Lees hier deel 1 van de serie De Laatste der Mohikanen

 

Daar waar ik volgens kenners de groeiende invloed van Ai en ChatGPT op ons gehele doen en laten zou moeten omarmen, beangstigt het me juist des te meer.

Van Google kreeg ik onlangs de melding (die ik interpreteerde als dwingend advies) dat een nieuwe functie het mogelijk maakt “fotorealistische afbeeldingen” te maken met Google Ai. Fotorealistisch… het woord alleen al. Wie verzint zo’n woord en wie wordt gelukkig van het maken van een fotorealistische afbeelding middels je toetsenbord zonder enige unieke persoonlijke signatuur die Picasso Picasso maakt(e) en Bob Dylan Bob Dylan.

De voordelen op medisch, economisch, commercieel en financieel niveau zullen ongetwijfeld immens zijn (om die reden ben ik niet perse anti), alleen vormt Ai een lelijke overlappende bedreiging voor alles en iedereen die zich bezighoudt op het creatieve vlak en om die reden ben ik als de dood voor Ai en ChatGPT. Deze angst heeft mij ertoe gezet om, in de naïeve navolging van mijn held Don Quichotte, een zoektocht naar puurheid te beginnen. De verhalen moeten antwoord geven op de vraag: wat is er vandaag de dag in godsnaam nog écht? Bestaan de echte Mohikanen nog en, zo ja, met hoevelen zijn ze (lees we)?

In deel 2 van de miniserie De Laatste der Mohikanen vraag ik aandacht voor een filmpje van Pat Travers dat ik deze zomer voorbij zag komen.

 

 

 

***

 

In 1980 woonden we voor een korte tijd in Spijkenisse. Iedere week nam mijn broer, vijftien jaar, mij, tien jaar, mee naar de Platenbus. Ik zat achterop de fiets bij mijn grote broer die ik die jaren letterlijk en figuurlijk stevig vasthield. Hij was mijn muzikale mentor en zeer uitgesproken in zijn (en daarmee mijn) muzieksmaak. Dat is ie overigens nog altijd.

Ik droeg een legergroene parkajas en het was altijd slecht weer.

Als tienjarige was ik vooral gek op (hard)rock. Ik kende mijn latere helden Bob Dylan en Bruce Springsteen al sinds 1978 (ik was, godbetert, acht jaar), maar ik durfde daar niet hardop voor uit te komen, omdat iemand van onze voetbalvereniging Overmaas ooit had gezegd dat ze bij Hendriks “altijd cowboymuziek in de auto draaiden.”

En dus luisterde ik wekelijks vooral naar radiodj’s Alfred Lagarde en Hanneke Kappen, hardrockmuziek was die dagen ook voor randstedelingen nog cool, cassettes vol nam ik op van hun programma’s Betonuur en Stampij.

‘Ed, hier, de nieuwe Santana!’, gilde ik door de bus.

‘Ed, eindelijk Status Quo Live gevonden!’

(En sindsdien het intro voor Junior’s Wailing tot op de dag van vandaag woord voor woord uit je hoofd kennen… “will you welcome the MAGNIFICENT Status Quoooooooooooooooooooo!!!”)

‘Hier deze moet je eens proberen Mar’, zei mijn broer op een goede donderdagmiddag. Hij hield de LP Live! Go for What You Know van ene Pat Travers omhoog. Op de hoes hield Pat zijn gitaar vast alsof de snaren in brand stonden, hetgeen ook min of meer zo was omdat Pat toen al met vuur speelde. Die elpee draaide ik in mijn kamertje grijs, ook toen we weer terug naar Rotterdam waren verhuisd, nadat mijn vader al na negen maanden zowel spijt als heimwee had gekregen.

Favoriete nummer van dat album? Boom Boom (Out Go The Lights)!

 

 

25 jaar later, we schrijven 2005, zijn we op weg naar Frankrijk. De meiden (Fabienne negen, Estelle zes) zitten op de achterbank, dragen rode jurkjes met witte horizontale strepen (elastiekjes met rode kersen houden hun staartjes bijeen) en Pat Travers’ Boom Boom (Out Go The Lights) komt voorbij. Het nummer vormt onderdeel van de zelf gebrande CD Summer Classics die iedere zomervakantie verplicht afgespeeld wordt. Het begint met Holiday Road van Fleetwood Mac, steevast gevolgd door Blitzkrieg Bop van The Ramones.

De meiden blèren de teksten van ieder lied woord voor woord mee. Weliswaar fonetisch, maar dat hoort bij een zes- en negenjarige. Achteraf vormde het een (on)bewust onderdeel van de opvoeding.

Hun favoriete nummer van deze CD? Pat Travers’ Boom Boom (Out Go The Lights)!

Ik houd mijn handen aan de volumeknop…

‘Meiden, komt-ie….!’

Pat Travers door de speakers: “If I get her in my sight…

De meiden op de achterbank: “BOOM BOOM… OUT GO THE LIGHTS!”

 

(tekst gaat onder de afbeelding verder)

 

 

In het najaar van 2024 komt via social media plotseling een recente opname voorbij van een optreden van mijn Canadese rock- en bluesheld Pat Travers in het Powers Park, een openbaar park in Troy, een bescheiden gemeente even ten noorden van de stad Albany, in de staat New York.. De opname dateert van 27 juli 2024 en ontroert me tot het bot, niet alleen omdat het me terug doet denken aan het verleden, maar vooral vanwege de puurheid van Travers’ optreden.

Pat telt 70 lentes op de opnamedag van de video, maar hij ziet eruit alsof hij drie dagen onder de Maasbruggen heeft geslapen, doos 14. Het bloed heeft zijn gelaat verlaten, maar zijn Rock & Roll spirit heeft dat niet.

 

(tekst gaat onder de afbeelding door)

 

Uiteraard weigert Pat Travers categorisch zijn okselhaar weg te scheren (wegpoetsen met Ai is heiligschennis)

 

Het eerste dat opvalt is zijn vale, kleurloze, mouwloze en vormloze shirt. Helemaal goed, zo wil ik het graag. Ai in geen velden of wegen te bekennen om zijn uiterlijk wat op te leuken.

Ten tweede zijn warrige bruinoranje haar dat ik het best kan vergelijken met het uiteinde van de omgevallen mop waar ik onlangs in het modderige Milieupark in Rotterdam per abuis overheen reed.

Ten derde valt de podiumindeling van de bandleden op. Drummer Alex Petrosky valt niets te verwijten, een drummer is nu eenmaal veroordeeld tot de plek waar de roadies de drum hebben opgesteld. Een drummer kan geen kant op. Daarentegen bevreemdt de positie van sessiebassist David Pastorius des te meer: hij staat op meters afstand van Pat Travers zijn ding te doen – alsof Pat en David op twee verschillende planeten verkeren en toch hetzelfde nummer spelen.

Over planeten gesproken, het heeft er alle schijn van dat Travers compleet van de wereld is. Niet perse door drank of drugs (al valt zeker dat niet uit te sluiten), maar puur door de muziek en met het woord “puur” zijn we terug bij de kernboodschap van deze serie: de laatste der Mohikanen.

 

(v.l.n.r.) Pat Travers, Alex Petrosky (drums) en David Pastorius (bass)

 

Al blijft de camera op het filmpje gefocust op het podium, toch vermoed ik dat het aantal belangstellenden in Powers Park áchter de cameraman of -vrouw beperkt is tot hooguit 25, 30 man/vrouw. Niet dat het Pat Travers een moment interesseert dat hij een gevallen ster is. Hij bekommert zich, zoals gezegd, geen moment om zijn uiterlijk, noch om zijn uitstraling, noch om zijn gezondheid.

Pat Travers heeft geen artiestennaam (je zou toch als Frans van Zoest geboren zijn en jezelf Spike laten noemen, mijn hemel…), artiestenjas, danspasjes, fopbril of lichtshow. Hij speelt nog altijd met de bevlogenheid alsof hij voor een volgepakt stadion speelt. Pat Travers doet niet aan klantenbinding. Ik ben een fan van Keith Richards, daarover geen misverstand, maar een Mohikaan als Pat Travers laat zich geen kleding aanmeten die in iedere gemiddelde carnavalswinkel of visserswinkel te koop is (of waar zou Keith anders die malle vishaakjes met kippenveertjes als haarversiering vandaan halen)?

Het tienjarige jochie in zijn parkajas werd de jonge vader die de paplepel (o.a.) Pat Travers had genoemd en moet nu, op 55 jarige leeftijd, erkennen dat ook ik me nog altijd te vaak te gemakkelijk laat vangen in de val van de geforceerde kunstmatigheid. En dan heb ik gelukkig de Mohikaan Pat Travers binnen handbereik om me wakker te schudden.

En dan schreeuw ik in mijzelf van de daken:

 

“Boom boom

OUT GO THE LIGHTS!”

 

 

De eregalerij De Laatste der Mohikanen:

 

 

 

-