EEN ZELFVERZONNEN WAARGEBEURD VERHAAL

Lees hier Hoofdstuk 5

 

Weer een dag later, op 22 november 1975, werd Juan Carlos Alfonso Víctor María de Borbón y Borbón-Dos Sicilias, beter bekend als Juan Carlos, geïnaugureerd als Koning van Spanje.

Pancho de Cervantes, ‘El Signero’, inmiddels 52 jaar oud, was als een vanzelfsprekendheid voor die gelegenheid uitgenodigd. Enerzijds een eer, anderzijds een logische stap in de geschiedschrijving van Spanje aangezien El Signero symbool kwam te staan voor vrijheid, respect en tolerantie. De Spaanse eenheid zag men gesymboliseerd in zijn handtekening die om die reden niet mocht ontbreken bij de officiële overdracht van het gezag.

Vrij kort na zijn vrijlating werd hij uitgenodigd door de revolutionair Fidel Castro die El Signero als hét symbool van verzet tegen fascistische regimes als die van Franco zag. Castro zelf had niets met dictators, zo liet hij de goedgelovige Pancho weten na diens landing op het vliegveld van Havana, Cuba. Pancho had nog nooit gevlogen. De welkomstceremonie op het vliegveld duurde twee uur en een kwartiertje.
’s Avonds tijdens het staatsbanket werd El Signero in een groen legerkostuum gehesen en werd hem een ereplaats naast Fidel Castro (die luisterde naar de bijnaam El Comandante) gegund. Aan de andere zijde zat een boze man die enorm naar zweet stonk en zich voorstelde als Che Guevara. Bij de begroeting weigerde hij zowel te lachen als zijn zwarte vechtpet af te zetten. Che brulde woest ¡Viva la Revolución!, daarop ging iedereen staan en schreeuwde massaal ¡Viva la Revolución! Toen werd het pijnlijk stil. Alle gasten keken gespannen (en hoopvol) naar het verontwaardigde gezicht van Pancho de Cervantes van wie blijkbaar iets verwacht werd, maar het enige waarop hij kwam was een vriendelijk Hola, waarna hij in alle rust plaats nam aan tafel. Hij had honger van de reis.

De toespraak van El Comandante duurde welgeteld zes uur, eenenveertig minuten en achttien seconden. Castro’s bedienden moesten de in slaap gevallen Pancho de Cervantes naar zijn hotelkamer tillen. Fidel Castro was zwaar beledigd. Aan het eind van de speech had El Signero uiteraard zijn handtekening moeten plaatsen onder een manifest, maar daar kwam het door het slaapincident niet van. Pancho werd die nacht wakker met het speeksel van Castro op zijn ene en een tropische cocktail van spuug en zweet van een furieuze Che Guevara op zijn andere wang.

Ze zouden elkaar sedertdien nooit meer treffen.

 

castro-met-el-signero

Unieke foto uit de privé collectie van El Signero. Helaas valt hij, naast Che Guevara, net weg achter de batterij aan microfoons. (Havana Airport, Cuba, 1976, privé collectie PdC)

 

Pancho bleef trouw aan zijn bescheiden komaf en kwam na zijn vrijlating in een ruim maar sober ingericht appartement in het centrum van Madrid te wonen. De relatie met Linda Paloma was op niets uitgelopen. Dit lag in eerste instantie niet aan Linda die van alles trachtte om de eigenzinnige Pancho voor zich te winnen, maar zelfs een korte vakantie in Engeland, waar het stel verbleef in het hotel waar Manuel werkzaam was, had geen helende werking gehad op hun relatie.

Zijn libido was angstaanjagend hoog na zijn vrijlating. Een gênant nachtelijk avontuur in bed waarbij de wellustige Pancho zó tekeer ging dat andere hotelgasten (waaronder een oudere man die als Major door het leven ging) werden gewekt, betekende niet alleen een abrupt einde aan de vakantie maar tevens aan hun relatie.
Het laatst werden zij samen gezien door de psychopathische hoteleigenaar die het stel nerveus een in allerijl gebelde taxi in propte om een vermaning van zijn bazige echtgenote te voorkomen.

 

Pancho de Cervantes zou altijd de Pancho de Cervantes uit Cádiz blijven. Biddend, etend, wandelend, zwijgend, handtekeningen schrijvend.

Feitelijk gezien was Pancho nog altijd gehuwd met Carmelita Zevon, maar het was slechts een ambtelijke verbintenis die hen verenigde, in 1939 formeel bekrachtigd door de formidabele handtekening van Pancho de Cervantes. Het kwam bij geen van de partijen op om het huwelijk te ontbinden, alsof met een echtelijke scheiding de magie van de handtekening verloren zou gaan.

Zijn ster rees snel, al had hij de daarmee gepaard gaande allure bepaald niet. In de jaren zeventig en tachtig genoot El Signero de populariteit van een Hollywoodster. Hij was een graag geziene gast op tal van recepties, openingen, feest- en gala-avonden. Onbekend is hoe vaak hij zijn handtekening die jaren heeft gezet. Zelfs bij benadering valt het niet langer te achterhalen.

Een bierbrouwerij voerde vergevorderde gesprekken met Pancho om een speciaal bier te brouwen dat omwille van de alliteratie zíjn naam zou dragen: Cerveza de Cervantes. Al liep die naam als een tiet, het liep op niets uit, omdat Pancho uiteindelijk had ingezien dat het concept nergens op sloeg. Bier had de facto niets met zijn handelsmerk, zijn handtekening, te maken en bovendien was zijn favoriete drank de Jerez-Xérès-Sherry.

Vrouwen dongen naar zijn hand, maar op slechts enkele avances ging hij in. Hij stond niet bekend als groot minnaar. Zijn populariteit stond hem toe steeds selectiever te worden. In die periode werd hij door de paparazzi menig keer vastgelegd met een Spaanse volbloed aan zijn zijde. Macht erotiseert en zijn handtekening werkte katalyserend.

Hij was als eregast uitgenodigd om de allereerste uitreiking van de zogenaamde Miguel de Cervantes Prijs bij te wonen. Het zou een van de mooiste dagen worden uit het leven van Pancho de Cervantes die, zoals eerder aangehaald, in melancholische buien gevoed door de Jerez-Xérès-Sherry, in Miguel de Cervantes zijn stamvader zou blijven zien, daarmee voorbij gaand aan het gegeven dat er meer hondjes zijn die ‘Fuegi’ heten. De De Cervantesprijs zou uitgroeien tot de belangrijkste literaire prijs in de Spaanstalige wereld en het winnende boek wordt sindsdien ieder jaar trouw voorzien van een handtekening van de legendarische El Signero, zolang in leven uiteraard.

Zijn handtekening opende deuren voor hem. El Signero werd voor íeder internationaal erkend boekenbal uitgenodigd waar hij de boeken van andere auteurs voorzag van een handtekening. Het was voor iedereen een volkomen vertrouwd beeld dat Pancho naast de auteur zat. Het deerde de lezers noch de schrijvers geenszins. Integendeel. De handtekening van El Signero betekende die jaren méér dan de signatuur van de auteur zelf. Een boek werd pas als boek erkend als El Signero zelf zijn handtekening had geplaatst. Sterker nog: een boekenbal was pas een boekenbal met de aanwezigheid van Pancho de Cervantes uit Cádiz.

Zoals hij weigerde de boodschappenlijstjes van zijn knielende moeder Maria af te raffelen, zo gold dat ook voor het signeren van boeken. Iedere handtekening verdiende zijn zorg, zijn aandacht, zijn liefde. Zo zág hij het. Pancho was geen pleaser, deed het niet voor de roem maar had zijn leven in dienst van zijn handtekening gesteld. Hij redeneerde dat zijn handtekening zelfstandig opereerde, volledig autonoom en onafhankelijk van zijn wil.

Dit werd door de enorme rij wachtenden op een boekenbal anders ingeschat. De algeheel heersende gedachte was dat Pancho de Cervantes dit werk deed uit barmhartigheid. Die gedachte was op zich voorspelbaar omdat zijn imago als bescheiden zachtaardige man de realiteit had ingehaald.
Maar het lag anders. Echt anders. Hij had zijn hart verpand aan alléén zijn handtekening die hij soms, na enkele glazen Jerez-Xérès-Sherry, in een sentimentele bui zijn ‘harttekening’ noemde.

Mensen die in aanraking waren gekomen met zijn handtekening, legden zichzelf op om ook meer aandacht te gaan besteden aan hún handtekening. El Signero maakte mensen bewust van hun handtekening en daarmee, belangrijker nog, van hun identiteit, hun eigenwaarde. Het is eenzelfde soort drang die gevoeld wordt om zélf te willen schilderen zodra men een mooi schilderij heeft gezien.

Hij maakte ogen open, verlegde grenzen, inspireerde tot schoonheid. El Signero’s geest waart nog altijd rond bij iedere handtekening die wereldwijd in paspoorten, rijbewijzen, huur- of koopcontracten werd gezet. Er deden geruchten de ronde van bankemployees die geen genoegen meer namen met een afgeraffelde handtekening onder een leningsovereenkomst. Soms werd zijn naam zelfs hardop uitgesproken als een deal eenmaal beklonken was! Zodra El Signero! klonk, stond dat gelijk aan proficiat! of bedankt!

Pancho werd als El Signero in serieuzere talkshows uitgenodigd waar alle facetten (nut, noodzaak, belang, gevoelswaarde, schoonheid) van de handtekening besproken werden. In een onschuldig spelletjesprogramma, een soort Wie Van De Drie, moest hij raden welke handtekening bij welk persoon hoorde. Dit moest hij doen op basis van een korte introductie van de kandidaat, gevolgd door enkele prikkelende vragen van de quizmaster en van El Signero zelf.

In één praatprogramma was hij woest weggelopen toen de host, een schijtlollige twintiger genaamd Alberto Lejos-Tilo met een rolbevestigende spuuglok (hij was kort daarvoor uit de kast getreden en zou op televisie doorbreken als dé roddelkoning van Spanje) de handtekening een ‘krabbel’ had genoemd. Pancho was op zich niet gauw op de kast te krijgen, maar wee je gebeente als je een handtekening (welke dan ook, niet perse de zijne) een ‘krabbel’ durfde te noemen.

Nu was Alberto, die een dwangmatige behoefte had om van iedereen binnen zijn periferie een musical te maken, zeer goed bevriend met Juan El Topo, inmiddels mediamagnaat en inderdaad de broer van Linda.

Linda ging na haar avontuur met Pancho de Cervantes niet langer als Linda ‘Paloma’ door het leven. Ze had haar oude achternaam El Topo (De Mol) weer had aangenomen. Dit op verzoek van haar broer Juan die hun familienaam zag als een merknaam en als het erop aankwam beschouwde hij alles en iedereen, ergo het gehele universum, als één verzameling merknamen waaraan krankzinnige hoeveelheden geld te verdienen viel. De samenwerking tussen Alberto, Linda en Juan zou grote gevolgen hebben voor het leven van onze held, de mythe El Signero, maar daarover later meer.

In die bewuste talkshow had Pancho Alberto bij de strot willen grijpen vanwege het woord ‘krabbel’, maar hij werd net op tijd gered door zijn fatsoen. In de taxi naar huis, El Signero zou nooit zijn rijbewijs halen, maakte woede plaats voor verdriet. Hij had de handtekening altijd uiterst serieus genomen en kon zich niet voorstellen dat er geringschattend over gesproken kón worden.

De handtekening had meer dan een zakelijke, juridische waarde. In de beleving van El Signero zei een signatuur meer over je identiteit dan een vingerafdruk, irisscan, spermacel of druppel bloed. Zijn DNA lag in zijn handtekening, zo liet hij het publiek geloven. En hoe vaker hij dat zei, hoe zeer hij er zelf óók in ging geloven.

Het was een hobby van Pancho om zich op vliegvelden of op een bankje in het stadspark in te beelden welke handtekening bij een willekeurige voorbijganger zou horen. Iemand die snel liep zou een agressievere staccato-achtige handtekening hebben. Mooie vrouwen zouden sensuele handtekeningen moeten hebben vol wulpse rondingen. Korte mensen verdacht hij van lange handtekeningen. Compensatiegedrag. Het tegenovergestelde gold voor lange mensen, zo was zijn overtuiging.

Op de Frankfurter Buchmesse van 1985 tekende de 63-jarige El Signero in een week tijd duízenden boeken. Van klassieke romans van de hand van Ernest Hemingway, Mark Twain, Leo Tolstoy, Victor Hugo, Albert Camus en zijn landgenoot (en voorbeeld) Federico García Lorca tot aan eigentijdsere romans zoals Das Parfum van Patrick Süskind en El Amor En Los Tiempos Del Cólera van Gabriel García Márquez.

Hij maakte kennis met alle schrijvers die hem met het grootst mogelijke respect verwelkomden, alsof El Signero één van hen was, hetgeen in feite ook zo was. Zoals een tekenaar, fotograaf of grafisch ontwerper, zeer terecht, de credits krijgt voor de toevoegende waarde die hun creaties zijn geweest voor een roman, zo werd de handtekening van El Signero niet anders ontvangen en gewaardeerd.

(Slechts één schrijver weigerde zijn boeken te laten signeren door El Signero en dat was een Nederlandse schrijver genaamd Harry Mulisch. Mulisch had zijn aristocratische neus opgehaald voor de handtekening van El Signero en daarmee voor diens status. Het paste naadloos in het liberale (lees respectloze) gedachtengoed waar de Nederlandse samenleving zo om bekend stond. Het was Mulisch ter ore gekomen dat El Signero geen boeken las (hij ondertekende slechts) en Harry Mulisch had de ziekelijke gewoonte om geen enkele sterveling au sérieux te nemen die zijn boeken niet las.)

El Signero werd een begrip. Een logo. Een handelsmerk. Zijn handtekening opende deuren zoals de fameuze tong van de Rolling Stones dat deed.

In 1986 was hij in Mexico (hij vloog, na zijn Cuba avontuur met Fidel Castro, voor de tweede in zijn leven) te gast op de filmset van Les Tres Amigos, een speelfilm met onder andere Hollywoodsterren Steve Martin en Chevy Chase (bij laatstgenoemde, zo ging het vaker bij celebrities, werd hij nadien thuis uitgenodigd om tegen een meer dan redelijke vergoeding zijn gehele bibliotheek te ondertekenen). De film was een parodie op country & westernfilms waarin op een sympathieke manier de Mexicaanse cultuur op de hak werd genomen.

Maar de ironie ontging Pancho volledig. Het titelstuk The Ballad of the Three Amigos, geschreven door Randy Newman, ontroerde Pancho zo hevig dat hij zich een etmaal lang in zijn hotelkamer liet opsluiten waar hij als een bezetene Sancho Panza op honderden vellen papier schreef.

In de trailer van de film komt Pancho, bij wijze van grap (en uiteraard ter promotie van de film), nog enkele seconden voorbij. Op een fiets notabene!

(met een enveloppe in de hand, drie keer raden door wie beschreven, op 0.25 – 0.27, zijn stem werd nagesynchroniseerd, hij sprak geen Engels:)

 

 

Het zijn de enige bewegende beelden die ooit van Pancho zijn gemaakt. Hij hechtte zéér aan zijn privacy en leek later ook wat spijt te hebben van deze luchtige scene op de fiets. The Ballad of the Three Amigos bleef overigens zijn favoriete film aller tijden en hij liet notarieel vastleggen dat het lied Blue Shadows bij zijn uitvaart gedraaid moest worden. (Hij verstond er geen woord van maar Pancho de Cervantes was een gevoelsmens en de taal van het hart is universeel).

Hij ontmoette pop- en rocksterren alsof het persoonlijke vrienden waren.

Artiesten uit zijn eigen taalgebied als Julio Iglesias. Paco de Luciá. Paco Peña. Maar ook buitenlandse grootheden. Mick Jagger. Eric Clapton. David Bowie. Mark Knopfler. Sting (die die jaren als een hinderlijke bromvlieg achter hem aan zat, hand in hand met een Amazone indiaan met een sjoelschijf in zijn onderlip).
En Miles Davis. Laatstgenoemde had Pancho’s bijzondere interesse na het horen van diens album Sketches of Spain. Het bracht hem tot rust. Muziek alsof hij in de volle zon zat en zijn schaduw kwijtraakte. Ja, de muziek van Miles Davis wás het schilderij Le Principe d’Incertitude van René Magritte.

 

https://youtu.be/tSGUPsAeL34

 

Ene Madonna (Pancho dacht in zijn naïviteit eerst nog aan een kerkelijke boodschap, totdat hij de enveloppe opendeed) had hem haar BH toegestuurd met een kitscherig ansichtkaartje met La Isla Bonita in nogal kinderlijke letters erop geschreven. Pancho, met zijn beroemde afkeer van lelijke handschriften, had zijn neus ervoor opgehaald. Hij had op de kaart maar zijn handtekening gezet en deze retour gestuurd. Hij had nadien nooit meer iets van haar gehoord. De BH hield hij.

Op 2 augustus 1988 ontmoette hij na afloop van een concert in het Estadio Vicente Calderón in een Madrileense hotelkamer een wereldster die luisterde naar de bijnaam ‘El Jefe’. El Signero werd eerst een tiental centimeters van de grond getild door een enorme neger op wiens rug een saxofoon bungelde die, zeer terecht, ‘El Grande Hombre’ werd genoemd. Om niet fijn gedrukt te worden, werd Pancho net op tijd gered door een schaterlachende El Jefe die hem omhelsde, de hand schudde en zich leek te excuseren voor de spontane actie van El Grande Hombre. Ik zeg ‘leek’ want El Jefe sprak in een vreemd soort dialect dat niet in de verste verte ook maar een beetje op Spaans léék. Na afloop van de korte ontmoeting vroeg hij Pancho met een merkstift de achterkant van zijn Fender gitaar te ondertekenen.
De arme Pancho had het hele gesprek slechts beleefd geglimlacht: hij sprak geen woord Engels en heeft nooit geweten wie die man met de brede lach en de forse kinnebak nu eigenlijk geweest was.

 

(Pas in 2014 veranderde dit toen, hoe bestónd het, diezelfde grijnzende El Jefe het nummer Linda Paloma had opgenomen. Toen een huilende Pancho dit hoorde had hij er met terugwerkende kracht spijt van dat hij nooit de handtekening van El Jefe had gevraagd.)

 

 

Pancho voorzag alles wat los en vast zat van zijn handtekening. Herhaald zij dat het hem niet ging om de inhoud. Hij was niet politiek geëngageerd en signeerde dus met speels gemak zowel Mein Kampf als het Dagboek van Anne Frank. Met zijn vriendelijke en ietwat terughoudende aard kwam hij overal weg, zolang men maar respect toonde voor zijn handtekening.

Mensen stonden úren in de rij, weer of geen weer, om hun boeken te laten signeren door de grootmeester zelve. Rijen mensen die wij alleen van TV kennen als er verkiezingen worden gehouden in verre arme landen.

Hij maakte van alles mee. Op scholen gaf hij lezingen en workshops over handtekeningen (les 1: gebruik nooit het woord ‘krabbel’). Bij de sociale dienst gaf hij gratis handtekeningcursussen aan ongeletterden en aan sociaal hulpbehoevenden die meenden langdurig werkloos te zijn vanwege het gebrek aan een handtekening die zowel professionaliteit als autoriteit uitstraalde.

Op universiteiten werd hij uitgenodigd om gastcolleges te geven. De Universitat de Barcelona riep een faculteit in het leven die zich volledig richtte op de handtekening van El Signero die levensgroot op een filmdoek werd geprojecteerd. Iedere millimeter, iedere micrometer werd ontleed. Er werden colleges gehouden waarin zijn eerste handtekening (de tekening voor zijn huwelijksakte) werd vergeleken met zijn meest recente handtekeningen. Zelfs aan de vorm, de lengte, de omtrekshoek en middelpuntshoek van de sierlijke accolade waarmee hij zijn handtekening nog altijd afsloot werden betekenissen toegekend waarbij Pancho zelf nooit had stilgestaan.

Hij dankte zijn handtekening nog altijd aan de lessen van de goede José Maria dos Santos met de dubbele moraal en aan de Lieve Heer die hem in al Zijn goedheid dit hemelse geschenk had gegund. Dit werd ook door Rome erkend. In 1989 werd hij ontboden op het Vaticaan waar onze Heilige Vader ter erkenning van het Geschenk Gods de voeten van El Signero had gekust.

Voor de meest fanatieke fans zette hij tatoeages en voor blinde volgelingen had hij zijn handtekening zelfs in braille geleerd te zetten.

Niet onvermeld mag in deze blijven het tragische verhaal van een blinde Andalusische bewonderaarster uit zijn geboorteplaats Cádiz: zij wilde een handtekening in braille als tatoeage.

Dit kwam Juanito el Topo, de even talentloze als ambitieuze zoon van mediamagnaat Juan el Topo ter ore. Juanito’s eigen lichaam zat onder de tatoeages en hij had een TV-programma van papa gekregen waarin hij de minder bedeelde en/of gehandicapte medemens een podium gaf. Of het hem ging om het welzijn van de hulpbehoevenden of om zijn eigen imago een boost te geven, zullen we maar in het midden laten. Feit was dat Juanito zich geroepen voelde om alle partijen in Cádiz bijeen te brengen voor deze technisch lastige klus.
Met de hulp van een plastisch huidchirurg en een tatoeagespecialist die was overgevlogen uit de Filippijnen, was de gecompliceerde huidoperatie succesvol afgerond. De vrouw liep huilend de praktijk uit, van geluk werd aanvankelijk verondersteld. Pas later, bij het overlijden van de vrouw niet lang daarna, kwam aan het licht dat de pijn onmenselijk was geweest om de huid te laten opbollen om het effect van braille te krijgen.
Juanito el Topo was uiteraard in geen velden of wegen te bekennen toen de arme blinde vrouw uit Cádiz met de handtekening van El Signero in braille op haar arm ter aarde werd besteld.

Hij ondertekende duizenden, duizenden en nog eens duizenden dagboeken, kleurboeken, kookboeken, sprookjesboeken, reisgidsen, detectives, stripboeken, kinderboeken, biografieën, encyclopedieën, sciencefiction boeken, dichtbundels, sportboeken, pockets, paperbacks, atlassen, seksblaadjes.

Er was slechts één boek dat El Signero weigerde te ondertekenen en dat was de bijbel waaruit hij nog altijd iedere avond voor het slapengaan las.

 

Lees hier Hoofdstuk 7

 

 

-