“Muziek is een keuze”
– Glenn Hirschfeld
De drummer tikt af. Bekkens en snaredrum. Vierkwartsmaat. Gitaar en bas geven accenten. Er wordt onweer voorspeld. De zanger heeft zijn ogen gesloten. Zijn gitaar bungelt op zijn buik. Hij pakt hem beet. Zoals een tiener te begerig zijn vriendinnetje kan grijpen. Om haar middel. Blind van verlangen. De lucht is in verwachting. Hij slaat het E-mineur akkoord aan. Vol, dus geen barré. De bassist is solidair. Geen ingewikkelde bullshit, hij pakt die lage E gewoon mee. Het dreunt. Dan naar C. En de D. Vol. De sologitarist zwengelt de boel verder aan. Hoger en hoger. Dieper en dieper. De drummer! Boem boem boem! Hij gaat loos. Pam!…padadada….Pam!….padadada… BAM! Ze zijn vertokken.
Het is niet nummer 78b waar ik moet zijn. Nummer 78a zou kunnen maar daar ontbreekt het naambordje. Op 78b woont ene familie Fernandez. Volgens mij. Fernando kan ook. Het is slecht leesbaar. Maurice, mijn neef, slaggitarist en zanger van de band EMGM, reageert niet op mijn appjes:
19:15u Sta voor de deur
19:15u 78a of b?
“HEY MAR!!”
Vanuit een portiek verder komt vanaf nummer 84 komt Maurice op me aflopen. Hij draagt een volle baard en een hip mutsje. Springsteen speelde in 1975 in precies déze outfit de pannen van het dak in de Hammersmith Odeon in Londen. Dat malle wollen mutsje staat nog altijd op de een of andere manier symbool voor de grote doorbraak van Bruce, en herbergt, voor Maurice onbedoeld, een belofte die ook vanavond ingelost lijkt te moeten worden.
Achter hem een boom van een neger die ik herken van de clipjes die EMGM al op Facebook lanceerde.
Mijn vraag “nummer 78 klopte niet, was het 84?” sterft een te vroege verstikkingsdood onder de rechter oksel van de boomlange Maurice die zijn anderhalf jaar oudere neef omhelst en knuffelt. Hij is oud judokampioen (klik hier voor zijn verhaal), dus ik heb geen schijn van kans.
Ik schud de hand van drummer Glenn, huiseigenaar. Ik volg hem naar de achtertuin. Achter me loopt Maurice met een fles Johnny Walker Red Label die ik hem zojuist overhandigde. Ik heb van hem een fles wijn gehad die ik als een baby’tje vasthoud. Als ik dorstig ben heb ik de gewoonte wijn als een schat te beschermen. Ik heb vrijwel altijd dorst.
We doorkruisen een huiskamer die mij doet denken aan een verlaten studentenwoning. Tegen de muren staat veel materiële onnodigheid opgestapeld. Links passeren we twee ongebruikte fitnessapparaten. Ongebruikt omdat ik me Glenn, een beul van een Surinamer, ondanks mijn bandeloze fantasie, gewoon niet kan voorstellen op een fitnessapparaat.
Trots wijst Maurice een schuurtje aan.
“Dit is wat?”
“De studio! De oefenruimte primo!”
Ook op Facebook en op Whatsapp heeft Maurice de gewoonte om zijn intimi ‘primo’ te noemen. Ik heb geen idee wie of wat hij ermee bedoelt. In dit geval mij. En ik moet toegeven: Primo klinkt beter dan Secundo.
“Oh OK….”
De deur van de schuur slaat open. Een vriendelijke en hardop lachende neger met een kek grijs sikje steekt zijn hand uit. Voor een moment denk ik dat ik uitgelachen word, al heb ik geen idee waarom.
“Elmer, bassist, zeg maar El.”
“Hoi ik ben Marco, neef van Maurice, zeg maar Mar.”
Binnen zit Maarten, de sologitarist. Hij is half gebogen over een serie pedalen. Ik lijk hem te storen als ik me voor willen stellen. Ik ken hem van clipjes op Facebook. Het is een freak. Een barbaar. Hij kent geen genade, ik ben gewaarschuwd.
Als laatste schud ik de hand van iemand die achter de drum plaats heeft genomen.
“Hoi ik ben Ton.”
Ik schud hem de hand en probeer de getatoeëerde letters op zijn knokkels te ontcijferen. Iets van Stay Tuned meen ik te lezen, al houd ik dan een letter over omdat ik, ondanks de vaart der gebeurtenissen, wel zag dat zijn duimen niet meededen in dit woordspel.
Ton is de roadie en grootste fan van EMGM, maar stiekem is hij meer dan alleen roadie. Hij is hun klankbord. Letterlijk en figuurlijk.
Het eerste titelloze nummer is instrumentaal. In mijn verbeelding noem ik het meteen White Page. Alle vormen van creatie beginnen immers met een spreekwoordelijk wit vel.
De laatste klappen… outtro……èèènnnn…boem…klaar.
Er wordt gelachen. Er is een high five. Ik wil applaudisseren, maar mijn aantekenboek valt van mijn schoot. Op mijn fles wijn. Irritant tumult. Ik applaudisseer daardoor met hetzelfde onbehagen waarmee de nummer twee voor de winnaar klapt. Bepaald niet het moment om voor te stellen dit lied de naam White Page te geven.
De band beslist nog enkele liedjes te spelen. Aan Ton merk ik dat hij de nummers goed kent. Hij tikt met de drums mee en zingt hier en daar flarden woorden en zingen.
De sound van de band is overweldigend en, in deze schuur van drie bij vijf, verbazingwekkend helder. Terwijl de band zich in het zweet speelt is één ding zeker: het kekke mutsje van Maurice heeft geen schijn van kans. De Bruce Springsteen rekwisieten vinden plaats in een kastje achter Maurice.
Ik kijk in verbijstering rond. Rechts van me beukt Glenn al de ellende uit zijn gestel. Als hij vol op de linker bekken slaat moet Ton, op twee decimeter afstand gezeten, zijn handen voor zijn oorschelpen houden.
Naast Ton zit ik.
Pal voor Glenn staat, uiterst rechts, Maarten, de ploert, de wilde gek. Het enige dat ik gemeen heb met Maarten is zijn ernst. Qua niveau van gitaarspelen zijn wij lichtjaren van elkaar verwijderd. Hij is zich van geen kwaad bewust. Dat hebben alle topmuzikanten.
Daarnaast Maurice. Brullend. Stampend. Genietend. Hij beleeft in een uurtje evenveel plezier als ik in een hele maand. Het is jaloersmakend.
Naast hem, en dus links van mij, Elmer (zou ik al El kunnen zeggen?), de bassist. Hij moet wat schuin staan omdat hij anders met de hals van zijn bas mijn neef knock-out zou slaan. Ook hij heeft zo’n glimlach die ongegeneerd overdwars gaat. Zo’n glimlach die weigert te vertrekken. Zo’n glimlach die zich eeuwig solidair heeft verklaard aan zijn zorgeloze ogen.
Achter, voor en aan weerskanten van de bandleden is geen centimeter ruimte. Dat de schuur bestand is tegen deze bak hemelse herrie is een wereldwonder.
“Heerlijk oefenen hier. Niemand tot last en het kost niets. En weet je, als we eenmaal naar buiten gaan, dan voelt het alsof we bevrijd zijn.”
Dat herken ik. Deze setting doet me denken aan onze slaapkamer waarin ik mezelf urenlang afbeul op mijn spinningfiets. De afmatting is niet alleen fysiek. Psychisch wordt een mens krankzinnig als de afmatting gepaard gaat met de muziek van Motörhead starend op een blinde muur. Als ik eenmaal buiten ben verkracht ik mijn racefiets als een krankzinnige.
Pauze.
“Wij zijn vrienden, dit is onze jongensdroom.”
Blikjes bier gaat rond, sigaretten worden gedeeld. Dit kan wel eens zo’n avond worden om weer te beginnen met roken. En het wordt tijd voor een tattoo.
Maurice stemt voor de zoveelste keer zijn gitaar. Misschien stond er toch Stay Tuned op de knokkels van Ton. Iedere keer als Maurice’s gitaar ontstemd is, houdt Ton zijn vuisten voor zijn bakkes. Iedereen is geduldig. Niemand stresst. Dat was in mijn tijd, toen ik in een bandje speelde, wel anders. Een gruwelijke tiran was ik. Type Gadaffi.
Ik voel de jongens aan de tand. Hoe zouden zij hun muziek omschrijven?
“Beetje Pearl Jam….de Red Chili Peppers misschien…?”
Het antwoord schuilt in het vraagteken. Eigenlijk willen ze in geen enkel hokje gestopt worden, en waarom zouden ze.
“Dat verschilt ons volgens mij van andere bands”, zegt Maurice, “wij proberen alle kanten op te gaan.”
“Dream Theater, Rush…dat soort symfonische werk…”, zegt Glenn als ik hem vraag naar zijn muzikale roots. Hij glimlacht – in zijn ogen weerspiegelen duizenden herinneringen van urenlange oefensessies in smerige opnamestudio’s. Rock & Roll is pas Rock & Roll als het stinkt. Echt stinkt. Het verdraagt geen parfum.
“Funk man, funk!”, lacht Elmer, “George Clinton, James Brown, Bootsy Collins…je weet wel die shit …hahaha!”
Godverdomme, wat ik niet over heb voor de glimlach van Elmer…. Ik nam mijn muziekcarrière veel te serieus. Er kon geen lachje van af en de andere bandleden stond ik ook geen lachje toe. Als soli, onder invloed van de drank, naar mijn zin te lang duurden kapte ik ze af. Alles in dienst van het volgende optreden, maar dodelijk voor de sfeer.
“Rock & Roll Animal…Lou Reed….dat was het eigenlijk…”
Dit is Maarten, het beest. Hij is veruit de rustigste van het gezelschap maar bezeten met een van God gegeven talent. Ieder nummer misbruikt hij zijn gitaar op een angstaanjagende manier. Na voltooiing van zijn solo kijkt hij de rest van de band wat verontschuldigend aan. Alsof zijn handen hun eigen weg waren gegaan en zijn ogen zich pas na afloop afvragen wat zich de voorgaande minuten heeft afgespeeld. Dat is de magie van de muziek. Ongrijpbaar als een hap lucht.
“Bij mij ook Lou Reed. Bowie. Roxy Music….”, aldus Ton wiens tattoo’s op zijn knokkels mij buitengewoon boeien. Als hij het uitgebreid heeft het over zijn hang naar melancholie in de muziek, en de noodzaak van ballads hierin, neem ik de tijd om de letters nogmaals te bestuderen. Als hij namen als Limp Bizkit en Linkin Park laat vallen zie ik dat er STAY TRUE op zijn vingerkoten staat.
Met die woorden in gedachten sluit Maurice dit rondje af.
“Eerst reggae. En de Peppers natuurlijk. Maar ik ben altijd trouw gebleven aan alles uit de sixties en seventies Mar….je weet wel….de Stones, Dylan, Clapton, Hendrix…”
De band speelt weer. Ik denk aan vroeger. Bij Maurice draaiden we van kleins af aan al veel Jimi Hendrix en Creedence Clearwater Revival. LP’s van mannen met woeste baarden. De hartverscheurende stem van John Fogerty. Maurice noemde me Mar. Geen Primo. Is dat een goed of slecht teken?
CCR ging uit elkaar vanwege de overheersende en voor mij zeer herkenbare eenmansheerschappij van John Fogerty. Zo gaan vrijwel alle bandjes ten onder. Vooral als er geld kan worden verdiend. Tering geld.
Ik heb behoefte aan de glimlach van Elmer die ik vanaf nu, schijt aan, gewoon El ga noemen. Glenn zingt een koortje onder zijn strakke drumpartijen. Muzikaal plezier op zomaar een woensdagavond. In Rotterdam-West. Op nummer 84.
Ze moeten toch wel eens wrijving hebben gehad? Of hebben deze mannen hun perfecte wereld gecreëerd in deze krankzinnig kleine maar buitengewoon goed geïsoleerde oefenruimte?
Ze lachen me te veel. Ik besluit ze uit te dagen.
“Weet je wat EMGM eigenlijk betekent?”, vraagt Maurice me in een volgende pauze met de trotse pretoogjes van een kind dat moeite heeft de clou van de mop voor zich te houden.
“Every Moment Generating Music”.
Een moment van stilte. Ik schrijf de woorden op en herhaal ze lettergreep voor lettergreep in mijn hoofd.
“We zijn in volle voorbereiding van onze eerste CD. Die willen we graag opnemen in de legendarische Rocktown Studios van Ocki Klootwijk. Als we de financiën rond krijgen, willen we in november beginnen.”
De ambities van EMGM (spreek uit als MGM, zoals de filmstudio uit de V.S.) staan vooralsnog geen ruimte toe voor ruzie, conflicten of jaloezie.
“Ooit ruzie? Wij? Kijk, muziek is een keuze”, voegt Glenn toe. Het klinkt als een statement.
Ik krijg geen deuk in de kameraadschap van deze kerels, stel ik een tikkie jaloers maar volkomen tevreden vast.
“Een keuze? Is muziek geen noodzaak?”, vraag ik als advocaat van de duivel in een laatste poging een wig te drijven in hun broederschap.
Kan èchte vriendschap hand in hand gaan met Rock & Roll? Waar ligt de irritatiegrens? Neil Young timmerde zijn muzikanten regelmatig de kleedkamer uit. Zijn klassieke there’s more to the picture than meets the eye (uit “Hey Hey My My (into the Black”), kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. Bob Dylan spreekt al jaren niet meer met zijn bandleden. Over het jarenlange getwist tussen Roger Waters en David Gilmour zijn boeken vol geschreven. Clapton neukte de vrouw van zijn boezemvriend George Harrison, om over de strubbelingen tussen Mick en Keith nog maar te zwijgen. Hun egocentrische haantjesgedrag, gevoed door drank, pillen en een overdosis testosteron, leidde uiteindelijk tot de zelfmoord van Brian Jones die werd geslachtofferd in hun niets en niemand ontziende strooptocht naar roem en, waarschijnlijk belangrijker, nóg meer seks.
“Ik heb een grote hekel gehad aan conflicten weet je. Aan mensen die elkaar de hele dag alleen maar lopen te bekritiseren. Iedereen moet zich altijd in dienst stellen van het nummer. Van de band. Simpel. Ieder heeft zijn aandeel”, aldus de eenenvijftigjarige Glenn die op mij als de pater familias overkomt.
Hij praat als Gandhi en ziet eruit als een vreedzame Boeddha. Ik zou zo’n kerel godverdomme zo ten huwelijk vragen, maar ik ben katholiek en twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen.
Dit wilde sprookje begon jaren geleden toen Elmer Maurice tegenkwam in de Albert Heyn op het Mathenesserplein in Rotterdam-West. Afdeling fruit en groente, denk ik zo. Ik zie het zo voor me: Maurice die de druiven afweegt en Elmer die net met een netje mandarijntjes langskomt. Met de spreekwoordelijke kruisbestuiving tussen de druiven en de mandarijnen waren de vacatures van slag- en basgitaar daarmee ingevuld.
Elmer, die bas leerde spelen van zijn broer, dezelfde broer die hem kennis liet maken met het album Nasty Gal van Betty Davis (de vrouw van Miles) hetgeen de muzikale poorten voor hem deed openen, kende Glenn nog van vroeger: met één simpel belletje was de drummer aan boord. Maarten, de brute hork op zijn Gibson The Paul II, was Elmers collega en de rest is geschiedenis.
Maurice’s ogen glimmen terwijl Elmer vertelt.
“Weet je…..dat gevoel als iemand afbelt vlak voor een oefening…dat-ie niet kan of zo….weet je…dat doet gewoon pijn weet je….wij léven voor onze muziek weet je…”
Iemand trekt een blikje bier open. Maurice stemt zijn gitaar. Alweer. Niemand vloekt. Niemand klaagt. Iedereen lacht en bepaald niet omdat Mijnheer het Schrijvertje hier nu is. Ik neem geen bier want ik ben in training. Ik ben een buitenstaander die binnen staat.
Er worden herinneringen opgehaald. Van hun eerste optreden in Café De Ooievaar in Delfshaven. Het was 28 februari 2015. Ik miste dit debuut, zat opgesloten in een hotel ergens in het Midden-Oosten, zo’n oord waar Rock & Roll zich geen toegang weet.
De muziek klinkt weer. Crazy World. Going Down. Preachers Daughter.
Ieder wit vel wordt gevuld. De muziek klinkt helder, hard en is rete-retestrak. Het zwelt aan, het rust. Het verschaft de lucht waar het moet, het versnelt waar je het niet verwacht. Bas en drum voelen elkaar naadloos aan. Elmer kruipt omhoog: de hals van zijn bas is de hals van zijn lief. Hij beweegt tegen het ritme in, bassisten eigen. Glenn straalt rust en power uit: in het normale leven twee entiteiten die elkaar uitsluiten, maar drummers zijn alles behalve normaal. Maarten brengt de band onbewust en haast schouderophalend naar ongekende hoogtes. Hij is wreed. Cement tussen deze vederlichte betonblokken is de onrustige Maurice die met zijn energie van levensbelang is.
All I Want Is A Friend.
Daar kan ik me alles bij voorstellen. Willen we dat niet allemaal?
“D’is mijn favoriet….één van hoor…”, haast Ton zich te zeggen.
Maarten wordt nog één keer gelanceerd in dit bastion van muzikaal verzet. Spanning voor een solo kent die ellendeling niet. Zegt-ie. En ik begin hem te geloven. Alle nervositeit wordt weggeblazen uit zijn Peavey versterker.
“Als Maarten speelt, dan denk ik aan vroeger. Aan funkmuziek. Aan mijn jeugd. Palmbomen. Broeken met wijde pijpen”, aldus Glenn wiens ogen glimmen.
“Mooie droefenis”, omschrijft Elmer de blik van zijn boezemvriend. Voor het eerst deze avond glimlacht Elmer niet, en dat vergeef ik hem met liefde.
In de kast rusten de stille getuigen:
Een pak jus d’orange. Een fles Johnny Walker Red Label. Een fles Spa Rood zonder dop. Een glazen theebeker met cola. Een groene ordner. Een blauwe ordner. Enkele papieren dreigen eruit te vallen. Een stapel CD’s die elk moment om kan flikkeren.
Zelfs de meest alledaags voorwerpen lijken vanavond geladen met het vuur waarmee de muzikanten spelen.
Een laatste klap van Glenn, applaus van Ton en mij, en veel gelach. Maurice bergt hardop lachend zijn gitaar op. En toe maar, alweer een High Five. Alle scepsis is uit mijn fysieke constitutie gebeukt. Er zit een vrijwillige noodzaak in de muziek, en het plezier en de passie duwen me over het laatste streepje wantrouwen heen.
“Ieder lied is je kindje… je baby’tje”, beweert El met gevoel voor drama.
Dat beeld herken ik: ik ga precies zo om met flessen wijn, maar ik besluit dit maar voor me te houden. Dat kan altijd nog als Elmer definitief El voor me is geworden.
Na afloop vindt er een fotosessie plaats. Ik voel me voor eventjes één in de broederschap. The outsider is in. We zingen spontaan het refrein van Like a Hurricane van Neil Young. Ik voel het bloed in mijn aderen bruisen. Mijn jaloezie begint ongezonde trekjes te krijgen. I want to love you but I’m getting blown away.
In de huiskamer van GIenn baan ik me weer een weg door de teringzooi die op de een of andere manier onlosmakelijk verbonden is met de Rock & Roll. De twee hometrainers staan nu rechts van me.
Buiten op straat nemen we voor de veertiende keer afscheid van elkaar.
“Daarboven woont Glenn”, zegt Maurice. Ik ben opgelucht, want het beeld van Glenn wonend middenin die chaotische pleuriszooi beneden vond ik een te verontrustend beeld om uit elkaar te gaan.
Daar lopen zij. De koele zomernacht in. Precies zoals ik vroeger liep. Met de gitaar op de rug, stinkend naar tabak, lauw bier en drogend zweet. Kapot en leeg gespeeld, maar voldaan. De sensatie van muziek maken is tongzoenen met de duivel. Het is even magisch als de tragiek van je allereerste wip. Steeds weer. Zodra die frisheid weg is, ben je aan de Goden overgeleverd.
Vanuit de auto zwaai ik nog één keer naar Glenn en Ton. Ik denk aan de tattoo’s op zijn knokkels. STAY TRUE. Ik hoop en bid dat deze mannen gehoor zullen blijven geven aan hun deze belofte. De belofte van hun jongensdroom.
***
Dank aan EMGM (Elmer, Maarten, Glenn en Maurice) voor de openhartigheid, dank voor de gastvrijheid. Dank aan Ton voor zijn medewerking en verdere feedback.
Like de Facebookpagina van EMGM hier.
Bezoek de website van EMGM hier.
Live opnames van het optreden van EMGM van 28 februari 2015 uit Café De Ooievaar (Delfhaven, Rotterdam):
Marco, zonder erbij te zijn geweest heb ik genoten van je verslag. Je hebt het prachtig weergegeven. En wat heerlijk voor Maurice dat hij hier met zijn muzikale maten kan genieten. Je hebt me het gevoel gegeven, dat ik er wel bij was. De sfeer, de intensiteit van het oefenen van de bandleden, helemaal top. De foto`s hebben het verhaal alleen maar versterkt, misschien materiaal voor de mannen als hun c.d. uitkomt. Een knuffel voor Maurice, die hier zijn passie kan waarmaken..