Wat wonen er veel lelijke korfballende mensen in Sliedrecht. Zowel binnen als buiten de lijnen. Niet om aan te zien gewoon. Het is zo ergerlijk dat het zomaar je humeur kan verzieken. Bah. En dan begon het ook nog eens te regenen. Ik stond zojuist aan de rand van een korfbalveld te wachten op de wedstrijd van Estelle toen een lome onweersbui me trof. En dus zit ik nu hier, doorregend in de auto naar de voorbeschouwing van Feyenoord – Zorya Luhansk op Radio Rijnmond te luisteren. Mijn kleren plakken tegen mijn lijf. Alles jeukt. De ramen en mijn brillenglazen zijn beslagen.

De telefoon. Mijn nichtje Laura. OK. Mijn hart klopt. Wild. Want als zij belt, is er nieuws.

Misschien is het zinvol om de film terug te spoelen.

Terug naar vorige week vrijdag. Toen ook de telefoon ging en een nogal gedesoriënteerde Laura aan de lijn hing. We waren amper terug van onze grotendeels verregende vakantie. Dezelfde vakantie waarin Laura en ik een hele avond spraken over haar opleiding. Haar ogen glommen. Haar vervolgstudie na het gymnasium aan de Hoge School Rotterdam was een schot in de roos gebleken. Het was ook zo typisch Laura. Achter haar bescheidenheid, die, in verhouding met haar intelligentie, bijtijds belachelijke vormen aanneemt, gaat een resolute besluitvaardigheid schuil waar een gemiddeld paard de hik van krijgt. Ze weet precies, echt precies, wat ze wil. Als een echte Spookrijder lapte ze achteloos alle wetten der logica aan haar laars door, ten behoeve van de praktijkervaring, éérst voor een opleiding aan de Hoge School te kiezen om zich pas daarna op universitair gebied verder te ontwikkelen. Voor dergelijke moed is inzicht nodig. En vice versa.

Mevrouw koos gewoon eventjes voor de differentiatierichting Research Life Science met een speciale interesse voor de oncologie. Hij die niets kan en nog minder weet, schrijver dezes dus, mag graag prat gaan op dergelijke kennis in naaste omgeving. Het succes en intelligentie van mijn naasten stralen haast automatisch op mij over. Ik maak er zelfs flirtend gebruik van.

Laura. Zij sprak op vakantie met aanstekelijk enthousiasme over het aanstaande schooljaar: stage lopen op het Erasmus MC op de afdeling Pediatric Oncology and Hematology. Jawel. Mijn nichtje! Ha! We proostten. Haar geluk en die van duizenden andere medici ligt hem in het anonieme veldwerk. Je leven in dienst stellen van anderen. Wat benijd ik zulke mensen. Haar vriend Cris liet zich ondertussen op quasi-obscene wijze vereeuwigen bij de auto van de buren die beplakt was met de letters Crispenis, naam van de fysiotherapie van onze Belgische buurman. Alleen Belgen kunnen hun praktijk zo noemen. Laura glom. Het leven paste als een puzzel van Ravensburger.

Tot die vrijdagavond. Haar stagebegeleider had geen fondsen weten te werven waardoor de stageplek niet langer beschikbaar was. Sterker nog: heel het onderzoek was geschrapt. Een ongekend felle woede vormde het begin van een binnenbrandje. Huilende familieleden kan ik sowieso slecht verdragen, maar buiten dat is er geen grotere zonde dan het onbenut laten van talent (leentjepik van John Steinbeck die het in zijn Grapes of Wrath Tom Joad Senior liet zeggen tegen zijn rebellerende zoon Tom Junior).

Ik onderdrukte de plotselinge neiging te moeten kotsen. Géén geld voor bloedonderzoek naar leukemie bij kinderen?! Wat zullen we godverdomme nou gaan beleven?! Mijn nicht aan de kant laten staan? Maar wel met z’n allen toestaan dat tachtig miljoen euro uitgegeven wordt aan die bijtgrage huilebalk Luis Suarez? Ja, laat het leggen van (on?)eigenlijke dwarsverbanden maar aan mij over als ik furieus ben.

Met een gruwelijke koppijn staarde ik in de vlammende leegte van de woede. Geen geld voor onderzoek naar kinderleukemie. Ik herhaalde de zin. Hardop. Woord voor woord. Iedere lettergreep kreeg de klemtoon die het verdiende. Geen geld voor on-der-zoek naar kin-der-leu-ke-mie. Geen geld voor on-der-zoek naar kin-der-leu-ke-mie.

***

5 juni 2013. Ik deed mee aan de Alpe-d’HuZes manifestatie. Zieke vrienden en familieleden, sommigen nog in leven, anderen gestorven, vormden mijn inspiratiebron en de doodzieke Lex, die een dikke maand nadien zou overlijden aan alvleesklierkanker, gaf me het laatste duwtje richting de Alpe. Ik schreef verhalen die gebundeld werden in het boek Spookrijder. Onmacht en verdriet, twee onlosmakelijke broeders in de strijd als het leven moeilijk wordt, hadden haast dertig duizend euro opgeleverd. Zo stond het geschreven.

In juni 2014 deed ik niet mee. “Zoiets moet je maar één keer doen”, zo luidde mijn obligate antwoord als mensen mij vroegen of ik dit jaar van plan was mee te doen. Alsof met Lex heel het probleem kanker overleden was.

***

Ik schreef die vrijdagavond nog een brandmail aan Dr. De Hingh (behandeld oncoloog van Lex) die ik gewoon Ignace mag noemen, omdat hij zo heet. In de mail vroeg ik Ignace of hij geen stageplek wist voor de talentvolle Laura. Ignace zou zijn best doen.

Terug naar donderdagavond jongstleden, terug naar Sliedrecht met zijn lelijke bewoners, terug naar de onweersbui, terug naar het trainende G-team van korfbalvereniging S.K.C Merwede waar een boomlange knaap van in de twintig zojuist nog als grensrechter met een afgebroken tak langs de zijlijn van de wedstrijd van Estelle mee rende.

Terug naar de telefoon die dus afging. Laura. Nieuws. Door bemiddeling van Ignace heeft ze een stageplek gevonden waarmee de gebeden van John Steinbeck verhoord zijn, waarmee het zoveelste bewijs geleverd is dat God bestaat. Talent drijft altijd boven.

Een verbaasde man staart door de beslagen autoramen naar binnen: door mijn geschreeuw denkt hij vast een masturberende man te hebben betrapt.

Laura huilt van opwinding. Vreemd genoeg smelt haar vreugde al snel over in mijn verdriet. De machteloosheid is aan de winnende hand. OK, háár onderzoek gaat door, in Amsterdam, omdat er ergens, God mag weten waar en hoe, een potje geld gevonden is. Geld, onder meer bij elkaar geharkt door goedwillende, boze, ontstemde, gefrustreerde, onmachtige burgers. Zij delen leed, zoeken een weg en vinden die ieder jaar in juni bij de Alpe-d’HuZes actie op Alpe d’Huez.

Ik ken, godzijdank, geen kind uit mijn omgeving dat lijdt aan kinderleukemie. Godzijdank. In de opluchting zit hem de kneep, want na de dankbaarheid van ‘Godzijdank’ volgde onmiddellijk de schaamte…. Godzijdank geen kinderen uit jouw omgeving….Godzijdank treft het de anderen?

Die nacht worden vragen op me afgevuurd. Gewetensvragen vanuit de dode hoek.

Heb ik een ziek familielid of zieke vriend uit mijn directe omgeving nodig om me in te zetten voor een goed doel als Alpe-d’HuZes? Wat doet anonimiteit met empathie? Moet de patiënt perse een naam hebben? Waarom zou verdriet persoonsgebonden moeten zijn? Waarom werd de ramp met de MH17 als nog erger ervaren toen bleek dat er nog meer Nederlandse slachtoffers geteld waren dan het oorspronkelijke aantal? Waarom riep een hypocriete lul van een DJ van Radio538 het Nederlandse volk op om de dag na de ramp ‘extra lief’ voor elkaar te zijn? Waarom werd dit zo idioot vaak gedeeld op Facebook? Waarom zijn we morgen niet ‘extra lief’ voor elkaar? Of volgende week dinsdag? Waarom voelen we ons extra geraakt als iemand uit mijn of jouw midden wordt getroffen door een ramp of ziekte? Welke zonde is groter: woede of cynisme? Mag woede als voedingsbodem voor een goed doel dienen? Kan je schuldgevoel wegfietsen? Zo ja, ook voor weerloze anonieme kankerlijders, net zoals heldhaftige kankerleiders als Ignace en Laura?

Kanker was, kanker is, kanker zal.

Donderdag 4 juni 2015. Dan heb ik een afspraak staan. Op de Alpe-d’HuZes. Ik ga weer die kutberg op. Zo vaak mogelijk. Als fietsende kankerleider. Voor alle kankerlijders.

 

 

-