26 juli 2019
We fietsten vandaag door de Vaucluse, Estelle en ik. De kronkelige D90 bracht ons van Malaucène naar Beaumes-de-Venise. Halverwege stopten we. Vanaf de Col de la Chaine hadden we een prachtig uitzicht op het verder gelegen gehucht Suzette.
We besloten haar kerkje te bezoeken.
De église Notre-Dame de Suzette was het kleinste kerkje dat ik ooit had gezien.
‘God vindt het vast wel goed dat we één keer onze fietshelmen ophouden Es’, zei ik toen we het trapje naar beneden namen. Het kerkje was lager gelegen dan het straatniveau.
‘Het lijkt wel een grot pap’, zei Estelle.
Het interieur bestond uit enkele kerkbankjes, een bescheiden altaar, een Jezusbeeld, een beeld van de Heilige Maagd Maria en een uitgedroogd stenen wijwatervat.
God scheen Zijn provencaalse licht door de ronde ramen van het kerkje die me aan patrijspoortjes van een verlaten piratenschip deden denken.
Eenmaal buiten namen we plaats op een bankje in de schaduw, vlakbij de église Notre-Dame de Suzette.
Estelle zat naast mij. We glimlachten en zwegen. Vrede was met ons. Het was dé plek en hét moment om in stilte boete te doen, een liedje te zingen of de Lieve Heer te bedanken voor de helende werking van de vélo.
Waarom gaat er buiten zoveel fout, vroeg ik mezelf en de Lieve Heer af terwijl we alweer onderweg bleken te zijn.