we ever learned in school. Een artiest begrijpt het leven, jouw leven, het leven van een tiener, vele malen beter dan die duffe ingekakte zooi om je heen.
In juni 1984 brengt Springsteen het album Born in the USA uit dat zijn grote doorbraak in Europa zal betekenen, in oktober 1987 gevolgd door Tunnel of Love. Een maand later wordt Ernst vijftien terwijl zijn zus Saskia op het punt staat om dertien te worden. De twee albums maken een enorme indruk op Ernst, Saskia ondergaat het allemaal schouderophalend. “Wel aardig”, zo herinnert zij zich haar Brucebeleving als dertienjarige. De onmetelijke diepte van Cautious Man zal pas jaren later volgen, om nog maar te zwijgen over de impact van I’m on Fire.
Stadion De Kuip, Rotterdam, woensdag 29 juni 1988
“Hey maar dít nummer ken ik wel, Ernst!”
“Ja hèhè , da’s een hit.”
“Die vorige kende ik niet. Vond ik niets aan.”
“Dat was I’m a Coward. Da’s niet van Bruce. Da’s een cover.”
(Saskia is dertien, Ernst vijftien)
“Ok. Maar dit liedje ken ik wel. Da’s van die clip, dat Bruce onder die auto ligt.’
“Ja, I’m On Fire! Hey Sas, als ik later doodga en ik word gecremeerd, moeten ze dit nummer draaien haha. Lachen: I’m on Fire!”
Krimpen aan den IJssel, zaterdag 20 juli 2024
‘Ik maakte de weg min of meer vrij voor Ernst. Ik was mega recalcitrant en rebels die dagen, ik rookte en dronk, dat botste wel eens met mijn vader-de-douaneambtenaar natuurlijk, Ernst was vooral braaf en een tikkie timide. Binnen zitten en muziek luisteren, dat deed ie. Vanaf mijn veertiende ging ik meer uit met een eigen vriendengroep. Dat vond Ernst ook wel leuk. Vanaf die tijd gingen we samen veel naar jeugdsoos De Ark, en daarna was het afpilsen geblazen in De Bruin, een bruine kroeg hier in Krimpen. Mijn vrienden werden zijn vrienden. Guido was mijn eerste vriendje. Toen ik het had uitgemaakt ging hij met Ernst op vakantie. Na Ernsts dood heeft Guido zijn zoontje naar hem vernoemd. En Sid hoorde ook bij die vriendengroep. Hij was meer dan een boezemvriend van Ernst… Sid heeft nog een tijdje bij ons ingewoond, daarna werden die twee een soort van broers. Sid heeft Ernst zelfs nog geïntroduceerd bij Ridit Software, zijn eerste baantje.
Omdat de “buitenschoolse activiteiten” haar veel meer voldoening schenken, zakt bètameisje Saskia op het Krimpenerwaard College van het vwo naar de havo. Ze heeft een bijbaantje bij supermarkt De Spar, gaat uit, leeft met de dag en noemt zichzelf, tot op de dag van vandaag, geen planner maar vooral een doener. Plannen doen haar denken aan gebaande paden en dat beeld, die weg, doet haar gruwen.
In 1992 neemt het leven van Saskia een dramatische wending als zij op zeventienjarige leeftijd wordt geconfronteerd met de zelfmoord van haar beste vriendin Monique. Voor het eerst in haar leven komt zij in aanraking komt met de dood die zich, zeker op die leeftijd, steevast laat vergezellen door zijn trouwe kameraden neerslachtigheid en defaitisme. Het feel good leven komt op brute wijze ten einde, als een vliegtuig dat een noodlanding maakt. Toen Monique zich van het leven beroofde, was het alsof Saskia uit een droom wakker werd gemaakt. Nu staat ze buiten, alleen, aan de oevers van de IJssel, waar de wind vrij spel heeft, ze voelt hoe haar wilde haren alle kanten opwaaien en ze voelt hoe haar onschuld in de wind verwaait. Zoals niemand Saskia begrijpt, zo begrijpt Saskia, op haar beurt, de wereld niet meer.
En dus vertrekt ze, direct na voltooiing van de havo en vol verwarrend verdriet, in 1994 op negentienjarige leeftijd richting Israël om in een kibboets te werken en wonen. Ze wil reizen en ontdekken, hetgeen zij nu, anno 2024 als bijna vijftigjarige, als vlucht interpreteert. Terugkijkend op die turbulente periode omschrijft ze haar gedrag als super naïef. Ze glimlacht en zoekt, tevergeefs, naar sporen van herkenning in mijn ogen. Het vluchten was mij als puber niet vreemd, alleen zocht ik heil en troost in de teksten van Bob Dylan en Bruce Springsteen wier teksten ik Bijbelse waarden toekende.
Saskia’s herinneringen aan die tijd zijn diffuus. Jaartallen, leeftijden, seizoenen en gemoedstoestanden vervagen, overlappen elkaar, spelen eigenrichting, steken elkaar de middelvinger toe, omarmen elkaar, vechten elkaar de tent uit en bedrijven de liefde met elkaar. Saskia’s leven is als een chaotisch verkeersplein in een Zuid-Europese havenstad: iedereen heeft voorrang, niemand heeft voorrang. Het recht van de sterkste en brutaalste heerst.
Na een verblijf van zo’n twee jaar in Israël, komt zij via Cyprus in het Turkse Marmaris uit waar ze op de plaatselijke bazaar negen maanden lederen jassen verkoopt (hier gevolgd door een uitgerekte en zeer aanstekelijke schaterlach), waarna ze via een kort verblijf in Nederland uiteindelijk weer terugkeert naar Israël. Saskia reist, wordt verliefd, trouwt, woont in Rotterdam, woont in Krimpen en schenkt de wereld nieuw leven. Ze begeeft zich in een draaimolen die, naarmate de jaren verstrekken, verworden is tot een achtbaan. Ze neemt plaats in het voorste karretje, houdt haar handen omhoog, voelt de tinteling van de tergend langzame tocht naar boven, ondergaat het sensationele gevoel in haar buik op de top van de achtbaan en gaat dan in een duizelingwekkende vaart omlaag, en dan, gedreven door de sensatie, weer vliegensvlug omhoog, en in een halve draaicirkel omlaag om vervolgens in de ingewikkelde wentelingen van een schroefdraad terecht te komen. Maar de opwinding van een achtbaankarretje is maar tijdelijk en de gesuggereerde vrijheid is maar schijn aangezien ze bepaald wordt door de vormingen van de rails en tegelijk ervaart ze de beperkte bewegingsvrijheid van het achtbaankarretje zélf door de krapte van het toestel en door de gordels die je lichaam dwingt om te blijven zitten waar je zit. Het is niet alleen de weg, maar ook het middel van vervoer dat haar levensrichting respectievelijk levenshouding bepaalt. In een achtbaan moet de mens concluderen dat hij uiteindelijk geen kant op kan.
Omdat het leven volgens de Deense filosoof Sören Kierkegaard voorwaarts wordt geleefd maar achterwaarts begrepen, dringt ook hier pas áchteraf, met terugwerkende atoomkracht, het lied Trapped zich op…. and I know someday I’ll find the key...
Aanvankelijk ontneemt Trapped haar de adem, maar Trapped heeft ook een voorzichtig zaadje van hoop geplant. Hoop en verzet. Hoop, verzet en vertrouwen. Ze moet het bestaan van het zaadje alleen nog zien te ontdekken en met het bestaan komt haar bestaansrecht vanzelf.
‘Op 4 juli 1999 kreeg ik een miskraam en precies twee dagen later, heb je dat getal twee weer, kreeg Ernst dus dat fatale auto ongeluk. Kort daarna, in augustus 1999, bleek ik echter opnieuw zwanger… op 22 mei 2000 werd mijn dochter Zoë geboren. Zoë betekent leven, dus haar naam is wel een bewussie na Ernsts ongeval. Twee jaar eerder zag mijn zoon Cameron, op 21 februari 1998, al het levenslicht.
Gesterkt door de liefde van haar kinderen kwam, zag en overwon Saskia het verdriet. Het waren Lennon en McCartney die in 1967 al schreven dat menig storm te overmeesteren valt met de hulp van vrienden en één vriend die Saskia te hulp kwam luisterde naar de naam Neale Donald Walsch, auteur van het boek The Little Soul and the Sun (“ik ben niet religieus hoor”) dat haar de kunst van het vergeven leert, want leven is een vorm van kunst en Saskia Maria Bijl-van Schooten blijkt een kunstenaar pur sang, een overlevingskunstenaar welteverstaan en ook de vriendschap met haar broer beschrijft ze, zonder dat zij dat zelf beseft, zoals een museumgids een kunstwerk beschrijft, dus vol passie en met oog voor het detail, opdat de aanschouwer van het kunstwerk niets ontgaat en vooral om hem te doen overtuigen van de uniekheid van het kunstobject.
‘Ook Ernst was slim, net als ik, niet onbescheiden bedoeld overigens, maar ook hij kon niet terugkijken op een glansrijke schoolcarrière. Ook hij ging dus van de vwo naar de havo naar de leao. Daarna is hij via Sid bij het softwarebedrijf Ridit gaan werken en daarna heeft hij zelfs een eigen softwarebedrijfje opgericht. Bij Ridit werkte hij met Han met wie hij goed bevriend raakte. Ernst kreeg Han zo gek om samen Springsteenconcerten in binnen- en buitenland te bezoeken. Op een gegeven moment werd zelfs een camper gekocht die helemaal beplakt werd met Springsteentitels. Op de zijkant van zijn camper stonden de titels Fire en Tougher than the Rest en op deze kant van de foto zie je dus Human Touch en Point Blank.’
Saskia en ik kijken samen naar een prachtig gedateerde foto van even prachtig gedateerde camper. We grinniken om de vale bruinige kleuren van de camper die als stempel over de gehele jaren tachtig mag worden gedrukt. Het interieur van negenennegentig procent van de Nederlandse huishoudens bestond dat decennium uit donkerbruine kasten, eetstoelen en tafels, bruine fauteuils (van stof of leder), beige tapijt, en lichtbruin gekleurde bierflesjes van lauw Heinekenbier dat door ooms gedronken werd.
Ernsts vaste reisgenoten naar Bruceconcerten zijn Paul en O. en als vierde reisgenoot reist Saskia af en toe mee. Vooral O. ontfermt zich over Saskia als zij op de voorste rijen bij tijd en wijle plat wordt gedrukt tijdens de concerten. Waarom ze meeging? Gewoon voor de lol, ze is gek op muziek, maar heeft niet zo gek veel met Bruce. “Dat was echt zíjn ding”, zo zegt ze eerder bevestigend dan verontschuldigend.
Op 19 en 20 april 1993 speelt Bruce in Ahoy, Saskia is erbij. Met Ernst. Eerst rij. Vijf jaar eerder speelt Bruce in de Kuip tijdens de Tunnel of Love Tour en ook daar staat zij aan de zijde van haar broer Ernst. Eerst rij. De precieze herinneringen aan die concerten in Nederland zwerven aan draden en flarden in haar gedachten rond, ze weet het niet meer exact, wat speelde Bruce wel en niet. 16 mei 1993, Bruce speelt in München. Saskia is erbij. Met Ernst. Eerst rij. Een dag later speelt Bruce in Mannheim. Saskia is erbij. Met Ernst. Eerst rij. Bruce heeft niet echt indruk gemaakt, het was wel aardig, het was meer de muziek van haar broer begrijp-je-wel.
‘In 1992 en 1993 ging Ernst echt o-ve-ral heen waar Bruce speelde, zelfs tot Amerika aan toe! Ik denk dat die teksten hem toen écht raakten. Ik kan me niet herinneren dat het een bepaald nummer of album van Bruce was dat hem triggerde. Het was het geheel. Het alles.’
Sportpaleis Ahoy, Rotterdam, maandag 19 april 1993
Ook al speelt Bruce niet met de E-Street Band, toch grijpt Bruce hem weer bij de keel. Ernst vergelijkt Bruce wel eens met een hakbijl, een cirkelzaag. Er zijn maar weinig mensen die hem, Ernst, begrepen. Maar Bruce voelde als een boezemvriend, je favoriete neef, een tweede vader…zo eentje die je geruststellend toespreekt. Hij was nu 21 jaar en alleen zijn Brucecamper voelde echt als zijn thuis, maar aan wie kon hij dat gevoel uitleggen?
Na een verzengende uitvoering van Trapped speelde Bruce nu Badlands. It ain’t no sin to be glad you’re alive! Ernst kon het wel uitschreeuwen. Rechts van hem stond zijn zusje Saskia, achttien jaar. Voelde zij wat hij voelde?
Krimpen aan den IJssel, zaterdag 20 juli 2024
‘Eind jaren negentig woonden we beiden op dezelfde galerij tien huizen van elkaar in een flat in Krimpen. Hij woonde er samen met zijn vriendin totdat hij op een goede avond huilend aan mijn voordeur belde. Hij woonde samen met Monique, maar was verliefd geworden op Margot, een Belgische die hij had leren kennen via zijn werk. Die avond maakte hij het uit met Monique en koos hij voor Margot. Monique was en is trouwens een echte Brucefan – ze deelt haar verjaardag met die van Bruce, 23 september dus, en bezoekt nog altijd concerten van Bruce. Op de uitvaart van mijn broer had ze nog soep voor iedereen gemaakt. Dus, mind you, als ex van Ernst dus. Hoe bijzonder is dat?
Maar goed, door zijn nieuwe relatie woonde Ernst om en om in Krimpen en Melsele, de woonplaats van Margot, en dus reed hij een maand of acht op en neer van en naar België. Ernst had zijn bedrijf in Capelle aan den IJssel met John en Sander, twee compagnons die ook vrienden waren en die hij vanuit Ridit kende. Een ander deel van het bedrijf zat in Sint-Niklaas in België. Daar reed John die dag naartoe terwijl Ernst dus naar Capelle reed. En een van die ritten, de laatste, werd hem noodlottig… het gebeurde op die maffe weg van Antwerpen richting Bergen op Zoom naar Rotterdam, bij die brugpijler van het laatste viaduct vlak voor de grens. Ken je die weg?’
Er valt een stilte. Ik ken die snelweg maar al te goed, omdat je vaker dan je lief is gedwongen wordt deze alternatieve snelweg te nemen als de overbekende ringweg richting Breda door de Kennedytunnel weer eens mutje dicht staat. Ter hoogte van Beveren zitten zoveel gaten in het asfalt dat je het gevoel hebt over een snelweg in Uganda te rijden, vervolgens rijd je door een ontelbaar aantal tunnels waarbij je bij de Liefkenshoektunnel ook nog eens verplicht wordt om tol te betalen, tol als beloning voor je durf, gevolgd door een bocht van 360 graden die je het onbestendige gevoel geeft weer terúg het Antwerpse havengebied in te rijden, om je dan eindelijk toe te kunnen geven aan de rechte overzichtelijke dubbelbaanse snelweg richting Nederland. Antwerpen noem ik al jaren een van de fijnste steden van West-Europa, maar zijn infrastructuur is de regelrechte hel.
Havenweg, tussen Zandvliet en de grens, dinsdag 6 juli 1999
Ondanks de vroegte was het toch weer druk op de snelweg. Gelukkig heeft ie die kuttunnels achter de rug, maar hij moet nu wel serieus gas geven want hij wil niet te laat op zijn afspraak met zijn twee partners komen. Geen probleem, want hij rijdt graag en eh… publiek geheim dit… hij rijdt ook graag te hard.
En noem hem één andere artiest die hem onderweg beter kan vergezellen dan Bruce! Die muziek is verdomme voor de highway gemaakt! Sinds het concert van Bruce van donderdag 20 juni in het Gelredome, dik twee weken geleden, wat een kutstadion was dat trouwens zeg, wat een kutgeluid, nog erger dan in de Arena, bleef The Ghost of Tom Joad in zijn kop hangen…. “well the highway is alive tonight”… wat een uitvoering!
Hij rommelt in zijn dashboardkastje. Hij is, vreemd genoeg, niet op zoek naar de gelijknamige CD Tom Joad… nee hier zo alleen op de snelweg, dat bizarre moment van complete eenzaamheid (waar waren die duizenden auto’s en vrachtwagen van zo-even in godsnaam gebleven) zo vlak voor de Nederlandse grens, voelde hij een onverklaarbare behoefte om Meeting Across the River te luisteren. Hij speelde het in Arnhem direct na The Ghost of Tom Joad. Dat concert was nog maar 17 dagen geleden, maar het voelde als een jaar. Hij kon niet wachten op een volgend concert van Bruce. Next stop East Rutherford New Jersey waar Bruce maar liefst vijftien keer zou spelen!
Ja nu Meeting Across the River… met die gouden trompet van Randy Brecker die zich als een meanderende rivier een weg door het lied zocht… die trompet had hem altijd doen denken aan de klarinet van Sas toen ze nog thuis woonden aan de Zonnebloem in Krimpen. In Arnhem had Bruce zich slechts laten begeleiden door Roy Bittans piano, maar het gebrek aan een trompet of sax werd opgevuld door Ernsts herinneringen aan het klarinetspel van zijn zusje. In het Gelredome had hij tijdens Meeting ten diepste aan haar gedacht, toch een gemiste kans dat ze er die avond niet bij was. Nu deelden ze dat idiote moment in Berlijn 30 mei jongstleden toen hij op het idee kwam om met z’n allen Rendezvous te schreeuwen en dat Bruce het nog speelde ook! Haha!
Door de voorpret aan Meeting Across the River (“Hey, Eddie, can you lend me a few bucks and tonight, can you get us a ride?”) handelde Ernst gehaaster dan anders. Het dashboardkastje had hij al open gekregen. Onder wat andere CD’s die hij een voor een op de grond lazerde, lag daar de Born to Run CD met Meeting Across the River die, verdomd als het niet waar was, precies ónder The Ghost of Tom Joad lag.
Zijn vingers raakten de CD bijna aan… bijna…
Krimpen aan den IJssel, zaterdag 20 juli 2024
‘Na het concert van Bruce in Berlijn met dat idiote Rendezvous moment heb ik Ernst niet meer gezien. We hadden nog wel afgesproken op mijn vakantieadres ergens aan de Belgische kust, maar hij belde last minute af omdat hij een of ander uitje had met zijn voetbalteam.
Die dinsdag 6 juli 1999 zat ik ’s ochtends gewoon te werken bij de NN in Rotterdam toen de telefoon ging. Mijn moeder. “Je broer heeft een ongeluk gehad”, zei ze. Heel rustig en kalm. De bekende overlevingsmodus. Ik weet nog dat ik, vreemd genoeg, meteen antwoordde “hij gaat toch niet dood he”, waarop ze zei “dat zou best wel eens kunnen” of “dat weten we nog niet”. Hoe dan ook, je wilt natuurlijk het antwoord horen in de trend van “ben je gek meissie”. Zoiets. Maar dat werd het niet. Ik heb een tranquilizer ingenomen en kon in het kantoor van mijn baas even op adem komen. Vervolgens reden we naar het UZA, het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, aan de Drie Eikenstraat in Edegem.’
Terwijl Ernst vecht voor zijn leven, laat de familie zich informeren door de politie…
Na de Liefkenshoektunnel heeft Ernst de bocht genomen, vlak voor de brugpijler van het laatste viaduct vóór de Nederlandse grens is hij van de weg geraakt. Niemand weet hoe of waarom. Via de vangrail moet hij zijn gelanceerd. Twee meter hoog zijn op de brugpijler sporen gevonden van zijn Ford Fiësta waar niets meer van over is. Wellicht is hij afgeschrikt door een konijn dat aan de rand van de weg ter hoogte van het ongeluk is gevonden…
“…we eh…. we weten het niet, mevrouw, mijnheer Van Schooten. En u jongedame… u bent wíe precies van mijnheer?”
‘In het UZA werd Ernst kunstmatig in coma gehouden, zijn hersenbeschadiging was enorm. Het besef van tijd ben je volledig kwijt. Ik weet nog dat Ernst zo’n loeizwaar Nokia-mobiel had. Niet te sjouwen, dat ding zo zwaar. Geloof het of niet, maar die Nokia werd nog gejat toen Ernst op de IC lag. We hebben daarna twee wekenlang in een verblijf vlakbij het ziekenhuis geslapen zodat we iedere dag bij Ernst op bezoek konden…’
Estadi Olímpic Lluís Companys, Barcelona, Spanje, dinsdag 22 juni 2024
Het is een broeierig warme avond in Barcelona en Bruce heeft net afgetrapt met een vlammende uitvoering van My Love Won’t Let You Down, gevolgd door Lonesome Day. Tijd voor een pauze gunt Bruce zichzelf niet. Vanwege stemproblemen heeft hij de vorige maand concerten moeten afzeggen in Milaan, Marseille en Praag en vorige zomer heeft hij een groot deel van zijn tour in de VS moeten staken vanwege een maagzweer. Dat was hem tot die zomer in 2023 nog nooit overkomen! En nu heeft hij het gevoel dat hij de tijd moet inhalen. Nu kan het nog.
Saskia en Margot herkenden feilloos het begin van Ghosts als derde nummer van het concert. De pompende drums van Mighty Max, gevolgd door die scheurende stem van Bruce en gitaar (“I hear the sound of your guitar…”). Bruce trok met een pijn vervuld gezicht alle registers open, inclusief de registers die “out of tune” waren. Dikke lul drie bier, geen tijd voor risicoloze zangkoortjes nu. De botte bijl moest eraan te pas komen.
Tijdens het refrein “I’m ali-ive” denken Saskia en Margot aan die bewuste dinsdag 6 juli 1999. Het kenteken van Ernst luidde TH-LS-54 en twee van zijn collega’s hadden een identiek model Ford Fiësta met opvolgende kentekennummers. De hulpverlenende diensten hadden destijds een foutje gemaakt in het communiceren van het kenteken van het verongelukte vehikel. Laat het TH-LS-55 of TH-LS-56 geweest zijn. Hoe het ook zij, door die communicatieve verwarring werd de dood van een collega verondersteld die zich diezelfde ochtend echter doodleuk meldde op kantoor, al zingend “I’m Alive!!”, een zomerhitje in ’99, nog niet beseffend dat zijn collega Ernst van Schooten ondertussen voor zijn leven vecht.
Van die bewuste 6 juli 1999 had het “I’m Alive” van Ernsts collega blijven doorgalmen, door alle grenzeloze dimensies van tijd en ruimte heen, dwarsdoor alle barrières van verklaarbaarheid en logica, tot aan deze 22 juni 2022 als Bruce Springsteen in Barcelona voor Saskia en Margot optreedt.
“I’m ali-ive… and I’m coming home…. and I’m coming home….”, zingt Bruce. Vanaf het veld, eerste rij, zingen Saskia en Margot hemeltergend hard en zwijgend mee.
Krimpen aan den IJssel, zaterdag 20 juli 2024
‘Het waren twee bloedhete zomerweken in Antwerpen. Laat hem alsjeblieft doodgaan, dacht ik nog, want dit was niet wat hij gewild zou hebben. Dat dacht mijn vader ook, maar mijn moeder zei hem de rest van zijn leven te willen verzorgen, ook al zou hij als plantje hebben moeten doorleven.’
Dinsdag 20 juli 1999. De dienstdoende arts van het UVA belt de familie, terwijl een onheilspellend onweer boven Vlaanderen losbarst. Medisch apparatuur in alle soorten en maten piepen, zuigen, pompen, bewegen rondom het bed van de zielloze Ernst die in leven wordt gehouden door machines die steeds dreigendere piepjes en toontjes afstoot. Door een plotselinge windvlaag vliegt het raam van de kamer van Ernst open, één loeizwaar apparaat kantelt om, alarmfase één, de vloer van het hele ziekenhuis lijkt mee te trillen, op één van de beeldschermen volgt een flatliner, de piepjes stoppen prompt en dan breekt de zon door… feller dan ooit.
Op 20 juli 1999 overlijdt Ernst Theodorus Johannes van Schooten op zesentwintigjarige leeftijd. Een zus gilt, een moeder vangt op, een vader staart wezenloos voor zich uit.
‘Ik ga niet gauw naar dit soort momenten terug’, zegt Saskia die haar tranen de vrije loop laat waarvoor zij zich godzijdank niet verontschuldigt (nochtans een merkwaardige Hollandse gewoonte). Ik gun haar, ons, een moment van stilte die een minuut of een uur duurt. Saskia loopt naar de kraan, vult een glas water en pakt haar mobieltje.
‘“Wanneer je verdrietig bent, blik dan opnieuw in je hart. En je zult zien dat je weent om wat je vreugde schonk” ‘, leest zij hardop voor. ‘Dat is de tekst van de Libanese schrijver Khalil Gibran op de rouwkaart van Ernst. Die tekst wilde ik er perse op. Op de uitvaart was het zo druk dat rouwcentrum Schollevaar in Capelle overvol zat. Een kerkdienst in de katholieke kerk De Bron ging eraan vooraf. Die werd gehouden omdat Ernst onder de indruk was geraakt van de kerkdienst van onze kort daarvoor overleden oma. De jongens van zijn voetbal team droegen de kist, eentje viel flauw van de emotie weet ik nog. Paul klopte op de kist alsof hij Ernst tot leven wilde wekken. Het was hem te veel geworden. Ik kon zelf niet praten en besloot om in de kerk te zingen. A capella inderdaad. Dat werd When You’re Lonely van Labi Siffre. Het werd muisstil daarna en ik had eigenlijk geen idee of het ok was of dat ik zo vals als een kraai had gezongen…haha…’
Op Saskia’s mobieltje staren we naar de rouwkaart van Ernst waarop het silhouet van Springsteen met gitaar is afgebeeld. Bruce houdt zijn gitaar vast als geweer met bajonet, als pikhouweel, als een gereedschap, vastbesloten om de tijd te lijf te gaan. ‘Bruce was van hem, niet van mij’, zo antwoordt Saskia mijn vraag waarom zij koos voor een lied van Labi Siffre, daar waar eentje van Bruce zo voor hand had gelegen.
‘Maar weet je… na het besef van zijn overlijden, heb ik een enorm dankbaar gevoel overgehouden over hetgeen wij samen hebben mogen meemaken. Dat geldt niet voor andere broers en zussen… dankbaar ja… dát vooral…’
Wat is een mooiere emotie dan dankbaarheid? Volgens de Britse schrijver William Blake staat dankbaarheid op zichzelf gelijk aan de hemel, dezelfde hemel als waar Ernst zich begeeft. Dankbaarheid kent vele varianten waarvan sommige zichtbaar zijn en andere te vaak onopgemerkt blijven. In de meest pragmatische zin is Saskia dankbaar voor het bedrag dat haar wordt uitgekeerd na het overlijden van haar broer. Ze besteedt het bedrag aan het behalen van haar rijbewijs – het opent de deuren naar de vrijheid want als dankbaarheid gelijk staat aan de hemel, dan staat de auto gelijk aan vrijheid en vrijheid ervaart Saskia ten volle als ze autorijdt. Indirect heeft Ernst haar daarmee vrijheid geschonken. Als I’m on Fire in de auto voorbij komt, kan ze nu glimlachen omdat het haar doet denken aan de uitvaart van haar broer Ernst waarop, conform zijn wens (die ooit als grap was gelanceerd) I’m on Fire werd gespeeld.
Dankbaarheid uit zich in de volle overgave van de liefde met haar Roland met wie zij zal trouwen en die haar een derde kind schenkt dat sinds 2 januari 2004 zal luisteren naar de naam Zara. Roland ontfermt zich over de drie kinderen en probeert de wereld te bevatten door zich gaandeweg meer en meer in de muziek van Bruce te verdiepen:
‘Ik ben oorspronkelijk klassiek geschoold, maar mijn hart zit in de reggaehoek. Ik heb ook altijd dreads gehad. Vooral de onderlinge verbondenheid bij de concerten van Bruce raakt mij enorm. Het is de wereld op zijn best… echt.’
Roland kijkt mij met een oogopslag aan zoals de Lieve Heer het ooit bedoeld moet hebben en zegt dan, met de ernst van Haile Selassie zelve:
‘Ik mis Ernst als oom van mijn kinderen.’
Het klinkt als een antwoord op een vraag die ik verzuimde te stellen. Hierop kijkt Saskia Roland liefdevol aan en lacht de lach der dankbaren:
‘Ik heb jarenlang geen Bruce kunnen horen. Het was te moeilijk, het kwam te dichtbij. Ik heb echt jaren nodig gehad om het verlies te verwerken en om mijn leven weer inhoud, structuur en richting te geven. Anno nu ben ik, naast dankbaar, toch ook trots op mijzelf. Uiteindelijk moet je veel bergen alleen overwinnen en ook de dalen moet je veelal alleen doorkruisen. Ik dacht bij tijd en wijle dat de diepte onder mijn voeten oneindig diep was, maar toen ik keek, écht keek, bleek de vermeende afgrond maar een paar centimeters diep te zijn. Het heeft me veel energie en inspanning gekost, maar het is me gelukt.’
Saskia moe(s)t meemaken wat zij heeft meegemaakt om te staan waar ze nu staat. Geluk haalt ze uit Roland, uit haar kinderen (“sta ik ineens met mijn kids te hossen op de muziek van Twenty One Pilots, ken je die band niet?”), uit een kampioenschap van Feyenoord, uit haar haar jaarlijkse zomervakanties naar Andalusië of uit de muziek van ene Bruce Frederick Joseph Springsteen, beroep houthakker.
Zeventien jaar na het overlijden van Ernst, we schrijven 14 juni 2016, bezoekt zij een tikkie nerveus voor het eerst weer een concert van Springsteen, op het Malieveld in Den Haag, samen met Paul en O. vergezelt haar een maand later bij een concert van The Boss in Parijs. Ze voelt hoe Bruce beetje bij beetje er ook voor háár mag zijn en dat de muziek van Bruce niet alleen aan haar broer Ernst is voorbehouden.
Door de meer recente concertbezoeken aan Bruce is de verbondenheid met haar overleden broer sterker dan ooit, maar het gemis kent voortaan een gouden randje dat is vervaardigd van vrijheid, dankbaarheid en trots. Als Pilgrim bezoekt Saskia nu concerten in Dublin, London, Barcelona, Nijmegen maar het wordt geenszins een herhalend postuum eerbetoon aan haar broer. Het is meer, want het is nu ook voor haar bestemd. Ze maakt nieuwe vrienden, benoemt de stoere Britten Mark en Paul (“maar staan als een kind te janken bij Backstreets hoor haha”) en ook de Schot Derick Beer mag als pilgrim niet onvermeld blijven.’
En ja, een concert aan Bruce is inderdáád te vergelijken met een pilgrimage, een bedevaart. Het is meer, veel meer, dan muziek alleen. Het zit onderhuids (“I keep it right here… until the end…’till the end…”) als kippenvel rondom je hart. We hebben hem keihard nodig zoals hij ook ons nodig heeft, met dezelfde mate van wederkerigheid zoals het in de bijbel geschreven staat, of zoals Bruce het zelf in Croke Park verwoordde toen hij My City of Ruins inluidde op de pathetische manier zoals alleen gospel preacher Bruce Springsteen dat kan:
“… it’s a story about yesterday and tonight and hopefully tomorrow… it’s about hello’s and goodbye’s… it’s about the things that leave us… no matter how… no matter what we do… but it’s also about the things that remain with us… in our hearts and in our memories…”
‘Ik maak nu een reis door de muziek van Bruce, eigenlijk kom ik dus nog maar net kijken, maar ik leer snel haha. Zijn muziek ervaar ik nu als troost, maar ook als redding en viering. Ik begin het te begrijpen. “Ik ben geen fan van Bruce”, zei ik steeds, maar mijn kinderen zeiden dan “lul niet mam, je gaat er vier keer per jaar heen! Tuurlijk ben je fan!” Sinds vorig jaar voelt het dat het ook voor míj is… eigenlijk los van Ernst. Ik draai het nu heel vaak, thuis en in de auto ja. Ik voel me als een kind in de snoepwinkel haha.
Tijdens ons leven nam ik Ernst bij de hand en nam ik hem mee om de wereld te verkennen. En nu, vijfentwintig jaar na zijn overlijden, is het precies andersom en neemt Ernst míj mee. We gunden elkaar de wereld. Voor Ernst was Bruce het leven. Bij concerten stond hij altijd vooraan. Geloof me of niet, maar Bruce heeft Ernst zelfs een keertje herkend tijdens een concert… Bruce wees hem aan en zei I remember you my friend…’
Het ontneemt me de adem, want dit is exact de zin die Bruce gebruikt in I’ll See You In My Dreams… (“The days go on, I remember you my friend”)… alsof Bruce Ernst persoonlijk toespreekt, en dat steeds weer.
Goffertpark, donderdag 27 juni 2024
Bruce heeft 50.000 overgelukkige mensen op de knieën gekregen. Alweer. Cirkelzaag, hakbijl, gehaktmolen, centrifuge, zegt u het maar.
En hij was erbij. Had alles meegekregen.
De toegift Born in the U.S.A., Born to Run, Bobby Jean, Dancing in the Dark, Tenth Avenue Freeze-Out was briljant met Twist and Shout als ultieme genadeklap. Zo kende hij de oude meester. Kijk al die ouwe grijze vossen nu eens staan swingen en zingen. Hij zou zelf 51 zijn geweest, misschien ook dun van haar haha. Hij moest lachen bij het idee alleen al.
Beneden was het slotakkoord bijna daar. Bandleden bedanken, het publiek laten galmen (oh-oh-oh-ooh, op de melodie van Badlands) en dan krijgt hij van Kevin Buell de akoestische gitaar en mondharmonica om de menigte tot innerlijke rust te manen met een verstilde uitvoering van I’ll See You In My Dreams.
Bruce zal het oorspronkelijk hebben bedoeld voor de levenden als ode aan onze gestorven dierbaren, maar I’ll See You In My Dreams had een nog veel grotere betekenis voor de doden zelf, al wist Ernst niet zeker of Bruce daarvan zélf op de hoogte was…
… dat de overledenen de levenden in dromen herdenken, net zoals de levenden de overledenen herdenken… omdat de dood niet het einde is… en dat alles en iedereen herenigd wordt in de verschijning van dromen… en dat steeds weer…
… en zijn zus geloofde in dromen, dat wist hij zeker. Ernst keek van Bruces eenzame podium naar de eerste rijen waar hij Sas (die hij nog altijd zijn zusje pleegde te noemen) met haar kinderen Cameron, Zoë en Zara en haar man Roland zag staan. Wat zag ze er mooi uit. Mooi als in gelukkig. Mooi als in vrij. Mooi als in dankbaar. Mooi als in trots. Ga zo door, fluisterde hij met een glimlach, ga zo door… het moment van verbinding was haast daar…
… spelden vielen onhoorbaar toen Bruce namens hem voor haar en namens haar voor hem zong…
The road is long and seeming without end
The days go on, I remember you my friend
And though you’re gone and my heart’s been emptied it seems
I’ll see you in my dreams
Krimpen aan den IJssel, zaterdag 20 juli 2024
Op de kop af vijfentwintig jaar na het overlijden van Ernst heffen Saskia, Roland en ik een glas rode wijn en proosten wij, gesteund door hoofd en hart, op de dankbaarheid van het leven.
***
Voor Ernst
21-11-1972 | 06-07-1999
I’ll See You In My Dreams
***
FOTOGALERIJ
Alle foto’s zijn afkomstig uit de privécollectie van Saskia
In loving memory
***
De soundrack van het verhaal Broederliefde:
***
English version
Dedicated by Saskia to Ernst
“Everything dies baby that’s a fact
But maybe everything that dies
someday comes back”
Bruce Springsteen – Atlantic City
***
Croke Park, Dublin, Ireland, Sunday 19 May 2024
Bruce takes a breather, looks into the packed Croke Park, turns to drummer “Mighty” Max Weinberg, counts down with his left knee and foot, one-two-three-four, and, like a conductor with his arms spread wide, indicates the E-Street Horns’ orchestral soul intro to My City of Ruins.
He says he wants to wake up the audience. To shake them up. Want to hurt their feet. Wanting to stimulate their sexual organs (“that’s right”). The audience boo where it should boo. Cheers where it should be cheering. Bruce is a circus director and horse trainer rolled into one.
When he sits down on the edge of the stage, things get serious and the audience is suddenly whipped. Just like that, from the circus arena. The ambiguity is over. Bruce is not just here. There is more. And not only is there more, it has to be deeper… deeper than deep…
“…that’s right… give me a shot Max… here we go… that’s right, turn it down… ‘cause it’s a story, it’s a story about yesterday and tonight and hopefully tomorrow…. it’s about hello’s and goodbye’s… it’s about the things that leave us… no matter how… no matter what we do… but it’s also about the things that remain with us… in our hearts and in our memories… that’s a lot of ground to cover so… let me get started…
There’s a blood red circle on the cold dark ground
And the rain is falling down
The church door’s thrown open, I can hear the organ’s song
But the congregation’s gone
My city of ruins…”
Somewhere in the middle of Bruce’s speech (Bruce sat down she remembers), she can’t hold it any longer and tears run down her cheeks. The words and half-sentences (yesterday, things that leave us, remain, hearts and memories) resonate in her head and she breaks down in a pleasant way. Her tears are warm with gratitude. Someone puts a hand on her shoulder. All was well, she was once promised, and this was such a heavenly moment of proof (however brief) that all was well.
A vision revealed itself in Croke Park, and visions are damned real, as long as you believe in visions. A crocodile in her bedroom… rebellious souls talking about The Light… fading and mutually replacing faces in which, at the end of dream, the faces of her brother and her husband emerge. Their beatific glances loom, as concrete as stone, as Bruce makes Saskia’s bones crack…Come on rise up! Come on rise up! She points two open hands towards the celestial vault where the spirits of the dead linger.
With these hands… with these hands…
My City of Ruins takes her to Carmina Burana, in the Tel Aviv mid-nineties… to the mountains of Austria during the innocent summer holidays of the 1980s (and Ernst pushing his sister up the mountain to earn the polka dot jersey)… to the one holiday in 2019 in Andalusia where Ro and she found a brand-new passenger bus plastered with Bruce Springsteen’s new album Western Stars in the middle of fuckin’ nowhere in a deserted car park and finally to that Sunday 30 May 1999, to the Parkbühne Wuhlheide in Berlin, where she attended a Springsteen concert with her brother for the last time…
Krimpen aan den IJssel, Saturday 20 July 2024
‘Those stands in Berlin formed a kind of half bowl around the stage. We stood there with my parents, with Margot, Ernst and Paul, a diehard Springsteen fan. In a rare moment of silence, right after The Promised Land, we cried out loudly and simultaneously RENDEZVOUS! A spontaneous idea from my brother Ernst. So off Bruce heard it and said something like “some people out there want me to play Rendezvous” and started playing it. We couldn’t have our fun, especially Ernst. It had been his idea after all. I guess a musical nod to Margot, his new love from Belgium. Bruce closed the concert with Land of Hope and Dreams. That was the last song I got to experience live with Ernst.’
Saskia took a sip of water and looked outside, where a group of fully packed children from a scout club was lumbering along. We smiled without saying anything. It was a bloody hot summer day that Saturday afternoon, 20 July 2024. I felt a trickle of sweat run down my spine into my buttock.
‘Those kids remind me of our childhood years. Ernst once wanted to take part in a mini-triathlon but he was asthmatic so he had problems swimming. At that part he was disqualified. He was so angry that he said Sas, come on, let’s cycle to Tilburg. So I cycled on my girls’ bike from primary school and he cycled on my father’s oversized racing bike to our uncle Gerard in Tilburg… that’s 80 kilometres from Krimpen… on the way Ernst pushed me every now and then’.
The destination Tilburg was not chosen at random; their parents Clemens van Schooten and Ine Goossens were originally from there. Because of his job as Clemens customs officer, the Van Schooten couple ended up in the then commuter village of Krimpen aan den IJssel via Hoogvliet in the early 1970s. On 21 November 1972, life is given to Ernst Theodorus Johannes and on 23 January 1975 to daughter Saskia Maria. Years later, the latter calculated that brother and sister were two years, two months, two days and two hours apart on the dot.
‘I grew up in the street Sunflower in Krimpen. During our younger years, my brother and I were pretty ok with each other, just how brother and sister get along I guess. As children of Brabant parents, we were raised Catholic, but certainly not strict or strict. We went to Catholic church every now and then. My brother and I attended the same Protestant primary school, but the secondary school was a public one. We were, I think, an average family. Tonight, by the way, we are going for a happie in Lekkerkerk with my parents… to dwell on the twenty-fifth anniversary of Ernst’s death…’
Summer 1980s, the Van Schooten family goes on holiday to Austria. Teenagers Ernst and Saskia sit in the back seat, each with a walkman creating a world of their own. The surroundings are coloured by meadows, hiking trails and mountains of immeasurable heights. The family gets out of the car. For Clemens and Ine, the silence is broken by insects buzzing from field flower to field flower, by a babbling mountain stream making its way down into the valley in the distance and by the tinny metallic sound of cow bells resonating against the mountain sides like church bells. Ernst and Saskia get little of this natural calm that indeed, what’s new, only becomes of value as life takes shape and heaviness. This almost paradisiacal silence is broken, ironically, by Enjoy the Silence by Depeche Mode, her favourite band of the time. The musical setting of Ernst’s here-and-now is defined by Phil Collins, Billy Joel, Paul McCartney and Bruce Springsteen.
‘At Christmas, you had Veronica’s top 100 on the radio. Then Ernst and I sat ready with our cassette recorder to record all those classics. The two fingers had to press REC and PLAY simultaneously, otherwise you missed the recording. And woe o woe if the DJ was chatting through the intro or closing haha. My brother and I always had a so-called pyjama day when we listened to all those cassette tapes one after the other…’
Early September 1986. There sit brother and sister. On Ernst’s bed, because he is the only one with a record player. He had just knocked on Saskia’s wall. “Are you coming to listen?” They play Paul McCartney’s brand new album Press to Play, with the back of the record sleeve on their laps. Breathlessly, brother and sister listen. Heads down! Lyrics read along so they can sing along later. Only Love Remains is on.
But knowing me, I’ll want you back again, and again
‘Til the word has lost it’s meaning,
And love is all that stays… only love remains.
To teenagers, words are just words. The weight of words makes itself felt only when humans sense the disastrous effect of the hands of the clock. For teenagers, music an sich is a direct way out to another world not ruled by sleep-deprived parents or deathly boring teachers. We learned more from a three-minute record than we ever learned in school. An artist understands life, your life, the life of a teenager, many times better than the dull pent-up mess around you.
In June 1984, Springsteen released the album Born in the USA that would be his big breakthrough in Europe, followed by Tunnel of Love in October 1987. A month later, Ernst turns 15 while his sister Saskia is about to turn 13. The two albums make a huge impression on Ernst; Saskia undergoes it all shrugging her shoulders. “Pretty nice,” is how she recalls her Bruce experience as a thirteen-year-old. The immeasurable depth of Cautious Man will only follow years later, not to mention the impact of I’m on Fire.
Stadium De Kuip, Rotterdam, Wednesday 29 June 1988
“Hey but I know this song, Ernst!”
“Yeah huh , that’s a hit.”
“I didn’t know that previous one. Didn’t like it.”
“That was I’m a Coward. Da’s not by Bruce. That’s a cover.”
(Saskia is 13, Ernst 15)
“Ok. But I do know this song. Da’s from that clip, that Bruce is under that car.
“Yes, I’m On Fire! Hey Sas, when I die later and I’m cremated, they should play this song haha. Smile: I’m on Fire!”
Krimpen aan den IJssel, Saturday 20 July 2024
‘I more or less paved the way for Ernst. I was mega recalcitrant and rebellious those days, I smoked and drank, which sometimes clashed with my father-the customs investigator, of course. Sitting inside and listening to music, that’s what he did. From the age of fourteen I went out more with my own group of friends. Ernst liked that too. From then on, we often went to the youth centre De Ark together, and after that it was off to De Bruin, a brown pub here in Krimpen. My friends became his friends. Guido was my first boyfriend. When I broke up with him, he went on holiday with Ernst. After Ernst’s death, Guido named his son after him. And Sid was also part of that group of friends. He was more than a bosom friend of Ernst… Sid lived with us for a while, then the two became sort of brothers. Sid even introduced Ernst to Ridit Software, his first job.
Because “extracurricular activities” give her much more satisfaction, science girl Saskia drops out of vwo to havo at Krimpenerwaard College. She has a part-time job at supermarket De Spar, goes out, lives with the day and, to this day, calls herself not a planner but mainly a doer. Plans make her think of beaten tracks and that image, that road, horrifies her.
In 1992, Saskia’s life takes a dramatic turn when, at the age of 17, she is confronted with the suicide of her best friend Monique. For the first time in her life, she encounters death, which, especially at that age, is invariably accompanied by its faithful comrades dejection and defeatism. The feel-good life comes to a brutal end, like a plane making an emergency landing. When Monique took her own life, it was as if Saskia woke up from a dream. Now she stands outside, alone, on the banks of the river IJssel, where the wind has free rein, she feels her wild hair blowing in all directions and she feels her innocence being blown away in the wind. Just as no one understands Saskia, Saskia, in turn, no longer understands the world.
And so, immediately after completing havo and full of confusing sadness, she leaves for Israel in 1994 at the age of 19 to work and live in a kibbutz. She wants to travel and explore, which she now, anno 2024 as a nearly 50-year-old, interprets as flight. Looking back on that turbulent period, she describes her behaviour as super naive. She smiles and searches, in vain, for traces of recognition in my eyes. Fleeing was no stranger to me as an adolescent, only I sought salvation and comfort in the lyrics of Bob Dylan and Bruce Springsteen whose lyrics I ascribed Biblical values.
Saskia’s memories of that time are diffuse. Years, ages, seasons and moods blur, overlap, play misdirection, give each other the finger, embrace each other, fight each other and make love to each other. Saskia’s life is like a chaotic traffic square in a southern European port city: everybody has the right of way, nobody has the right of way. The right of the strongest and boldest prevails.
After staying in Israel for some two years, she ends up in Marmaris, Turkey, via Cyprus, where she sells leather jackets at the local bazaar for nine months (followed here by a stretched and very infectious roar of laughter), before finally returning to Israel via a short stay in the Netherlands. Saskia travels, falls in love, gets married, lives in Rotterdam, lives in Krimpen and gives new life to the world. She enters a merry-go-round that, as the years provide, has degenerated into a rollercoaster. She sits in the front carriage, holds up her hands, feels the tingle of the agonisingly slow ride up, undergoes the sensational feeling in her belly at the top of the roller coaster and then goes down at a dizzying speed, and then, driven by the sensation, back up again at lightning speed, and down in a half-turn before ending up in the intricate turns of a screw thread. But the excitement of a rollercoaster trolley is only temporary and the suggested freedom is only apparent as it is determined by the formations of the rails, and at the same time, it experiences the limited freedom of movement of the rollercoaster trolley itself due to the cramped nature of the contraption and the seat belts that force your body to stay where you are. It is not only the road but also the means of transport that determines her life direction and attitude, respectively. In a rollercoaster, man has to conclude that in the end he has no way to go.
Because, according to Danish philosopher Sören Kierkegaard, life is lived forwards but understood backwards, the song Trapped (https://youtu.be/DyDYwxVivmU) only intrudes here too, with retrospective atomic force…. and I know someday I’ll find the key…
At first, Trapped takes her breath away, but Trapped has also planted a tentative seed of hope. Hope and resistance. Hope, resistance and confidence. She just needs to discover the existence of the seed, and with existence comes her existence.
‘On 4 July 1999, I had a miscarriage and exactly two days later, so you have that number two again, Ernst had that fatal car accident. However, shortly afterwards, in August 1999, I turned out to be pregnant again… on 22 May 2000, my daughter Zoë was born. Zoë means life, so her name is a bit of a bewussie after Ernst’s accident. Two years earlier, on 21 February 1998, my son Cameron saw the light of day.
Strengthened by the love of her children, Saskia came, saw and overcame grief. It was Lennon and McCartney who wrote back in 1967 that many a storm can be overcome with the help of friends (https://youtu.be/0C58ttB2-Qg) and one friend who came to Saskia’s aid listened to the name Neale Donald Walsch, author of the book The Little Soul and the Sun (“I’m not religious you know”) that teaches her the art of forgiveness, because living is a form of art and Saskia Maria Bijl-van Schooten turns out to be an artist pur sang, and she also describes her friendship with her brother, without realising it herself, like a museum guide describes a work of art, so full of passion and with an eye for detail, so that nothing escapes the viewer of the work of art and above all to convince him of the uniqueness of the art object.
‘Ernst too was smart, just like me, no disrespect intended by the way, but he too could not look back on a brilliant school career. So he too went from vwo to havo to leao. After that, he joined the software company Ridit through Sid and then even started his own software company. At Ridit, he worked with Han W. with whom he became good friends. Ernst got Han crazy enough to visit Springsteen concerts at home and abroad together. At one point they even bought a camper van that was completely plastered with Springsteen songs. On the side of his camper were the titles Fire and Tougher than the Rest, and so on this side of the photo you can see Human Touch and Point Blank.’
Saskia and I look together at a beautifully dated photograph of equally beautifully dated campervan. We chuckle at the camper’s sallow brownish colours, which may be seen as a stamp on the entire 1980s. That decade, the interior of ninety-nine per cent of Dutch households consisted of dark brown cupboards, dining chairs and tables, brown armchairs (made of fabric or leather), beige carpet, and light brown beer bottles of lukewarm Heineken beer drunk by uncles.
Ernst’s regular travelling companions to Bruce concerts are Paul and O., and as a fourth travelling companion, Saskia occasionally travels with him. O., in particular, takes care of Saskia when she is at times flattened in the front rows during the concerts. Why did she come along? Just for fun, she loves music, but doesn’t have that much with Bruce. “That was really his thing,” she says affirmatively rather than apologetically.
On 19 and 20 April 1993, Bruce plays in Ahoy, Saskia is there. With Ernst. Front row. Five years earlier, Bruce played at the Kuip during the Tunnel of Love Tour and there, too, she is alongside her brother Ernst. Front row. The exact memories of those concerts in the Netherlands roam in threads and shreds in her mind, she doesn’t remember exactly, what did Bruce play and what didn’t. 16 May 1993, Bruce is playing in Munich. Saskia is there. With Ernst. First row. A day later, Bruce plays in Mannheim. Saskia is there. With Ernst. Front row. Bruce didn’t really impress, it was nice, it was more her brother’s music understand-you-well.
In 1992 and 1993 Ernst went everywhere Bruce played, even as far away as America! I think those lyrics really touched him then. I can’t remember if it was a particular Bruce song or album that triggered him. It was the whole thing. The whole thing.’
Sportpaleis Ahoy, Rotterdam, Monday 19 April 1993
Even though Bruce is not playing with the E-Street Band, Bruce grabs him by the throat again. Ernst sometimes compares Bruce to an axe, a circular saw. Few people understood him, Ernst said. But Bruce felt like a bosom friend, your favourite cousin, a second father…one of those you speak to reassuringly. He was now 21 and only his Bruce camper really felt like his home, but to whom could he explain that feeling?
After a scorching performance of Trapped, Bruce now played Badlands. It ain’t no sin to be glad you’re alive! Ernst could have cried out. To his right stood his sister Saskia, eighteen years old. Was she feeling what he was feeling?
Krimpen aan den IJssel, Saturday 20 July 2024
‘In the late 1990s, we both lived on the same gallery ten houses apart in a flat in Krimpen. He lived there with his girlfriend until he rang my front door crying one fine evening. He was living with Monique, but had fallen in love with Margot, a Belgian he had met through his work. That night he broke up with Monique and chose Margot. By the way, Monique was and is a real Bruce fan – she shares her birthday with Bruce’s, i.e. 23 September, and still attends Bruce concerts. At my brother’s funeral, she had still made soup for everyone. So, mind you, as Ernst’s ex so. How special is that?
Anyway, because of his new relationship, Ernst lived alternately in Krimpen and Melsele, Margot’s hometown, so he drove back and forth to and from Belgium for about eight months. Ernst had his business in Capelle aan den IJssel with John and Sander, two associates who were also friends and whom he knew from Ridit. Another part of the company was in Sint-Niklaas in Belgium. That’s where John drove to that day while Ernst thus drove to Capelle. And one of those trips, the last one, was fatal to him… it happened on that crazy road from Antwerp towards Bergen op Zoom to Rotterdam, at that bridge pillar of the last viaduct just before the border. Do you know that road?’
A silence falls. I know this motorway all too well, because you are forced to take this alternative motorway more often than you’d like when the well-known ring road towards Breda through the Kennedy tunnel is jammed up again. Near Beveren, there are so many holes in the asphalt that you feel you are driving on a motorway in Uganda, then you drive through a countless number of tunnels where, at the Liefkenshoektunnel, you are forced to pay a toll as a reward for your daring, followed by a 360-degree turn that gives you the unsteady feeling of driving back into the Antwerp docklands, before finally giving in to the straight and clear double-lane motorway towards the Netherlands. For years I have called Antwerp one of the finest cities in Western Europe, but its infrastructure is downright hell.
Havenweg, between Zandvliet and the border, Tuesday 6 July 1999
Despite the early morning, the motorway was crowded again. Fortunately, he has those shitty tunnels behind him, but he has to seriously accelerate now because he doesn’t want to be late for his appointment with his two partners. No problem, because he likes to drive and um… public secret this… he also likes to drive too fast.
And name him one other artist better to accompany him on the road than Bruce! That music was fucking made for the highway! Since Bruce’s Thursday 20 June concert at the Gelredome, over a fortnight ago, what a shitty stadium that was by the way, what a shitty sound, even worse than in the Arena, The Ghost of Tom Joad stuck in his head…. “well the highway is alive tonight”… what a performance!
He rummages in his glove box. He is, strangely, not looking for the Tom Joad CD of the same name… no here so alone on the motorway, that bizarre moment of complete loneliness (where on earth had those thousands of cars and truck from just now gone) so just before the Dutch border, he felt an inexplicable need to listen to Meeting Across the River. He played it in Arnhem immediately after The Ghost of Tom Joad . That concert was only 17 days ago, but it felt like a year. He couldn’t wait for Bruce’s next concert. Next stop East Rutherford New Jersey where Bruce would play no less than 15 times!
Yes now Meeting Across the River… with that golden trumpet of Randy Brecker making his way through the song like a meandering river… that trumpet had always reminded him of Sas’s clarinet when they still lived at home on the Zonnebloem in Krimpen. In Arnhem, Bruce had been accompanied only by Roy Bittan’s piano, but the lack of a trumpet or sax was filled by Ernst’s memories of his sister’s clarinet playing. At the Gelredome during Meeting, he had thought deeply of her, still a missed opportunity that she was not there that night. Now they were sharing that crazy moment in Berlin last 30 May when he came up with the idea of all of them shouting Rendezvous and Bruce played it too! Haha!
The anticipation of Meeting Across the River (“Hey, Eddie, can you lend me a few bucks and tonight, can you get us a ride?”) caused Ernst to act more hurriedly than usual. He had already got the glove compartment open. Among some other CDs that he dumped on the floor one by one, there lay the Born to Run CD with Meeting Across the River which, damned if it wasn’t true, lay exactly ónder The Ghost of Tom Joad.
His fingers almost touched the CD… almost….
Krimpen aan den IJssel, Saturday 20 July 2024
‘After Bruce’s concert in Berlin with that crazy Rendezvous moment, I didn’t see Ernst again. We had arranged to meet at my holiday address somewhere on the Belgian coast, but he cancelled last minute because he had some kind of outing with his football team.
That Tuesday, 6 July 1999, in the morning, I was just sitting down to work at NN in Rotterdam when the phone rang. My mother. “Your brother has had an accident,” she said. Very calm and composed. The familiar survival mode. I remember, strangely enough, immediately replying “he’s not going to die, is he?”, to which she said “he might well be” or “we don’t know yet”. Either way, you naturally want to hear the answer along the lines of “are you mad girl”. Something like that. But it didn’t become that. I took a tranquiliser and was able to catch my breath in my boss’s office. Then we drove to the UZA, the University Hospital Antwerp, on Drie Eikenstraat in Edegem.’
As Ernst fights for his life, the family gets briefed by police:
After the Liefkenshoek tunnel, Ernst turned the corner, just before the bridge pillar of the last viaduct before the Dutch border, he went off the road. Nobody knows how or why. Via the crash barrier, he must have been launched. Two metres high, traces of his Ford Fiesta were found on the bridge pillar with nothing left of it. Perhaps he was scared off by a rabbit found on the edge of the road at the height of the accident
“…we eh…. we don’t know, ma’am, Mr Van Schooten. And you young lady…you are who exactly of Mr?”
‘At the UZA, Ernst was kept in an artificial coma; his brain damage was huge. You completely lose your sense of time. I remember Ernst had one of those bulky Nokia mobiles. Not to be carried, that thing so heavy. Believe it or not, but that Nokia was nicked when Ernst was in the ICU. We slept in a residence near the hospital for a fortnight afterwards so we could visit Ernst every day…’
Estadi Olímpic Lluís Companys, Barcelona, Spain, Tuesday, June 22, 2024
It is a sweltering hot evening in Barcelona and Bruce has just kicked off with a blazing rendition of My Love Won’t Let You Down, followed by Lonesome Day. Time for a break Bruce does not allow himself. Because of voice problems, he had to cancel concerts in Milan, Marseille and Prague last month, and last summer he had to cancel much of his US tour because of a stomach ulcer. That had never happened to him until that summer in 2023! And now he feels he has to make up for lost time. Now he can still do it.
Saskia and Margot unerringly recognised the beginning of Ghosts as the third song of the concert. Mighty Max’s pumping drums, followed by that ripping voice of Bruce and guitar (“I hear the sound of your guitar…”). Bruce pulled out all the stops with a pain-filled face, including those that were “out of tune”. Fat dick three beers, no time for risk-free singing choruses now. The blunt axe had to come into play.
During the refrain “I’m ali-ive”, Saskia and Margot think of that particular Tuesday, July 6, 1999. Ernst’s registration number was TH-LS-54 and two of his colleagues had an identical model Ford Fiesta with consecutive registration numbers. At the time, the emergency services had made a mistake in communicating the registration number of the crashed vehicle. Let it have been TH-LS-55 or TH-LS-56. Be that as it may, because of this communicative confusion, the death was presumed of a colleague who, however, reported to the office that same morning, singing “I’m Alive!!!”, a summer hit in ’99, not yet realising that his colleague Ernst van Schooten was fighting for his life in the meantime.
From that conscious 6 July 1999, Ernst’s colleague’s “I’m Alive” had continued to reverberate, through all the boundless dimensions of time and space, across all barriers of explainability and logic, until this 22 June 2022 when Bruce Springsteen performs for Saskia and Margot in Barcelona.
“I’m ali-ive… and I’m coming home…. and I’m coming home….”, Bruce sings. From the field, front row, Saskia and Margot sing along heavenly loud and silent.
Krimpen aan den IJssel, Saturday 20 July 2024
‘It was two bloody hot summer weeks in Antwerp. Please let him die, I still thought, because this was not what he would have wanted. My father thought so too, but my mother said she wanted to look after him for the rest of his life, even if he would have had to live on as a vegetable.’
Tuesday, 20 July 1999. The UVA doctor on duty calls the family as an ominous thunderstorm erupts over Flanders. Medical devices of all shapes and sizes beep, suck, pump, move around the bed of the soulless Ernst, who is kept alive by machines that emit increasingly menacing beeps and tones. A sudden gust of wind flies open the window of Ernst’s room, one bulky piece of equipment tips over, alarm phase one, the floor of the entire hospital seems to vibrate with it, a flatliner follows on one of the screens, the beeps promptly stop and then the sun breaks through… brighter than ever.
On 20 July 1999, Ernst Theodorus Johannes van Schooten died at the age of twenty-six. A sister screams, a mother catches her breath, a father stares blankly ahead.
‘I don’t go back to moments like this any time soon,’ says Saskia, shedding her tears for which, thank God, she does not apologise (though a peculiarly Dutch habit). I grant her, us, a moment of silence that lasts a minute or an hour. Saskia walks to the tap, fills a glass of water and grabs her mobile phone.
‘”When you are sad, look again into your heart. And you will see that you weep for what gave you joy’ ‘, she read aloud. ‘That is the text by Lebanese writer Khalil Gibran on Ernst’s funeral card. I really wanted that text on it. At the funeral it was so crowded that Schollevaar mourning centre in Capelle was packed. A service in the Catholic church De Bron preceded it. It was held because Ernst had been impressed by the church service of our grandmother who died shortly before. The boys from his football team carried the coffin, one fainted with emotion I remember. Paul knocked on the coffin as if to revive Ernst. It had become too much for him. Unable to speak myself, I decided to sing in church. A cappella indeed. That became When You’re Lonely by Labi Siffre. It got quiet as a mouse after that and I actually had no idea if it was ok or if I had sung as out of tune as a crow…haha…’
On Saskia’s mobile, we stare at Ernst’s obituary card depicting the silhouette of Springsteen with guitar. Bruce holds his guitar like rifle with bayonet, like pickaxe, like a tool, determined to fight time. ‘Bruce was his, not mine,’ Saskia answers my question as to why she chose a song by Labi Siffre, where one by Bruce would have been so obvious.
‘But you know… after the realisation of his death, I have been left with an enormous sense of gratitude for what we were able to experience together. That does not apply to other siblings… grateful yes… that especially…’
What is a more beautiful emotion than gratitude? According to the British writer William Blake, gratitude in itself is equivalent to heaven, the same heaven where Ernst moves. Gratitude has many variants, some of which are visible and others too often go unnoticed. In the most pragmatic sense, Saskia is grateful for the amount paid to her after the death of her brother. She spends the sum on getting her driving licence – it opens the doors to freedom because if gratitude equals heaven, then the car equals freedom and freedom Saskia fully experiences when she drives a car. Indirectly, Ernst has thus given her freedom. When I’m on Fire passes by in the car, she can now smile because it reminds her of her brother Ernst’s funeral at which, in accordance with his wish (once launched as a joke) I’m on Fire was played.
Gratitude expresses itself in the full surrender of love with her Roland whom she will marry and who will give her a third child who will listen to the name Zara since 2 January 2004. Roland takes care of the three children and tries to grasp the world by gradually immersing himself more and more in Bruce’s music:
‘I am originally classically trained, but my heart is in the reggae angle. I’ve also always had dreads. Especially the interconnectedness at Bruce’s concerts touches me immensely. It’s the world at its best… really.’
Roland looks at me with a glance as the Dear Lord must once have intended and then says, with the seriousness of Haile Selassie himself:
‘I miss Ernst as my children’s uncle.’
It sounds like an answer to a question I neglected to ask. At this, Saskia looks at Roland fondly and smiles the smile of the grateful:
‘I couldn’t hear Bruce for years. It was too hard, it was too close. It really took me years to process the loss and to give my life content, structure and direction again. Anno now, besides being grateful, I am still proud of myself. In the end, you have to overcome many mountains alone and you also have to traverse the valleys mostly alone. At times I thought that the depth beneath my feet was infinitely deep, but when I looked, really looked, the supposed abyss turned out to be only a few centimetres deep. It took a lot of energy and effort, but I succeeded.’
Saskia had to experience what she went through to be where she is today. She derives happiness from Roland, from her children (“all of a sudden I’m dancing with my kids to the music of Twenty One Pilots, don’t you know that band?”), from a Feyenoord championship, from her her annual summer holidays to Andalusia or from the music of one Bruce Frederick Joseph Springsteen, professional lumberjack.
Seventeen years after Ernst’s death, we are writing 14 June 2016, she attends a tad nervously for the first time another Springsteen concert, on Malieveld in The Hague, together with Paul and O. joins her a month later at a concert of The Boss in Paris. She feels how, little by little, Bruce is also allowed to be there for her and that Bruce’s music is not only reserved for her brother Ernst.
With more recent concert visits to Bruce, the connection with her late brother is stronger than ever, but the loss henceforth has a golden edge made of freedom, gratitude and pride. As Pilgrim, Saskia now visits concerts in Dublin, London, Barcelona, Nijmegen but it by no means becomes a repetitive posthumous tribute to her brother. It is more, because it is now also for her. She makes new friends, names stalwart Brits Mark and Paul (“but stand around crying like a kid at Backstreets hear haha”) and Scottish Derick Beer cannot be left out as a pilgrim either.
And yes, a concert to Bruce is inderdád comparable to a pilgrimage, a pilgrimage. It is more, much more, than just music. It is under the skin, like goose bumps around your heart. We need him desperately as he needs us, with the same degree of reciprocity as it is written in the Bible, or as Bruce himself put it in Croke Park when he ushered in My City of Ruins in the pathetic way only gospel preacher Bruce Springsteen can:
“… it’s a story about yesterday and tonight and hopefully tomorrow…. it’s about hello’s and goodbye’s… it’s about the things that leave us… no matter how… no matter what we do… but it’s also about the things that remain with us… in our hearts and in our memories…”
‘I am now taking a journey through Bruce’s music, so actually I am just coming to it, but I am learning fast haha. I now experience his music as comfort, but also as salvation and celebration. I am beginning to understand. “I’m not a Bruce fan,” I used to say, but my kids would say “don’t dick mum, you go there four times a year! Sure you’re a fan!” Since last year, it feels like it’s for me too… actually separate from Ernst. I play it quite often now, at home and in the car yes. I feel like a kid in the sweet shop haha.
During our lives, I took Ernst by the hand and took him to explore the world. And now, twenty-five years after his death, it is the exact opposite and Ernst takes me with him. We granted each other the world. For Ernst, Bruce was life. At concerts he was always at the front. Believe me or not, but Bruce even recognised Ernst once during a concert… Bruce pointed at him and said I remember you my friend…’
It takes my breath away, because this is exactly the phrase Bruce uses in I’ll See You In My Dreams… (“The days go on, I remember you my friend”)… as if Bruce is addressing Ernst personally, and over and over again.
Goffertpark, Thursday 27 June 2024
Bruce brought 50,000 overjoyed people to their knees. Again. Circular saw, axe, mincer, centrifuge, you name it.
And he was there. Had caught everything.
The encore Born in the U.S.A., Born to Run, Bobby Jean, Dancing in the Dark, Tenth Avenue Freeze-Out was brilliant with Twist and Shout being the ultimate final blow of grace. That’s how he knew the old master. Now look at all those old grey foxes standing there swinging and singing. He would have been 51 himself, maybe thin of hair too haha. He laughed at the very idea.
Downstairs, the final chord was almost there. Thanking band members, letting the audience reverberate (oh-oh-oh-ooh, to the tune of Badlands) and then Kevin Buell gave him the acoustic guitar and harmonica to command the crowd to inner peace with a hushed rendition of I’ll See You In My Dreams.
Bruce will have originally intended it for the living as an ode to our deceased loved ones, but I’ll See You In My Dreams had an even greater meaning for the dead themselves, although Ernst was not sure if Bruce himself was aware of that…
… that the departed commemorate the living in dreams, just as the living commemorate the departed… because death is not the end… and that everything and everyone is reunited in the appearance of dreams… and that again and again…
… and his sister believed in dreams, he was sure. Ernst looked from Bruce’s lonely stage to the front rows where he saw Sas (whom he still liked to call his sister) standing with her children Cameron, Zoë and Zara and her husband Roland. How beautiful she looked. Beautiful as in happy. Beautiful as in free. Beautiful as in grateful. Beautiful as in proud. Keep going, he whispered with a smile, keep going… the moment of connection was almost there….
… pins fell inaudibly as Bruce sang on his behalf for her and on her behalf for him …
The road is long and seeming without end
The days go on, I remember you my friend
And though you’re gone and my heart’s been emptied it seems
I’ll see you in my dreams
Krimpen aan den IJssel, Saturday 20 July 2024
Twenty-five years to the day after Ernst’s death, Saskia, Roland and I raise a glass of red wine and, supported by head and heart, toast to the gratitude of life.
For Ernst
21-11-1972 | 06-07-1999
I’ll See You In My Dreams