“You shake my nerves and you rattle my brains!”

 

Op maandag 1 maart 2004 was ik getuige van het kortste concert dat ik ooit bijwoonde.

Op een maandag naar de hoofdstad togen doe je alleen voor speciale gelegenheden. Voor speciale mensen.

Op maandag 1 maart 2004 speelde Jerry Lee Lewis in Paradiso. Ik ging er met mijn broer Ed heen.

‘Hij is al 68 en heeft geleefd als een beest. We moeten hem ooit een keer gezien hebben Ed.’

Hij liet zich overhalen.

Het concertbezoek was uiteraard bedoeld als ode aan de ultieme Rock & Roll icoon, en het was impliciet de officieuze afsluiting van onze tamelijk wilde stapperiode waarin meer werd gedronken dan goed voor ons was. Onze ultieme inspiratiebron was die jaren Jerry Lee Lewis.

Zo’n doorsnee zaterdagavond begon bij Ed thuis. We dronken bier, rookten shag en draaiden om en om dezelfde DVD’s.

We begonnen met de DVD van Carl Perkins 1985 with Friends Live in Londen waarbij we ieder weekend dezelfde grappen maakten over Carls dooie vos op zijn schedel. We hadden twee hoogtepunten: de grap van Ringo Starr gevolgd door diens valse lach (“I hope you don’t come back in another 25 years!”) en Eric Claptons vlammende solo in Matchbox:

 

 

Als tussenstation bekeken we drie nummers uit de Van Morrison-documentaire waarbij Van The Man in de Atheense buitenlucht drie akoestische nummers speelde met Bob Dylan. Vanwege het gebrek aan publiek en omdat geen van de twee iconen opzichtig moeite deed om er ook maar íets van te maken, bereikte de coolheid daarmee een haast surrealistisch hoogtepunt. Wij genoten van de tegendraadsheid, van hun talent dat zij ogenschijnlijk als wegwerpartikel beschouwden en van hun pertinente weigering om te buigen voor wat of wie dan ook.

Geheel in lijn met die controversie werd zo’n zaterdagavond, voordat we richting binnenstad trokken, bij Ed afgesloten met de DVD Fats & Friends uit 1986. Die vrienden waren achtereenvolgens Ray Charles, Ron Wood en de toen 51 lentes tellende Jerry Lee Lewis. Nadat de knuffelbare Fat Man zijn kunstje had gedaan was het tijd voor Jerry Lee die het dak eraf speelde met I’m What I’m, Great Balls of Fire en Whole Lotta Shakin’ Goin’ On.

 

 

We konden wel 100 keer achter elkaar kijken hoe The Killer zijn pianotoetsen kapot beukte, hoe hij no matter what loepzuiver bleef zingen, hoe hij de band naar grote hoogtes opzweepte en hoe zijn rug zo fucking recht kon blijven. Tijdens Whole Lotta Shakin’ Goin’ On ging Jerry Lee op zijn piano staan. Het publiek werd gek. Dit was muziek hoe muziek tot in de diepste essentie bedoeld was, sterker nog het was de grondreden waarom muziek überhaupt uitgevonden was: drie akkoorden en rammen maar.

Zonder excuses, zonder verzachtende omstandigheden, zonder genade.

Rock & Roll.

Ed en ik dronken bier waarbij de fles Four Roses Bourbon nooit ver weg was. De Four Roses was bedoeld om ons zo lang mogelijk aan de vrije wilde geest van Jerry Lee vast te klampen. Ed en ik speelden eind jaren tachtig, begin negentig samen in de rockband Night Moves waarbij we ons heilig verklaarden aan het vuur van The Killer. De ingewikkelde poespas van Pink Floyd, Alan Parsons of Genesis was niet aan ons besteed, laat staan de zeikmuziek van de door ons verketterde bandjes als New Order of Kraftwerk. Opzouten met die computergestuurde nietszeggende onzinpop. Drie akkoorden hadden we nodig. Meer niet. Hoogstens een keer een mineurtje erbij. Gewoon voor de leuk.

Het liefst begonnen Ed en ik ieder nummer als Roll Over Beethoven van Chuck Berry, de overige bandleden Ronald en Willem moeten er gestoord van zijn geworden.

Tadada talalalala, tadada talalalala, tadada talalalala – tengeltengeldeng…

 

 

Kortom, het bezoeken van het concert van Jerry Lee Lewis was die maandag 1 maart 2004 een must. We warmden ons op in een kroeg in de buurt van Paradiso waar tientallen vetkuiven zich hadden verzameld rondom een piano waar een of andere wezenloos de ene na de andere Rock & Roll klassieker ten beste gaf .

Iedereen zong mee. Iedereen klapte mee. Er was sfeer, deze maandagnamiddag. In Rotterdam zouden ze je zonder aarzelen de kroeg uit donderen (“opgepleurd met die tyfusherrie”), maar Amsterdam biedt, eerlijk is eerlijk, een breder podium voor gelijkgestemden.

Het concert begon veel te laat.

Jerry Lee had de avond ervoor, zondag 29 februari, in de Carlington Apollo in Manchester gespeeld. In het geroezemoes van de keuvelende vetkuiven werd vermoed dat Jerry de schrikkeldag (immers gratis één extra levensdag erbij!) had aangegrepen om eens genadeloos hard uit de bocht te vliegen met een fles bourbon waardoor hij zijn vlucht zou hebben gemist.

We hadden het Jerry Lee gegund en vergeven.

Met de zaallichten nog aan betraden de bandleden een voor een het podium – eerst werd nog vermoed dat het medewerkers van Paradiso waren die boel weer kwamen inpakken, nadat de tourmanager had laten weten dat Jerry Lee het veel te veel naar zijn zin had gehad in een hoerenbar in downtown Manchester. Ook dat hadden we hem met liefde gegund en vergeven.

Toen een vetgemeste Jerry Lee, desondanks cool as ever, zich eenmaal aan zijn piano zette en zijn rug rechtte alsof hij aan het pianoconcert no., 2 op. 18 van Rachmaninoff zou gaan beginnen, omhelsde ik de nerveus lachende Ed die zijn ogen op de Killer had gericht. Een ultrakort moment van perfecte stilte volgde. Jerry Lee wiegde van bil naar bil en trok aan de manchetten van zijn beide mouwen waarbij het spaakbeen van zijn polsen vrijkwam.

‘Piano is alleen Rock & Roll zoals Jerry Lee speelt’.

Die uitspraak is Ed ten handen en voeten uit.

Bij dit dubieuze statement horen Eds wijd gespreide armen waarbij zijn handen denkbeeldig op de toetsen van een enorm kerkorgel rammen. Deze merkwaardige groteske gebaren kunnen onze kinderen inmiddels uittekenen als hun oom een rock & roll pianist uitbeeldt.

“Alleen zoals Jerry Lee pianospeelt”.

Dat hij daarmee grootheden als Fats Domino, Ray Charles, Chuck Leavell, Richard Manuel, Dr. John, Bill Payne, Billy Preston, Roy Bittan, Chris Stainton en een pakweg Leon Russel ernstig tekort doet, interesseert hem geen reet. Zo ging onze Ed onlangs met gemak voorbij aan de klassiek geschoolde achtergrond van mijn nieuwbakken schoonzoon, hij kon immers geen drie-akkoorden-rock&roll spelen.

Ed was en is geen man van de nuance: pianospelen doe je alleen zoals Jerry Lee speelt.

Punt uit.

Het concert in Paradiso begon met Roll Over Beethoven van Chuck Berry. Binnen een zucht en een scheet vertoefden we weer in de jaren tachtig en proefden we de even verleidelijke als onheilspellende smaak van de liters zweet, speeksel, bier, sigaren, en Four Roses uit onze band- en stapjaren.

Jerry Lee zong over vuurballen en durfde tijdens het spelen met vuur zijn handen te branden. Zonder pleisters trok hij van bar naar bar, van club naar club, van podium naar podium, van vrouw naar vrouw. Tientallen, honderden, duizenden, tienduizenden, honderdduizenden, miljoenen keren verkrachtte hij iedere piano die voor hem klaar stond en iedere keer deed hij hetzelfde kunstje, zonder komma’s, zonder spaties, zonder vraagtekens.

 

“I said now come on over baby, whole lotta shakin’ goin’ on!”

 

Jerry Lees leven voltrok zich in uitroeptekens.

Ondanks of dankzij zijn religieuze opvoeding had hij vanaf de jaren vijftig geflirt met de duivel. Hij was de gedroomde megaster die een miljoenenpubliek aan zich had moeten binden, maar toen de rebelse realiteit zijn imago als luis in de pels van de Rock & Roll eenmaal had ingehaald, ging niet híj maar Elvis er met de buit vandoor. Terwijl The King aanbeden werd bleef The Killer zijn nieuw verworven status als Mister Trouble trouw en maakte hij de meest pure Rock & Roll- en countrymuziek die voor te stellen is. Niemand zingt immers She Even Woke Me Up To Say Goodbye zoals Jerry Lee het zingt, en Alex Roeka kan het weten.

Jerry Lees rechte rug achter de piano was de vleesgeworden wijsvinger geworden – hij was dan ook de enige artiest die het in de derde persoon over zichzelf mocht hebben. Schijt aan alles, schijt aan de bescheidenheid, schijt aan de conventies. Vuur wilde het publiek en vuur gaf hij.

Chantilly Lace, I’ll Never Get Out Of This World Alive, I’ll Make It All Up to You, Sweet Little Sixteen maar vooral Wild One waren onze favorieten. In de blik van Jerry Lee kon je zien dat je met een bezeten maniak te maken had. Zo eentje die geproefd had aan de verboden vrucht van Adam en Eva en die zijn berouw daarover had verpakt in onversneden Rock & Roll:

 

 

 

Als we op die zaterdagavonden genoeg bier en Four Roses in onze kraag hadden, stelden Ed en ik in de taxi naar de stad tevreden vast dat Jerry Lee Lewis meer punk in zijn teennagel had dan al die aanstellerige kutbandjes die op Pinkpop speelden. Hun haar en kleding waren even geforceerd en gecalculeerd als de kutmuziek die zij braakten. Ze kwamen nog niet in de buurt van de haargel in Jerry Lees vetkuif.

Bij aanvang van zijn tweede nummer See See Rider Blues vestigde Ed de aandacht op de vaste bandleider van Jerry Lee:

‘Hij is er ook bij hoor, die houten Klaas hahaha! Heerlijk!’

Vanaf de witte houten veranda van Paradiso proostten wij op de legendarische gitarist Kenny Lovelace die Jerry Lee dik 40 jaar lang zou begeleiden… met die eeuwige glimlach, met dat feestwinkelachtige Carl Perkins-meets-Will-Ferell-haar, met die Dick Nanninga bakkebaarden, met de hakken op elkaar, de voeten naar buiten, zijn opgetrokken harlekijnknieën en zijn houten benen als die van een trekpop.

Kenny Lovelace, van huis uit een violist en mandolinespeler, was overigens meer dan de vaste bandleider van The Killer. Hij was bovenal fan van Jerry Lee, net zoals bassisten Nathan East en Tony Garnier fan zijn van respectievelijk Eric Clapton en Bob Dylan. De bewondering die begeleidende muzikanten voor de Grote Meesters hebben is een feest voor de fijnproever, omdat het de muziek op het podium verdicht. Op adoratieniveau zijn de toeschouwers en de  bandleden elkaars gelijken.

Binnen een half uur was een opgeblazen Jerry Lee al toe aan zijn toegiften Great Balls of Fire en Whole Lotta Shakin’ Goin’ On, waarna Jerry Lee Lewis zijn krukje naar achteren trapte, en met een achteloos “thank you ladies en gentlemen!” strompelend de coulissen opzocht.

Dat was het.

De verbijstering over zo’n belachelijk kort concert dat welgeteld 10 liedjes zou tellen was even groot als onze verwondering anno 2022 toen het bericht tot ons kwam dat onze held Jerry Lee Lewis ondanks zijn heftige leven de gezegende leeftijd van 87 had weten te bereiken.

 

 

Thank you big hero for shaking our nerves and rattling our brains!

 

 

Luistertip als eresaluut aan The Killer:

 

PLAY IT FUCKING LOUD
YOUR NEIGHBORS DESERVE IT!

 

 

 

 

 

Voor Jerry Lee Lewis (29-09-1935 | 28-10-2022)

 

 

 

 

-