https://youtu.be/dCuhKjAQ_i4
Vooral in de Albert Heyn betrap ik me erop. En in de Kruidvat. Om maar te zwijgen van de Jumbo. En dan vooral als ik die kut-tune hoor (Hallo Jumbo met dat irritante kinderstemmetje; die quasi-breekbare onschuld van een kind die je uiteindelijk gewoon tot meer aankopen moet aanzetten… bah!). Dan wil ik weg en voel ik het gemis aan Frankrijk het meest. En als ik Frankrijk mis, denk ik aan Edmond Tanière: het diepst bewaarde muzikale geheim van Frankrijk.
Net over de Frans-Belgische grens heb ik het al. Het gevoel bevrijd te zijn. Ik krijg meteen een boost als ik die die oude half afgebladerde lichtblauwe borden langs de autoroute zie. Met plaatsnamen die je nauwelijks iets goeds beloven. Roubaix. Valenciennes. Marcq-en-Barœul.
Links, vlak na de afslag Ronq, aan de Boulevard d’Halluin, ligt de Auchan: de drieëntachtig kassa’s tellende supermarché die het ware Frankrijk als het ware inluidt.
Nord-pas-de-Calais heet deze regio. Het is een rauwe, grauwe streek die de romantiek al jaren geleden een schop onder de reet heeft gegeven. Opzouten. En vlug een beetje. Net voorbij Lille, zo’n beetje waar de A21 (westwaarts richting Lens en oostwaarts richting Denain) de A1 richting Parijs kruist, begroeten de eerste licht begroeide kolenbergen je al. Rechts.
“Zo, nu op zoek naar een camping”, zei ik als achtjarige ooit toen we langs dit punt reden. Ik zag de kolenbergen voor echte bergen aan. Ik zat op de achterbank met mijn opgewonden hoofd pal tussen mijn vader en moeder in. De terreur van de gordels bestond nog niet. Op mijn schoot rustte de ANWB kaart van Frankrijk. Wow. Bergen. Zo hoppekee, meteen al als je België uit bent. Wild was ik van Frankrijk. Toen al.
“Nog tweehonderd kilometer naar Parijs, papa!”, schreeuwde ik enthousiast. Mijn broer was pislink op me. Hij kon de onmetelijkheid van Frankrijk niet verdragen. Droomde van zijn vishengel, een stiekem peukie en Herman Brood op zijn cassetterecorder die hij zo hard afspeelde dat geen enkele vis in de buurt van zijn dobber durfde te komen. In een schriftje hield ik de tussentijden bij, zoals ik ook deed met de rondetijden van Hilbert van der Duim. Breda, Antwerpen, Gent, Kortrijk….Lille! Frankrijk! Bergen!
***
“De kunst van te leven is thuis te zijn alsof men op reis is”, was getekend Godfried Bomans. En het klopt. Frankrijk zo veel mogelijk naar Nederland halen, da’s zo’n beetje -in het kort- de truc om door de dagen in Holland te komen.
Maar als de Albert Heyn de overhand begint te krijgen, moet ik ontsnappen. Letterlijk.
Zoals nu. Rijdend op de A1. Voorbij Apeldoorn. Anita en ik zijn onderweg naar Hengevelde: een tussen Almelo en Enschede geklemd gehucht. Ik had er nog nooit van gehoord. Maar dat had ik ook niet van Diepenheim, Goor of Enter. Het zijn plaatsnamen die je niet eens links kan laten liggen, omdat je er simpelweg nooit komt. Nederland is Rotterdam, dan een tijdje niets, vervolgens Brabant en Limburg en dan houdt het wel zo’n beetje op. (Een enkele uitzondering daargelaten natuurlijk. Midden in de nacht word ik wel ’s wakker met de vraag wat de zin van Venlo is).
Anita slaapt. Haar accu is leeg aan het raken. Het was ook wat veel de laatste maanden. De verbouwing, de verhuizing, hand in hand, vaak kameraden. Haar echtgenoot leeft in een tempo dat ook voor hem onverantwoorde trekjes begint te krijgen. Alles moet. Vandaag. Nooit morgen. Uitstel, afstel, bankstel. En dat nooit.
Om in je hoofd in Frankrijk te zijn, moet vanzelfsprekend Franse muziek worden gedraaid. En dan bij voorkeur niet dat uitgekauwde Si On Chantait van Julien Clerc. Dat blijft toch te veel hangen in de sfeer van Ivo Niehe wiens rug zo vloeiend Frans spreekt.
Er is meer. En er is vooral dieper. Er is Edmond Tanière. Geboren 13 februari 1939 te Fouquières-lès-Lens, onder de rook van Lens, departement Pas-de-Calais. Een local hero uit de streek, net iets noordelijker gelegen dan de Picardie: de streek waar de familie van mijn moeder vandaan komt.
Grootste bezienswaardigheid in het departement Pas–de-Calais is de oude fabriek La Lainière de Roubaix in het schuchtere arbeidersstadje Wattrelos. De fabriek sloot in 2000 haar poorten maar wil, in weliswaar vervallen toestand, nog altijd van geen wijken weten. Het is een uitstekend decor voor het laatste avondmaal. Dergelijke triestheid voelde de Rotterdamse acteur John Buijsman goed aan. Daar waar landgenoten meestal de voorkeur gaven voor een huisje in zuidelijker gelegen orden, verkoos Buijsman de Nord-Pas-de-Calais om een huisje te kopen.
“Toch Frankrijk en lekker dicht bij Rotterdam”, luidde zijn motivatie.
Afslag Bathmen, we laten de woordgrappen maar achterwege, onderweg naar Hengevelde. Op Marktplaats had ik het gevonden: het stukje Frankrijk waarnaar ik op zoek was. “Wat is nou honderdtachtig kilometer?”, vroeg ik Anita. Het was geen vraag. Natuurlijk niet. Het was een mededeling: wij gaan via Hengevelde in ons hoofd naar Frankrijk.
Les Tomates klinkt in de auto. De puzzel begint te kloppen. Glimlachend denk ik aan alle oudejaarsavonden, verjaardagen en andere feesten waarbij ik voor de muziek mag zorgen en waarbij Les Tomates altijd wel een keer voorbij komt. Het is inmiddels een klassieker geworden. Bij de eerste noten van de accordeon gaat-ie al harder. En zet iedereen haastig zijn of haar glas weg om een plaatsje te zoeken in de kring van plakkerige bovenlijven. Kijk, daar staan we, fonetisch mee te brallen met de tekst die in taal van de Ch’tis is geschreven: het volstrekt onnavolgbare dialect van de lokale bevolking van de Nord-Pas-de-Calais. Bekijk de film Bienvenue chez les Ch’tis en je weet meteen hoe de rest van Frankrijk denkt over dit grauwe en armoedig uitziend deel van Frankrijk.
Voor mij vormt niet Parijs of de Provence de kern van Frankrijk, maar juist de Nord-Pas-de-Calais. Daarin ligt de zwaarmoedigheid van de Fransen verankerd. Lang leve de hopeloosheid.
***
“Hallo! En’…bietje kenn’n vind’n?”
We schudden de handen. Eerlijk is eerlijk, ik moet bekennen dat ik onder de indruk ben van zijn erf, zijn hoeve, zijn provincie en van zijn tanden die begroeid lijken met een soort van potpourri van groente en fruit. Of misschien is het gewoon mos dat zich op zijn tandvlees heeft genesteld.
Ik besluit mijn zonnebril op te houden.
“Dit is ‘m”, zegt hij als hij de zwarte houten deur van de schuur opent. Een prettige muffe lucht komt vrij. Daar doet de vriendelijkste glimlach van Anita niets aan af.
Ja. Les Tomates draaien we op feesten en partijen. Vaak in de uitvoering van Renaud. Het staat op zijn briljante CD Cante El Nord (1993), een eerbetoon aan wijlen Solange Mérieux, zijn moeder, dochter uit een mijnwerkersfamilie uit Lens. Les Tomates is nochtans geschreven door Edmond Tanière, een mijnwerkerszoon uit een gezien van elf.
Edmond’s paplepel van het accordeon spelen heette Maurice, zijn vader. Na enkele jaren in de noord-Franse mijnen te hebben gewerkt koos Edmond voor een carrière als muzikant. Zijn teksten zijn doorspekt van mijnwerkersnostalgie en humor. Dit heb ik niet van mezelf want, het zij herhaald, ik versta nauwelijks een woord van het patois uit dit deel van Frankrijk. Maar als je goed luistert hoor je het. Voel je het. En Wikipedia doet de rest.
“Ch’est un pauv ‘ garchon, y s’appelot Edmond,
y’étot des corons,
du côté d’Fouquières..”
We draaien er wat omheen. Da’s niet zo moeilijk. De ronde vorm nodigt uit tot het plechtig eromheen lopen. Ik voel aan het hout. Streel de gietijzeren banden om het wijnvat. Ik wil zo weinig mogelijk van de werkelijke komaf van het vat weten, want de associatie met Twente, of all places, want nuchterder en dus ontnuchterder kán gewoon niet, moet direct verbannen worden. Mensen die dit Blog niet hebben gelezen zal ik voorliegen. ‘Mooi hè. In Frankrijk gekocht. In het Rhône-dal ja. Prachtig gebied, ik kom er graag.’
“Prrrachtig, dat taaltjen’ van jullie. Ik haath vroeger ’n oom en thaanthe in Rottherdam won’n. Aan’ de Záágmol’nstraat.”
“…eh…Zaagmólenstraat bedoelt u denk ik… in het Oude Noorden?”
“Ja, da zeg ik, Záágmol’nstraat. Ik wit nog goeth da’k daar naar buu’t’n kiek, uut ’t raam, naar de thrams.”
Het is windstil op zijn hoeve. Verrek. Het voelt als vakantie. Ik ben verkocht. Ik neem hem.
Ik smul niet alleen van de muziek van Edmond Tanière. Het is ook die vriendelijke arbeiderskop. Die eerlijkheid die niet beter weet. De bakkebaarden die de hulpeloosheid van de jaren zeventig zo accentueren. En zijn toupet niet te vergeten. Stel je toch eens voor, de broeierigheid onder die synthetische haarlokken tijdens een optreden in de Salle de Fête van Tourcoing waar de mijnwerkersvrouwen zich kwijtraken in een polka die hen de sores voor een moment doet vergeten.
Na tien minuten Hengevelde aanvaarden we alweer de terugreis. Ik moest het gesprek wat bruut afkappen (“sorry mensen, heel gezellig maar we hebben het erg druk”) omdat de plagerige Almelo-Enschede discussie tussen boer en boerin ons westerlingen niet echt raakt.
Ik heb besloten om de afspeellijst Favoriete Franse Chansons op de iPod te verruilen voor Muziek>Artiest>Edmond Tanière. We passeren Deventer, Zutphen. En door de speakers, open dakkie, klinkt Tout in haut de ch’terril: het vakantienummer bij uitstek. Categorie Une Belle Histoire van Michel Fugain, zevenendertig niveaus onbekender, maar direct appellerend aan het vakantiegevoel.
Zo’n lied waarbij je meteen de smaak van gésiers in de salade proeft. Met knoflook. Veel. En rode wijn. Bij voorkeur een krachtige St-Émilion. Zo eentje die meteen naar je bolus schiet. Pijlsnel, als een giftige injectie. Krampachtig probeerde je nog zo lang mogelijk de smaak van de Foie Gras in je mond vast te houden. Je sloot je ogen voor een moment en dacht aan de Partij voor de Dieren. Godnondeju, dacht je nog, die mensen weten niet wat ze missen. Hoe barbaars die ganzen in de Périgord ook worden gemest, het zal me uiteindelijk paté wezen, want, eerlijk is eerlijk, wat is die smaak van politieke incorrectheid heerlijk. Je scheurt een taai stuk van het stokbrood af dat net iets te lang heeft gelegen. En je doopt het. Op je bord. Voor het laatste restje jus dat overbleef van de Cocq au Vin. En pikken maar, die laatste afgekoelde frietjes. Met de hand, uit de plastiek bak. En de afspraak dat afwassen, altijd zingend in de gehorige betonnen barakken van de camping, uiteindelijk een ding voor de gekken is.
Je proost. Je tafelgenoot drinkt een biertje uit een origineel Kronenbourg-glas dat jij gisteren nog eigenhandig jatte op een terras waar de ober in een moment van onoplettendheid niet zag hoe je het glas behendig in de tas van je vrouw manoeuvreerde. Gesprekken zonder bodem. Je denkt aan afgezaagde tafelpoten. Spinnenwebben. Vies bestek. Een bord met een stuk eraf. Een verroest handvat. Een lekkende kraan. Een aangekoekte spoelbak. Splinters van verrot hout. Een kraaiende haan, nabij een verlaten kerkhof dat is omgeven door een geoxideerd hekwerk. Gekakel zonder einde op de Franse radio, over de unieke smaak van confituur uit de Somme. En toen die ene bocht naar rechts, dwars door de Limousin, in die krankzinnige stilte waar je zelfs het gebrom van de hommels gewaar werd. Vol in de afdaling. Als een laken van de fijnst denkbare stof pakte het open landschap je helemaal in. De vervallen boerenschuur middenin de velden vol verdorde zonnebloemen. In de bloedhitte. En toen. Die behoedzame steenarend die vlak boven je hoofd zoefde. Deze plotselinge aanval van puurheid greep je naar de keel. Nog nooit was je zo gelukkig geweest.
Dus nog meer wijn. Nog meer bier. Nog meer muziek. Van Edmond Tanière.
Een verkeersongeval met zijn brommer werd hem fataal. Op 5 mei 1991 stierf hij in de omgeving van Lille op tweeënvijftig jarige leeftijd. Naast zijn gecrashte cyclomoteur, waarvan het voorwiel als een kermiscarousel nog doordraaide, lag zijn levenloze lichaam. Zijn toupet rustte in een plasje bloed dat als rode wijn uit zijn slaap sijpelde.
De wat kitscherige neerslachtigheid met het zwierige rouwrandje, dus uiteindelijk alles wat Frankrijk in- en uitademt, proef ik in de muziek van Edmond Tanière. Het wijnvat dat wij in Hengevelde kochten zal in ons nieuwe kantoor dienen als statafel in onze eigen Franse Bar-Tabac genaamd “Saint-Estève” dat na deze zomervakantie officieel het levenslicht zal zien.
Middels een bescheiden receptie zullen wij het wijnvat uit eerbied voor Edmond Tanière officeel dopen tot De Ton van Edmond (*). Uitnodigingen volgen.
(* Omwille van de alliteratie wordt een stomme ‘n’, in die van Ton, op prijs gesteld)
https://youtu.be/aHQiPuEhKTk
***
Warm aanbevolen:
https://www.bol.com/nl/p/cante-el-nord/1000004000361139/
https://musique.fnac.com/a1335931/Edmond-Taniere-Tout-in-haut-de-ch-terril-CD-album
Hoi Marco,
De ton paste dus toch in de Renault.
Met zo’n reisverslag is zelfs het halen van een ton in de Achterhoek een aangename bezigheid.
Ik ga het wel meemaken koffie of wijn op de ton.
Zo zie Jos, zelfs in een ogenschijnlijk onschuldige reis naar Twente, schuilt uiteindelijk ook een verhaal. Dank voor je reactie!
Prachtig verhaal over het ondergewaardeerde noordelijke deel van Frankrijk, lang leve de liedjes hierover van Renaud en speciaal voor onze familie de klassieker “les tomates”. Ga de ton van Edmond maar vast vullen
Reken maar dat-ie gevuld is, moeders! Dank voor de reactie en mijn wortels!
Ca c’est vraiment un “bon ton” 😉 Leuk verhaal en we komen ‘m graag een keer in “hangen” Gefeliciteerd met de verhuizing en we wensen jullie alle succes in het nieuwe pand! xxxx
Dank Fleur en Peter. Zeer welkom.