Ik heb ondanks de nachtmerrie met Gareth Bale belachelijk lang, diep en goed geslapen. Gelukkig word ik pas tegen elven opgehaald door Aziz en Mister Jaleel zodat ik in alle rust wakker kan worden. Dat is thuis wel anders. Altijd die opdringerigheid van de wekker, de klok, de agenda, de verplichtingen. Nu niet, zo heb ik Anita beloofd en vervolgens mezelf voorgenomen.

Onder de deur heeft men een krant geschoven. Arab News.

IMG_7400 (2)

Een foto met ongeveer veertig vrouwen trekt mijn aandacht. Het is een artikel over een bijeenkomst om fotografie voor vrouwen te bevorderen. Of zoiets. Het lijkt wel of de tekst niet klopt bij de foto.

Het is een bizar en tegenstrijdig gezicht: al die in boerka geklede vrouwen bij elkaar om fotografie te promoten. Het heeft iets triests, maar toch biedt het artikel hoop. Ergens.

Ik denk aan Fabienne, mijn fotograferende dochter. Jeddah is uiteindelijk maar een dikke zes uur vliegen van West-Europa. Was zij geboren in dit land, had zij er ook zo bijgelopen. In een boerka. Waarschijnlijk ook met blauwe Nikes, voor een zeldzame vlucht, letterlijk en figuurlijk, naar het westen.

 

Een whatsappje. Over en weer. Naar MAFJE, mijn gezin, dat langzaamaan ontwaakt deze zondagochtend. Terug naar Holland.

Ik denk aan het gesprek met Estelle van gisteravond. Zij speelt korfbal in de hoogste klasse van Nederland en voor deze sport betekent dit dat zij op mondiaal niveau acteert. Nederlands kampioen worden betekent wereldkampioen worden. En ze zijn nog volop in de race.

Gisteravond won zij de topper tegen aartsrivaal KCC uit Capelle met 19-13. Het lijkt zich af te spelen in een andere wereld en dat is ook zo. Saudi-Arabië, korfbal. Allemaal op één en dezelfde planeet. Ze belde me ’s avonds, Estelle. Ik was geroerd door haar enthousiasme. Ze had vier keer gescoord. Vier keer tegen haar directe tegenstandster, precies een meisje dat enkele jaren geleden was overgestapt naar de grote rivaal die onze korfbalvereniging Trekvogels stelselmatig had opgeslurpt. Estelle had het hele seizoen nog niet gescoord. Nu wel. Eindelijk. Die éne wedstrijd dat haar vader er niet bij was. Haar vader, die bloedfanatieke idioot langs de lijn. Die teveel vloekt, teveel meeleeft, teveel eist. Die vader die in Jeddah de foto’s bekeek van direct na de wedstrijd. Estelle die haast uiteenspatte van geluk. De foto’s waren vaag, vol beweging, vol emotie.

 

Ik bekeek de foto’s op de WhatsApp en streek over mijn lege borstbeen. Mijn kruis dat ik al decennia lang om mijn nek draag was niet met me mee gereisd. Ik reis ontkruist en zo voel ik me ook.

Geloof, althans mijn geloof, zit angstig dicht tegen bijgeloof aan.

Ik voelde me naakt. Zelfs onzeker. Ook in esthetische zin kan mijn borsthaarloze torso het kruisje goed hebben. Zonder wordt het helemaal een kale, saaie bedoeling. Ontkruist zou Anita me links laten liggen, zo vermoed ik.

Ik had mijn ketting met het kruisje in Nederland gelaten. Bewust. Een kruisje kan verkeerd, namelijk als een provocatie, worden uitgelegd in Jeddah, de miljoenenstad op tachtig kilometer gelegen van Mekkah, het Heiligdom van de Islam. Laten we zeggen zo heilig als dat De Kuip voor ons is. Dat idee.

Ik heb geen kwaads in me – toch werd me geadviseerd het kruisje vooral thuis te laten.

Eerlijk is eerlijk, dit moet ik bekennen, provoceren mag ik inderdaad graag. Ik was ooit in een Joodse wijk in London waar ik me te midden van zoveel orthodoxe Joden plots zo katholiek voelde dat ik besloot mijn kruisje over mijn zwarte coltrui te dragen. Geen idee waarom. Het was een impuls. Alsof ik iemand ergens  Barabas! Barabas! hoorde roepen. Iemand werd een menigte.

Goed, ook al zag ik er met dat kettinkje over mijn trui een beetje uit als een vrachtwagenchauffeur uit Kiev, het was een statement. En uit de agressieve manier waarop de Hebreeuwse ober vervolgens de koffie naar me smeet, kon ik opmaken dat de boodschap aangekomen was.

Anita draagt het kruisje nu. Om haar nek.

En laten we ons hier niet vergissen! Dichterbij Mekka kan ik niet komen. Onmogelijk. Toen we gisteren in de lucht Mekka naderden werd daar door de purser officieel melding van gemaakt. Enkele passagiers kwamen verkleed terug. In een aparte ruimte achter in het vliegtuig hadden zij zich omgekleed, om gekleed in witte doeken terug te keren. Deze mensen gaan op Hajj en deze kleding duidt op een bezoek aan Mekka.

Denk hier aan de witte badjassen die Nederlandse profvoetballers krijgen als ze de KNVB-beker hebben gewonnen. Over belachelijke gewoontes gesproken.

Of anders die hagelwitte badjassen die voor gasten klaar hangen in chique hotelkamers. Geen idee waarom maar ik associeer die hotelbadjassen altijd met vreemdgangers (de directeur en de secretaresse die ’s avonds nog even langskomt om wat stukken door te nemen).

Over vreemdgangers gesproken. Eén passagier die op Hajj ging zat één rij voor me. Toen hij na zijn verkleedpartij zijn koffer weer in het bagagerek wilde plaatsten viel een deel van zijn ‘badjas’ van zijn schouder. Zijn blote tiet met vette tepel bevond zich op een meter van me. Ik dacht aan Saudische vrouwen die zich alleen in boerka mogen tonen in het openbaar. Maar een mollige oude man mag wel gewoon ongegeneerd zijn ontblote tepel tonen. Het is een rare wereld, ik zeg het u.

Ik weet nog goed toen ik een paar jaar geleden met Lex vanuit Dubai maar Jeddah vloog. Het vliegtuig zat toen propvol Arabieren in ‘badjassen’ omdat Lex en ik precies tijdens de grote officiële Hajj naar Jeddah vlogen. Het hele vliegtuig zat vol pelgrims… en twee blanke metaalhandelaren. Een uit Helmond, een uit Rotterdam.

Lex verzon Islamitische liederen die hij zangerig en hard, héél erg hard, te berde bracht. Dit deed hij met zijn hoofd gescholen achter een magazine. Ik geneerde me kapot maar genoot nog meer. Van zijn lef en zijn eeuwige behoefte tot provoceren. Hij balanceerde op het randje van belediging maar ging daar nooit overheen. Ik mis hem.

Want hier zit ik nu. Hier. Alleen te ontbijten. Ik zit tegenover een keurige Brit op leeftijd. Om zijn nek bungelt zijn bril aan een koortje. Er hangt een stukje broodkorst aan zijn mondhoek. Dan kan je upperlip nog zo stiff zijn, met een broodkorst aan je Britse smoeltje bent ook u gewoon een vrachtwagenchauffeur uit Kiev.

Ik heb net een omelet besteld, met ham en kaas. Alsof ik Lex naast me hoor…

“Die moete gij neme hier in het Midden-Oosten…, want da kunne ze hier… god-non-de-ju!”

***

Een uur later zit ik in de auto met Aziz en Mister Jaleel. We hebben het over het voetbal van gisteravond. Aziz spreekt geen Engels maar blijkt een groot voetballiefhebber. Vooral Ronaldo from Belgica kan hem zeer bekoren.

Het straatbeeld van Jeddah laat zich haast vergelijken met een grote Zuid-Europese stad, maar dan zonder vrouwen. Jeddah is een metropool, met een uitstekend verzorgde infrastructuur. De wegen zijn gescheiden door betonnen afrasteringen waartussen honderden palmen zijn geplaatst. De auto’s zijn voornamelijk Japans en Amerikaans. Onbegrijpelijk dat ook hier, net als in India en Pakistan, vrijwel geen Europese auto’s uit de middenklasse te vinden zijn. De Mercedessen, BMW’s en Audi’s bepalen, samen met Honda en Toyota, het straatbeeld terwijl wij in een Mitsubishi rijden. Geen enkele Peugeot, Renault, Fiat of Opel. Ik heb er volgens mij niet één gezien.

Als Aziz moet tanken, rekenen Mr. Jaleel en ik vlug het verschil in benzineprijzen tussen Saudi-Arabië en Nederland. Even niet te ingewikkeld gaan doen met hoeveelheden, koersen, type benzine. Het komt er op neer dat een volle tank in Saudi-Arabië een krappe tien dollars kost. Laten we zeggen acht euro. Dat zijn tweeëndertig kwartjes van Kok, u weet wel die oliesjeik van de PvdA.

Overigens, een ander voordeel van Saudi-Arabië is het nog altijd geldende rijverbod voor vrouwen.

De winkels en shopping malls zien er overzichtelijk en mondain uit. Chrysler. Ferrari. Hugo Boss. Armani. Van die jongens. De reclameborden zijn immens groot.

Op straat zie je maar weinig mensen en degene die je ziet zijn mannen. Vrouwen zie je zelden of niet en als je ze ziet zijn ze gekleed in boerka. Ik begrijp van Mister Jaleel dat ze niet alleen over straat mogen. Alleen in gezelschap van hun man.

Onbegrijpelijk is ook dat de mannen witte kleding dragen. De vrouwen daarentegen gaan in zwart, de meest ongunstige kleur als we de zon erbij betrekken.

En dat moeten we, want het is hemeltergend heet vandaag. De temperatuurmeter geeft negenendertig graden aan.

2014-11-09 13.04.15

 

“Without airconditioning the Kingdom would melt”, zei Mister Jaleel net. Ik gaf hem een hand toen hij de auto uitstapte. Voor een tiental meters hield hij mijn hand vast. Het voelde ongemakkelijk maar op het moment dat ik besefte dat dit een blijk van vertrouwen was, liet hij hem al weer los. Wat een verschil met Nederland. Ik heb de hand van mijn eigen vader nog nooit langer dan twee seconden vast gehouden.

Langzaam en onbewust vloeit het westerse wantrouwen uit mijn systeem. Het Midden-Oosten neemt bezit van me. Omdat ik het, kameleon eigen, toelaat.

We zijn binnen in het verkoelde kantoor. We wachten. Met een kopje Turkish coffee die me zeer goed smaakt. Niemand zegt iets. Mister Jaleel kijkt op zijn mobiel. Aziz belt constant en dat gaat voornamelijk schreeuwend. Het maakt hem niet uit of er anderen in zijn directe omgeving zijn of dat er wellicht andere telefoongesprekken plaatsvinden tijdens zijn gesprek. Interesseert Aziz geen bal. Hij schreeuwt als de voetbalcommentator van gisteravond.

Het geeft mij de kans om snel mijn mobiel uit te lezen. De familie appt dat Ajax op een 1-2 voorsprong is gekomen tegen Cambuur. Die ploeg uit de hoofdstad blijft een nagel aan mijn doodkist. Ook hier. In Jeddah. Ondertussen heb ik mijn Saudische vrienden al fijntjes laten weten dat de aanhang van Ajax Amsterdam, en dus de facto ook de hier aanbeden Dzjohan Krooif, er zionistische trekjes op nahoudt en dat de Feyenoord aanhang zich profileert met de Palestijnse vlag. Dat de rivaliteit tussen de twee bij lange na niet gestoeld is op enig religieus motief (sterker nog, de overgrote meerderheid leeft, aan beide zijden, ontkruist en spellen met moeite hun eigen naam) laat ik, gehaaid als ik ben, achterwege. Het wordt tijd voor een Feyenoord-supportersclub in Jeddah, want hier ligt het grote geld. Real Madrid ging ons al voor. Laat u zich niets wijs maken: ‘Real’ is weliswaar het Spaanse woord voor ‘koninklijk’ maar moet uitgelegd worden als directe link met de nationale munt van Saudi-Arabië…inderdaad: de ‘Real’!

‘Kut neuzen’, laat mijn neef me weten.

‘Ze zijn hier ook niet populair’, app ik terug als de deur open gaat.

Daar verschijnt in de deuropening de klant die ik al vijfentwintig jaar ken en Lex een goede veertig. Deze man is een begrip. Een levende legende. Hij is over de vijfenzeventig, beweegt zich langzaam, waardig en behoedzaam. Hij draagt een prachtig wit gewaad. Een hagelwit doek rust op zijn iele hoofd. De vriendelijkheid straalt van hem af.

Hij houdt mijn handen vast.

“Marco, what a pleasure to see you, welcome to the Kingdom, welcome to Jeddah.”

Zijn stem klinkt nog altijd fabelachtig krachtig en snerpend hoog. En hij spreekt Jeddah uit zoals het moet: tussen de twee d’s, dus tussen de ‘Jed’ en de ‘dah’ moet eventjes een tel rust worden genomen. Pas dan voel je echt dat je in een sprookjesboek bent beland. Zolang er maar niet over zaken wordt gesproken.

Ik dank hem voor de eer. Ik houd zijn hand vast. Alle vriendelijkheid en interne rust zit in zijn glimlach geherbergd. Hij is volledig in balans. De glimlach zal pas verdwijnen als we later die middag over zaken gaan praten. Geloof me: een metamorfose, maar geen gespeelde.

Ik denk aan Lex die hij glimlachend my great great friend noemt. Ik laat hem een foto van Lex’ graf zien. Drie dagen geleden gemaakt. We hadden kabel geladen in Deurne en ik had in Helmond zijn graf bezocht. De vorige bezoeken gingen mij beter af: haast stoïcijns stond ik er, in de houdgreep van mijn dagelijkse beslommeringen.

Drie dagen geleden had ik het aanzienlijk zwaarder. In Deurne had ik Peter gesproken, de berijder van de Bobcat, hij die onze kabel laadt. Een dag ervoor had hij afscheid genomen van zijn vader. Overleden op zestigjarige leeftijd.

“Dienen kanker had z’ne botte gesleupt. Kon niks meer. Ach wètte, zo gah-dah…”

Ik kreeg de vaderloze Peter de rest van de dag niet meer uit mijn kop.

En het vizier was al gericht op deze reis. Ik wist welke impact het zou hebben. Zo was het in Pakistan namelijk ook gegaan. De naam van Mr. Alex is en blijft groot en, ook na zijn dood, onaangetast. Het respect dat hij hier verdient, verdient hij ook. En dus krijgt hij het.

Ik dacht aan Peter, zijn vader, aan mijn naasten die, ook op dit moment, vechten tegen die strontziekte, aan de Alpe-d’HuZes en toen brak ik bijna, daar aan het graf van Lex. Ik gaf oververmoeidheid de schuld. Da’s een veilige verklaring die, voor iedereen die mij goed kent, plausibel is. Dat zou ik eigenlijk tot mijn dood moeten volhouden. Oververmoeidheid.

“May the soul of Alex rest in peace in heaven, al handudillah…”

We gaan lunchen. De klant wil perse achterin zitten hetgeen mij een zeer ongemakkelijk gevoel geeft. Maar zo’n principestrijd win je nooit, zeker in het Midden-Oosten niet. En dan wetende dat hij deze maand nog overgrootvader geworden is. Ik ben dertig jaar jonger, maar ik moet voorin zitten.

Ook achterin hield hij zijn serene waardigheid. Ik zat half naar de twee mannen toegebogen: de klant en de vijfenzestig jarige Mister Jaleel. Beiden traditioneel gekleed, als twee oliesjeiks.

We reden door de straten van Jeddah. Aziz schreeuwde door zijn telefoon.

Op dat moment dacht ik aan de Kerstendijk waar ik vierenveertig jaar geleden geboren ben. Ik dacht aan witte boterhammen met pindakaas. Aan voetballen buiten in de winter. Als het had gesneeuwd maakte je soms, als je geluk had, een sliding door de stront van een hond. Dat gaf een gave strontstreep, zo door de sneeuw. Dat vond mijn zus altijd heel vies. Maar wij jongens niet.

Het restaurant herken ik meteen. Dat wil zeggen, de eigenaar van het restaurant. Ik ben hier eerder geweest. De laatste keer met Lex. Zes jaar geleden.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

De eigenaar was en is een kopie van Sarkozy. Ik wijs mijn klant erop als we eenmaal aan tafel zitten. Ze komen niet meer bij van het lachen. De man in kwestie wordt gewenkt. Er volgt Arabisch knettervuur waarin ik af en toe her en der het woord ‘Sarkozy’ herken. Weer gelach van de klant en van Mister Jaleel, maar het klinkt nu als Arabisch uitgelach.

Sarkozy perst er uit fatsoen een glimlachje uit maar gunt mij tijdens het vervolg van de lunch geen enkele bik meer. Mocht ik later deze week aan een darminfectie bezwijken, dan weet Anita inmiddels bij wie ze terecht kan om de schade te verhalen.

Door alle consternatie heen vervolgt Aziz zijn zoveelste gesprek. Schreeuwend. Wie moet er nu weer dood? Hij slaat op de tafel. De gebiedende wijs is, op zeker, een taalkundige uitvinding uit het Midden-Oosten.

De grijs geworden Sarkozy neemt de bestelling niet op. Nee nee. Dat doet een van zijn vele obers. Het zijn er zoveel dat ik niet meer kan volgen wie wat wanneer brengt, laat staan dat ik kan volgen wat ik eigenlijk zelf besteld heb. Ik zie wel dat mijn handen een stuk brood in stukken hebben gescheurd en dat ik de stukken doop in allerlei verschillende bakjes. Ik vraag wat wat is, voor thuis, zo’n traditiedingetje van de familie (vraag één: hoe was het eten? vraag twee: wat heb je gegeten?) maar het is zo onnoemelijk veel dat ik het volgend moment al weer vergeten ben.

We drinken water, met een fresh orange juice, no ice. Geen alcohol hier in Saudi Arabië. Dat vind ik geen probleem want ik moet er niet aan denken momenteel. De vrijdagavond Kaat Mossel zit nog te zeer in mijn systeem.

We bespreken de metaalhandel. De verschillende soorten, maten, legeringen, hoeveelheden, prijzen. Wat ik allemaal gezien vanochtend heb en nog te zien krijg. Ondertussen gaat mijn mobiel als een bezetene tekeer. Maar ik zit in gesprek. We bespreken de agenda van morgen. Aziz schreeuwt, hakkerig, zoals een topkok een komkommer slacht. Taktaktaktak! Veel G-klanken, maar dan vanachter uit de keel. Zo zit de G dicht tegen de H aan.

En de letter A komt volgens mij ook meer voor dan de E of de O of de U, de letter waar ze in Turkije wel raad mee weten. Liefst met een umlautje erop. Zoals die Güldüzüdü, je weet wel, die Turkse gladjanus, die scheids ja, die Feyenoord altijd dwars zit, ook nu weer. Mijn mobiel gaat als een gek te keer. Hij staat op trillen en beweegt in cirkeltjes op het tafellaken: de familie geeft zowat om de minuut de tussenstanden door van Vitesse-Feyenoord.

***

Feyenoord speelt uiteindelijk met 0-0 gelijk. In bad lees ik een uurtje in ‘Schrijver’.

Het leven klopt voor een moment omdat ik toe heb gegeven aan de vermoeidheid. Ik gun mijzelf de rust van een warm bad, een a-typisch Marco-besluit waarvoor ik een oorkonde zou moeten krijgen.

Dit trouwens ook op advies van Anita die mijn vermoeidheid heeft overgenomen de laatste tijd. Da’s de tol van een dikke twintig jaar lepeltje-lepeltje.

Er zit geen energie meer in het lijf. Meer dan dit heb ik deze dag niet kunnen geven.

Soms zie ik mijn leven als een speelfilm en ben ik zowel acteur als regisseur. Hier lig ik, in een warm bad vol vermoeide overpeinzingen. Poedelnaakt en steenkapot.

Ik kijk naar mijn ontkruiste borstbeen dat glimt van het badwater….ik kijk nog eens…. verdomd! Ik had het toch goed goed gezien! Net als bij Jennifer Garner zit ook een wazige cirkel over mijn borstbeen. De Saudische overheid grijpt dus ook hier in. Hier. In het Marriott Hotel Jeddah. Kamer 250….èèèènnnnnn…. CUT!

 

 

-