Een kind. En een bal. Daar begint de magie. De magie van het spelletje dat zuurpruimen afdoen met “22 man (tegenwoordig ook vrouw) die achter een balletje aanlopen.”

Het heeft geen enkele zin deze mensen te overtuigen van de schoonheid van het spel. Het is die rare mix van techniek, tactiek, fysiek vermogen, slimheid, botte pech en alle geluk van de wereld. Voetbal is bovendien zowat de enige mondiale sport waarbij de beste niet altijd wint, omdat de factor verrassing nu eenmaal een buitengewoon grote rol speelt. In die zin is voetbal een weerspiegeling van het leven, en van onze club Feyenoord in het bijzonder.

“Niet normaal. Het was als de eerste keer seks. Je wist niet wat er gebeurde maar het was erg lekker.”, appte een goede vriend van me direct na de 1-1 van Feyenoord tegen AC Milan van gisteravond hetgeen “ons” een ticket voor de achtste finales opleverde.

“Manmanman. Wat een wedstrijd wat een helden. Dit is echt keiharde porno”, appte een andere vriend.

Het is dan ook een wezenloze club om wezenloos veel van te houden. Beide vergelijkingen (voor de eerste keer seks en keiharde porno) waren uiterst treffend. Het is Rotterdam, lees Feyenoord, ten voeten uit.

Feyenoord wordt de grootste amateurclub van Nederland genoemd met een organisatiestructuur waar een gemiddelde managementgoeroe een staalharde baguette van krijgt. Het organogram van Feyenoord is zo gecompliceerd als het menselijk brein: nauwelijks te doorgronden.

  • Geen club die een trainersstaf op zo’n belachelijk tijdstip ontslaat als Feyenoord.
  • Geen club die met zóveel geblesseerde spelers zo idioot goed presteert in de Champions League en tegelijk alle moeite van de wereld heeft om tegen bescheiden Eredivisieclubs een beetje aardig voor de dag te komen.
  • Geen club ter wereld die de (in potentie) beste keeper van de wereld op de loonlijst heeft staan die na iedere verrichte redding anderhalf jaar in revalidatie moet.
  • Geen club die een oud speler in de Raad van Commissarissen tolereert die een eigen doelpunt op zijn naam heeft staan (we schrijven 22 november 1987, Volendam-Feyenoord) nadat doelman Joop Hiele de bal op het achterhoofd van de bewuste oud speler schoot, waarna de bal troosteloos over de doellijn hobbelde. Knulliger kan niet, FC Knudde 2.0, je geloofde je ogen niet, maar ’t was en is Feyenoord ten voeten uit (en iemand met zo’n “besmet” achterhoofd is dus lid van de Raad van Commissarissen).
  • Geen club die het toestaat dat nota bene hun eígen supporters in een centimeter hoog bad van urine moeten pissen.
  • Geen club die verantwoordelijk is voor zóveel miskopen.
  • Geen club die, hoe gênant is dat, een recordhouder eigen doelpunten binnen de geledingen kende (hij luistert naar de naam Sven van Beek wiens teller ophield bij maar liefst acht treffers in de eigen goal, de ene nog mooier dan de ander).

De lijst is oneindig lang en werkt zelfs op ónze lachspieren, al was het maar omdat wij Rotterdammers de uitvinders van de zelfspot zijn.

Op het veld is het niet anders.

Welke (top)spelers je ook in een Feyenoordshirt hult, er hangt altijd een sluier van tragiek over zowel de club als over het stadion dat voor de fans, als symbool van hoop, zingeving en boetedoening, door de jaren heen de taak en verantwoordelijkheid van de kerk heeft overgenomen. In dit kader van secularisatie worden iedere twee weken in onze Heilige Kuip alle goden aangeroepen (zij het in vloekende vorm) om de ploeg toch vooral tot bij te staan, maar evenzo vaak worden de vurige gebeden niet verhoord. Het zou kunnen zijn dat de goden noch onze rauwheid, noch onze onversneden directheid op prijs stellen. Rotterdam is immers niet de stad van de fijnzinnige poëzie.

We zijn niet te benijden, maar ook niet te bestrijden vanwege onze sinds 1908 zorgvuldig opgebouwde immuniteit, wat dat betreft is onze spotnaam “kakkerlakken” niet heel slecht gekozen, eerlijk is eerlijk. Wij zien het als geuzennaam.

Het is voor een Feyenoordfan ondoenlijk om het aantal teleurstellingen en vernederingen bij te houden. Tegen Manchester City en Bayern München hebben we prachtige resultaten behaald, maar daarmee werd tevens al het geluk van de voorgaande én komende 25 jaar verspeeld. Men beweert dat geluk wordt afgedwongen, wellicht geldt dat ook voor pech. Feit is dat het fenomeen pech als een hinderlijke strontvlieg om ons heen blijft zoemen. Wij dwingen pech af.

Alle spelers, trainers, begeleiders en bestuursleden zijn passanten, maar wij, de fans, hebben levenslang.

Vraag is wat wij, Feyenoorders, in godsnaam hebben misdaan. Waarom kunnen wij niet op een fatsoenlijke eervolle manier verliezen? Het is typisch Feyenoord om een 3-0 achterstand tegen Manchester City (begroting 1,3 miljard) in 20 minuten tijd om te buigen in een 3-3, om met 3-0 van Bayern (begroting 856 miljoen euro) te winnen om een week later doodleuk met 6-1 te worden afgedroogd door godbetert Lille OSC (begroting 297 miljoen euro), allesbehalve een wonderploeg.

Feyenoord is een natte droom en een nachtmerrie tegelijk.

Hoe raar het ook moge blinken, maar vaak vergelijk ik Feyenoord met zangeres Patti Smith of met de Mont Ventoux: hoe ouder, hoe verweerder, hoe mooier ze worden. Feyenoorders willen op zich wel vóóruit, maar altijd schoorvoetend en met behoud van het oude. Dus geen Feyenoord City, maar liever een gerenoveerde Kuip. Ter vergelijking: zelfs na de brand in 2019 werd de Notre Dame in Parijs niet vervangen door een multifunctionele hypermoderne gebedsruimte.

Ondenkbaar zoiets.

Liefde maakt blind en dus is de gemiddelde Feyenoorder ook blind voor een verantwoord dichtgetimmerd businessplan dat Feyenoord in de toekomst naar een breder financieel fundament zou kunnen tillen. We willen het alleen op onze voorwaarden en die voorzien niet in een goedgekeurde accountantsverklaring.

Gisteravond kwam op social media beeldmateriaal voorbij waarin een vergelijking werd gemaakt tussen twee rake kopballen tegen AC Milan: de eerste was van Willem van Hanegem (26 november 1969 in de Kuip) en de tweede van Julián Carranza (18 februari 2025 in San Siro). Tussen de twee kopballen zitten welgeteld 20.173 dagen, maar de gelijkenis tussen beide goals is dermate treffend dat men zich afvraagt welke lieve god verantwoordelijk is geweest voor deze bizarre parallel. Het heeft er alle schijn van dat er zo nu en dan een God opstaat die Zijn nek durft uit te steken en die ons één keer in de tien jaar het voordeel van de twijfel geeft.

 

 

 

Het is díe God die aanbeden moet worden en dat deed ik gisteravond dan ook nadat etterletter eerste klas Theo Hernández de rode kaart gepresenteerd kreeg en het grote AC Milan met 10 man verder moest. Na de bizar vroege openingsgoal van Santi (tot twee weken geleden nog ónze spits for crying out loud) vermoedde ik nog een afgang van astronomische proporties. Maar onder de bezieling van die ene God, die ons gisteravond om welke reden dan ook gunstig gezind was, rook Feyenoord bloed. We bestreden het uiterst arrogante AC Milan met hartverwarmende vuur en passie. In de huiskamer van onze dochter en vriend schreeuwden wij de ploeg naar voren en vouwden wij de handen in bidmodus om een goal van Milan te voorkomen.

Het vermoeden bestaat dat Paus Franciscus hoogstpersoonlijk verantwoordelijk was voor de ingreep van hogerhand. De 88 jarige Paus ligt momenteel in het ziekenhuis en schijnt aan hevige pijnen te lijden. Wie weet hoe lang hij nog te leven heeft en de Argentijnse Paus weet dat Julián Carranza een landgenoot is.

Vanuit zijn ziekenhuisbed bracht de Paus ons de zege door zijn zegen over Feyenoord te verkondigen (zonder deze expliciet uit te spreken, waarmee hij recht deed aan ons clubmotto Facta Non Verba).

 

 

Onze granieten trots en chauvinisme gaan, ongeacht de stand op de ranglijst, hand in hand. Als je uit bent op een wekelijks voetbalfeestje, dan ben je bij onze club op het verkeerde adres. Wij doen niet aan mooi weer, niet aan dansmuziek, niet aan zoete broodjes, niet aan verzachtende omstandigheden, niet aan troostende woorden, niet aan zachte heelmeesters.

Feyenoord is een klimmuur zonder vangnet. Hier en daar kom je een steen of rots tegen waarop je kunt rusten, in de wetenschap dat je je er nooit helemaal op kunt vertrouwen. De afgrond wacht je op, met het geduld van een smalend lachende beul.

“Feyenoorder zijn is leuk, maar je moet er wel wat bij drinken”, in een vaak aangehaalde uitspraak die ook ik graag bezig (al was het maar omdat ik vrijwel altijd dorst heb als Feyenoord speelt).

“Feyenoorder ben je niet voor je lol”, is er ook zo een.

Feyenoord is bluesmuziek in zijn meest pure vorm. Zet een album van John Lee Hooker, Muddy Waters of Howlin’ Wolf op en je hóórt en voelt de levenspijn die Feyenoord heet. Een club waarvan je alleen kunt houden als je bereid bent op je knieën te gaan. Wij staan niet met beide benen op de grond, maar met beide knieën.

Gisteravond gilden we de ploeg naar voren. Bij de 1-1 van Carranza trilden de meubels in de woonkamer van dochterlief. Ik dacht onmiddellijk aan mijn wijlen vader die begin jaren vijftig van de pastoor te horen had gekregen niet bij Feyenoord te mogen voetballen, omdat Feyenoord geen katholieke vereniging was. Dat verbod deed niets af aan zijn liefde voor Feyenoord, het versterkte het wellicht zelfs, zoals het onbestemde verlangen naar een onbereikbare vrouw.

Direct na de wedstrijd appte ik met mijn moeder die zei vuurrode wangen te hebben van de spanning. “Als pa dit toch had mee mogen maken”. Het leven, voetbal, Feyenoord is een vicieuze cirkel, een geschiedenis die zichzelf herhaalt. Het gaat van huiskamer op huiskamer, van generatie op generatie.

Ik draag de liefde van mijn vader over op mijn kleinzoon (die ik vanochtend nog “Ay ay ay… Julián Carranza…” op de melodie van de mariachi-klassieker Cielito Lindo leerde te zingen). En met ons zijn er tientallen, honderden, duizenden, honderdduizenden, miljoenen huishoudens waarin de blinde liefde door de strotten van baby’s wordt gedrukt met een devotie waar een paard de hik van krijgt. Mijn kleinzoon werd Kameraadje van Feyenoord toen hij nog geen uur oud was en zelfs toen had zijn opa de oprechte angst te laat met de aanmelding te zijn geweest (het was twee uur ’s nachts).

“Feyenoord is in gesprek zijn met je jezelf”, appte een andere kameraad van me, gisteravond direct na de wedstrijd. (Ik had hem beloofd dat ik deze bloedmooie zin van hem zou pikken, dus bij deze).

En ja, bedacht ik, precies dát is de magie van Feyenoord. Het begint met een kind en een bal en eindigt in een gesprek met jezelf. De wekelijkse marteling die Feyenoord heet ís inderdaad steeds weer een gesprek met jezelf. Hoeveel eelt heb ik op mijn ziel? Hoe diep is de wond? Hoe veel kan ik vandaag aan? En vooral: hoe snel volgt de onverbiddelijke deceptie na de euforie? En wanneer mogen wij na al het leed weer eens juichen?

In die gesprekken zoeken we naar woorden om onze liefde te kunnen uiten. Dan is het weer als de eerste keer seks, dan weer als keiharde porno, dan weer de vernedering van een smadelijke nederlaag.

Het volgende gesprek met onszelf vindt zaterdagavond om acht uur plaats als Feyenoord in onze eigen Heilige Kuip tegen de nummer laatst FC Almere City aantreedt. Ik ga uit van een 0-1 verlies, eigen goal Thomas Beelen, met een rode kaart voor Jakub Moder die zichzelf met een ongelukkig getimede tackle zodanig blesseert dat hij tot de zomer van 2028 niet meer inzetbaar zal zijn.

 

(Dit verhaal telde 1908 woorden).

 

***

 

Met dank aan respectievelijk R., L. en R. voor hun inspirerende WhatsApp berichten.

 

Foto afkomstig van 1908.nl

 

Lees ook: Het Feyenoordbenficabierglas

 

 

-