EEN ZELFVERZONNEN WAARGEBEURD VERHAAL

Lees hier Hoofdstuk 6

 

Natuurlijk komt aan al het goede een einde, dat is nu eenmaal het noodlot van de mens, zo ook aan de rijzende ster van El Signero. Niet getreurd, want tot op de dag van vandaag wordt verondersteld dat de teloorgang onze held niet slecht uitkwam. Integendeel. De glamourwereld waarin hij van lieverlee was ingerold, was nooit de zijne geweest.

Meer en meer werd hem gevraagd naar de inhoud van de boeken die hij signeerde, meer en meer had hij het gevoel dat hij zich moest verdedigen dat het hem niet, juíst niet, om de inhoud ging maar om de esthetiek.

Meer en meer merkte hij dat de tijd zich verhardde. Zeker, voeger was de tijd waarschijnlijk nóg harder, maar achter die rauwheid van toen leek een gedachte schuil te gaan, namelijk die van hoop. Armoede creëert uiteindelijk schoonheid. In de schoot van de overvloed van vandaag de dag was de illusie in slaap gedommeld.

Vroeger, in de jong volwassen jaren van Pancho, regeerde Franco met harde hand. Verzetsstrijders ontvluchtten het land of kwamen in het gevang terecht (een enkele vanwege het persoonlijk overhandigen van een licht pornografisch manuscript vol erotische fantasieën over gewillige schoolmeisjes).
Spanje brulde om vrijheid. Het zette dichters aan te dichten, schilders te schilderen, zangers te zingen en El Signero handtekeningen te zetten.

Op uitnodiging woonde Pancho de Cervantes in de Biblioteca Nacional de España te Madrid een voorstelling bij over de Spaanse vrijheid in het post-Franco epoque. Een filmische bewerking van het protestlied L’Estaca van de Catalaanse protestzanger Lluís Llach i Grande werd getoond. Het lied was voorzien van prenten en beeltenissen waarin de strijdbaarheid van het Spaanse volk tot uiting kwam.

Pancho liet de tranen de vrije loop, overmand als hij werd door de rauwheid, de puurheid en het verlangen naar vrijheid dat uit het lied naar voren kwam. Het speelde zich allemaal af in zijn tijd, maar maar met de ogen en oren van nu was het alsof hij altijd toeschouwer van de geschiedenis was geweest en daarmee toeschouwer van zijn eigen geschiedenis.
Het lied sloot in puurheid naadloos aan bij zijn handtekening. Zijn handtekening die voor derden altijd al méér was geweest dan een esthetisch perfect kunstwerk. Ofschoon zijn signatuur helemaal niet in de voorstelling voorbij kwam, besefte hij nú pas de politieke impact van zijn handtekening.

Pancho kon zich niet herinneren ooit zo intens te hebben gehuild als die middag in de Biblioteca Nacional de España te Madrid. Hij was na afloop de eerste in de doodstille zaal die opstond om een staande ovatie te geven.

“¡EL SIGNERO!”, klonk uit de kelen van de ontroerde aanwezigen alsof men voelde dat het einde van een tijdperk zich had aangediend. El Signero werd met een staande ovatie minutenlang geëerd die Pancho de Cervantes uit Cádiz dankbaar en deemoedig onderging.

 

 

We schrijven de jaren negentig en de computer had op haar beurt de macht van de democratie overgenomen. Pancho had niet op tijd ingespeeld op deze revolutionaire ontwikkeling die zich razendsnel aandiende. Hij reageerde schouderophalend. Achteraf oordelen is gemakkelijk, maar de 70-jarige Pancho had natuurlijk nooit kunnen bevroeden dat de computer de grootste vijand zou worden van de handtekening. Naarmate de populariteit van het wereldwijde web toenam, werden de rijen wachtenden op boekenbeurzen voor een handtekening van El Signero kleiner en kleiner.

De digitalisering van de samenleving was funest voor het fenomeen ‘handtekening’. Steeds meer e-mails (en zelfs brieven!) werden afgesloten met zinnen als “Dit bericht is automatisch gegenereerd en daarom niet ondertekend”. Op Pancho de Cervantes kwam deze slotzin even badinerend over als de beroemde ‘krabbel’ zoals Alberto jaren geleden in diens talkshow een handtekening had omschreven.
Het moment waarop hij notaris Hector ‘El Sentimentalo’ Sanchez zo hevig shockeerde met zijn handtekening leek te stammen uit een ander ander tijdperk.

Social media deden hun intrede. Facebook en Twitter boden plaats voor allerhande scheld- en knokpartijen afkomstig van de vechtende, vloekende, vallende en vomerende mens. Het slurpte gulzig miljoenen clichéfoto’s op van ondergaande zonnen, stervende Afrikaantjes, springende honden, zingende kinderen, dansende families en proostende kameraden, maar er was geen plaats voor, laat staan behoefte aan het fenomeen ‘handtekening’.

Pancho wist zich geen raad als hij met de mens op de foto móest. “¡El Signero selfie selfie por favor!”, schreeuwde de jonge mens in zijn oor. Dit verklaart het feit waarom Pancho op menige selfie nogal verbaasd kijkt. In het fenomeen van de selfie zag hij de verloedering van de moderne tijd weerspiegeld: een afdruk van het eígen gelaat werd schijnbaar belangrijker geacht dan de schoonheid van de eígen afdruk, zijnde de handtekening: de spiegel van de ziel.

Maar ook de entertainment industrie was in ontwikkeling: de musical won aan populariteit en zo deed Alberto zijn herintrede in het leven van Pancho de Cervantes.

De carrière van Alberto als roddelkoning was in een neergaande spiraal terecht gekomen toen zijn levenspartner Oño Funda, burgermeester van een middelgrote stad in Spanje, zélf in een seksschandaal beland was (Oño was gefilmd terwijl hij zat te flirten met een 20-jarige student die zich voor een TV-programma had laten betalen als ‘chico de juguetes’, iets wat wij een ‘toyboy’ zouden noemen). Alberto kwam met zijn mond val tanden te staan en koos eieren voor zijn geld. Eerlijk is eerlijk, niet alleen vanwege het seksschandaal veroorzaakt door Oño, maar ook omdat Alberto tijdig inzag dat de aandacht voor televisie tanende was. En als Alberto ergens gék op was, dan was aandacht, niet zozeer op geld.

Bij Juan el Topo was dat precies andersom: hij was verzot op geld, niet zozeer op aandacht. Hij had geleerd van zijn hart een moordkuil te maken en had in de loop der jaren achter de schermen een godsvermogen verdiend aan tal van hersenloze, zielloze en betekenisloze TV-programma’s en theatervoorstellingen. Toverwoorden waren verruwing, verrauwing en uitsluiting. Juan el Topo geloofde niet zozeer in stemmen, alleen in wegstemmen. 

Het plan was gerezen om een musical te maken over het leven van Pancho de Cervantes. De werktitel werd tevens de uiteindelijke titel “Yo, El Signero”. Een dolenthousiaste Alberto lanceerde zijn idee bij Juan el Topo: Alberto was gek op aandacht, Juan op geld, Pancho op schoonheid. Een gouden formule.

Het project zou echter een enorme mislukking worden voor alle betrokkenen. Het haast bijbelse levensverhaal van El Signero viel niet te verenigen met het smakeloze dertien-in-een-dozijn showbizzsausje waarin al Alberto’s musicals werden ondergedompeld. Het moest een spektakelstuk worden vol dans, muziek en tragiek, maar het eigenlijke karakter van El Signero bleek uiteindelijk te eenvoudig en te saai voor een theaterproductie die het juist moest hebben van drama. Zeker, Pancho had de meest absurde dingen meegemaakt in zijn leven, maar zijn daadwerkelijke natuur bleek toch te dun, te eentonig en te vlak voor een theaterproductie. Bovendien bleek Linda el Topo uit schaamte niet bereid de rol van haar eigen leven voor haar rekening te nemen.

Juan el Topo had na enkele volledig geflopte voorstellingen nog voorgesteld om zijn toverwoorden uit de kast te halen (verruwing, verrauwing en uitsluiting: degene uit het publiek die Pancho het hardst uitlachte kreeg een prijs), maar het tij was niet meer te keren.

De financiële risico’s waren bij voorbaat contractueel verdeeld over alle belanghebbenden, maar degene met het relatief minste geld wordt natuurlijk in absolute zin het hardst getroffen. De familie El Topo, onbekend met nederlagen, trok tijdig hun handen af van het project. Kortom: aan de levens van Alberto en de El Topo’s veranderde niet veel, aan het leven van Pancho de Cervantes des te meer.

Door het echec van de musicial “Yo, El Signero” alsmede door de algemene devaluatie van de handtekening, zat hij financieel aan de grond.

Op maandag 11 september 2006 werd onze held Pancho de Cervantes om twee voor twaalf officieel failliet verklaard. Het was precies vijf jaar na ‘nine eleven’ dus het trieste nieuws over het bankroet van El Signero haalde de voorpagina’s bij lange na niet.

Pancho de Cervantes wiens voeten ooit waren gekust door de Paus, die enkele decennia trouwe gast was op de verjaardag van Koning Juan Carlos, die als eregast naast Fidel Castro in slaap was gevallen, die persoonlijk bevriend was met Gabriel García Márquez, Pablo Neruda en Frederico Bahamontes, was echter nog altijd de Pancho de Cervantes uit Cádiz, in de strenge Rooms-Katholieke traditie opgevoed door zijn geestelijk vader José Maria dos Santos en zijn knielende moeder Maria. De bescheidenheid was genetisch bepaald door zijn biologische en niet bijster intelligente vader José de Cervantes.

Hij was terug bij af.

Niets in zijn leven had hem meer plezier en voldoening verschaft dan het zetten van zijn handtekening waar of wanneer dan ook. In deze fase van zijn leven erkende hij eindelijk een gevoel van trots en berusting. Hij had de mensen verblijd en ontroerd met zijn handtekening. Hij had ze gevoel van eigenwaarde en van trots gegeven en zijn handtekening had in politieke zin bijgedragen aan de totstandkoming van de vrije democratie in Spanje. Daar kon geen bank, geen Juan el Topo, geen Alberto, geen Franco en geen enkele computer ook maar íets aan veranderen.

Zijn riante appartement in het mondaine centrum van Madrid moest hij per direct inruilen voor een zeer bescheiden woning in Orcasur, een achterstandswijk in het zuiden van de stad. Hij verdiende nog een karig inkomen aan zijn handtekening maar de tegenstelling met de pracht en praal van weleer was pijnlijk.

Hij liet zijn hoofd zien in steeds kleinere theaterzalen en bibliotheektheatertjes in de omgeving van Madrid. Hij bezocht huisvrouwenbeurzen waar hij huis-, tuin- en keukenboeken voor de huisvrouwen ondertekende en een enkele autogids voor hun morrende echtgenoten.

Verder dan Madrid kwam hij zelden. De vergoeding was dikwijls niet toereikend om de reiskosten te dekken. De wereld van El Signero werd steeds kleiner. Dagenlang verbleef hij in zijn woning in Orcasur. Vanuit het raam keek hij graag naar de voetballende straatjongens die geen van allen wisten welke legende in hun buurt was komen wonen. Vroeger stonden wereldberoemde profvoetballers in de rij voor een foto met El Signero. Hij had miljoenencontracten medeondertekend van sterren als Di Stefano, Cruyff en Maradona.

De ouders van de voetballende straatjongens waren natuurlijk wel op de hoogte van de status van hun nieuwe buurtbewoner. Zij begroetten de oude Pancho bij het voorbijgaan. Attente buurtgenoten vroegen of hij nog boodschappen nodig had. Leeftijdsgenoten plezierden hem met een persoonlijk bezoekje. Dan namen ze carameltoffees mee, legden ze een kaartje of speelden ze een potje domino in de schaduw van de hacienda, negen van de tien keer onder het genot van een glaasje Jerez-Xérès-Sherry. Hij had tot zijn eigen grote teleurstelling bemerkt dat zijn schaduw steeds meer de zijne werd. Om die reden zocht hij steeds minder de zon op. Hij zou Concierto de Aranjuez van Miles Davis nooit meer horen en durfde het schilderij Le Principe d’Incertitude van René Magritte nooit meer te aanschouwen.

Zo verstreken de jaren van de oude Pancho de Cervantes. Bij iedere handtekening die hij plaatste wist hij dat het de allerlaatste zou kunnen zijn, zo stelde hij iedere keer tevreden vast met het voldane geduld dat past bij een man van zijn respectabele leeftijd.

Op een goede dag in de herfst van 2016 werd Pancho de Cervantes op 93-jarige leeftijd door een boekenhandelaar van de Madrileense boekenmarkt ‘Cuesta de Moyano’ aan de gelijknamige Calle uitgenodigd om, ter gelegenheid van de 162e verjaardag van Oscar Wilde, boeken te komen signeren.

Het was zondag 16 oktober 2016 om precies te zijn. Een prachtige herfstdag.

 

Lees hier het laatste deel, Hoofdstuk 8

 

 

-