“Déjà vu is simply remembrance of the future.”
– Wayne Gerard Trotman

 

Vervolg op het verhaal Schoolreisje Déjà Vu (groep 1)

 

DROGE DROOM

Als op donderdag 21 september 2017 in kamer 312 om zeven uur de wekker van mijn iPhone afgaat, ben ik volkomen gedesoriënteerd. Mijn hart gaat tekeer als een bezetene. Een beetje zoals de Spookrijder van 30 jaar geleden zich regelmatig verrast wist door een wilde sensuele droom met alle kleverige gevolgen van dien.

Daarvan was nu goddank geen sprake, toch is het nog altijd mijn tweede natuur om meteen de lakens van me af te werpen als ik in dergelijke staat wakker word.

Vals arm.

Ik kijk om me heen. Rechts van me het onopgemaakte bed van Abco, mijn vriend uit de Déjà Vu Groep. Links van me zie ik een opgerold lichaam onder de lakens doodstil liggen. Voor een moment schrik ik me een hoedje (in werkelijkheid was het de tering), tot ik besef dat het Tom is. Hij bracht afgelopen dag en nacht de fietsen van de Jamais Vu groep. In de groepsapp zie ik de deelnemers uit Groep 2 zitten in de bus van Messias Piet. Ook hun ogen zien er vermoeid maar hoopvol uit – l’histoire se répète.

Vrijwel alle deelnemers uit de Déjà Vu Groep kende ik al, van de Jamais Vu groep slechts een tiental. Dat geeft de komende dagen een andere (vooral spannende) invalshoek.

Mijn hart bonkt. Het zal het slaaptekort zijn.

 

KAMER 226

In de ontbijtzaal is het heerlijk rustig. Lars zit achter zijn laptop. Hij ziet zo bleek als een vaatdoek. Daar trekt zijn glimlach overigens niets van aan. Die is immuun voor jaargetijden, slaapgebreken, weersomstandigheden, twijfels of teleurstellingen.

‘Morgen Mar. Bakkie?’

Ik ga naast hem zitten. Op de een of andere manier vertrouw ik de inhoud van mijn onderbroek nog altijd niet. Alsof de droge droom toch nat was. Ik voel me onrustig.

‘Ja lekker. Bakkie.’

Lars handen schieten over het toetsenbord. De pupillen van zijn ogen volgen de schietachtige bewegingen van de cursor. De wisselende kleurenschakeringen van zijn beeldscherm accentueren de vermoeidheid op zijn gelaat.

Mijn slapie voor de laatste komende twee nachten schuift aan. Mark. Wij zeggen elkaar nooit gedag zoals Hollanders plegen te doen. Het gaat op zijn Frans-Italiaans. Lijfelijk dus. We staan op, drukken de handpalmen op elkaar, gevolgd door onze borstbenen. De tweede nog vrije hand klopt het schouderblad van de tegenpartij. Ik ken Mark een jaar of drie – dit ritueel hebben we drie jaar geleden stilzwijgend afgesproken.

We drinken koffie. Mark klaagt over zijn slechte poten (‘kutzooi’) op de Gavia van gisteren. Zuchtend overhandigt hij me de sleutel van zijn kamer 226. Op de trap naar boven kom ik een half slaapdronken Tom tegen. We knikken. Dat moest volstaan op dit tijdstip. Er moet nog veel geregeld worden om de Jamais Vu groep te ontvangen. Zo moet kamer 312 onmiddellijk leeg. Ik pleur al mijn kleding in mijn koffer, neem plaats op de koffer, open lusteloos Facebook op mijn iPhone, sluit Facebook weer, open hem weer totdat mijn koffer dicht genoeg zit om op slot te doen.

Kamer 226 bevindt zich aan de straatkant, de Via Giuseppe Zanardelli, van Hotel Brescia in Darfo Boario Terme. Mark ligt languit op bed en heet me officieel welkom in “zijn” kamer. Handpalmen, borstbenen, klop op schouderblad. Uiteraard.

‘Muziekie!…stort dat jou?’, vraag ik hem als ik mijn iPod aansluit op het mini-speakertje.

Townes van Zandt. To Live is to FlyEen gemiddeld mens wordt er niet vrolijk van. Ik wel.

‘Nee ja nee, lekker man juist. Hé gezellig…’

 

FIETSEN

We halen de fietsen van de Jamais Vu groep uit de vrachtwagen van Tom die terug naar bed is gegaan. Lars staat in de bus, geeft ze over aan Mark, die geeft ze over aan Arjan, Arjan geeft ze door aan mij en Gutz. Wij lopen heen en weer naar de royale garageruimte onder het hotel.

Ik herinner me ineens dat ik gisteravond redelijk laveloos werd met Arjan Smilde – de cameraman annex fotograaf van Koers is Koers. Ik kende hem al een tijdje maar pas gisteravond kwam aan het licht dat zijn verfijnde gortdroge humor naadloos aansloot bij mijn grove kort-door-de-bocht politiek-zwaar-incorrecte humor.

In een split-second kruisen onze glimmende blikken elkaar. Veteranen op schoolreisje. Onderbroekenlol. Déjà Vu. Ik kom tot het plotselinge besef dat ik eigenlijk een kater zou moeten hebben. Wat is er loos met me?

Iedere fiets is een kunstwerk op zich. Mijn fantasie slaat op hol – in mijn verbeelding zie ik hoe de fietsen morgen de zure pijn uit de benen van de berijders moeten omzetten in kracht en snelheid. Ik kijk er naar uit – het weerzien met de Gavia.

 

GIANNI MORTIROLO

Als ik met een Giant (links) en een Trek (rechts) weer richting de garage loop, arriveert het witte busje van Gutz de parking van het hotel. Aan het stuur Gianni Romme, naast hem Norbert de Boer, medeorganisator van dit fietsevenement.

De gecompliceerde achterwaartse parkeersteek van Gianni geeft me de gelegenheid om snel de Giant en de Trek fiets in de garage te zetten. Als ik terugkom, stappen Gianni en Norbert uit.

‘Mar…wat was dit gaaf….had je bij moeten zijn!’

De ogen van Norbert glimmen als die van een kind die net uit de achtbaan is gekropen. Hij en Gianni zijn in de vroege ochtend naar de Mortirolo gereden om die legendarische berg in alle vroegte te beklimmen.

‘Man man man….mijn bucketlist….ga effe na…de Stelvio beklom ik met Leontien, de Gavia met Breukink en nu de Mortirolo met Gianni…ik ben een gelukkig mens Mar…’

Norbert heeft een hectische tijd achter de rug. Vorige week stonden wij nog op zijn afscheidsreceptie van de Rabobank. Volgende week volgt de openingsreceptie van zijn nieuwe onderneming die verricht zal worden door Nederlands Kampioene Chantal Blaak. Overmorgen alleen nog effe het WK fietsen en dan heeft ook zij vakantie.

‘En Gianni? Goede benen?’

‘Ah….machtig mooi man… die zonsopkomst op die Mortirolo man….ma-gisch!’

Ik smelt van zijn Brabantse accent dat ik lineair koppel aan een glansrijke wielercarrière, met alle respect voor zijn schaatsloopbaan uiteraard. Gisteravond vroeg ik hem er nog naar. Hoe het kan dat een jongetje uit Lage Zwaluwe wil schaatsen. Behoorden Brabanders niet onverantwoord hard te fietsen edelachtbare?

‘Schaatsen man….die snelheid die je voorwaarts ontwikkelt door die zijwaartse beweging….ma-gisch!’

Gianni had zijn glas wijn in de bolling tussen wijs- en middelvinger vastgehouden. Hij liet de wijn rondgaan in het glas en glimlachte met de voorpretoogjes van iemand die op op het punt staat iets geweldigs aan te kondigen:

‘Marco, gade gij merrege ook mee naar de Mortirolo met Norbert en mij?’, had hij gevraagd.

Ik had beleefd bedankt voor de eer. Vond het belangrijker om glansrijk door te zakken met mijn fietsmaten uit de Déjà Vu groep. Toen ik de trap op wankelde richting kamer 312 was ik vastbesloten een verhaal te schrijven over de beste wielrenner die de wereld ooit had gekend. Nog beter dan Merkx. Ook zonder fiets was hij bijzonder geliefd bij het grote publiek om zijn aimabele karakter en zijn eeuwige ultravriendelijke karakter.

Zijn naam? Gianni Mortirolo.

 

GUTZ (1)

‘Kom Spookrijdertje… we gaan op zoek naar plaatjes voor je schoenen…’

In het busje vraagt Gutz naar de oorsprong van het Spookrijder-zijn. Ik heb het over Lex. Kanker. Alpe d’HuZes. Mijn belofte om zijn Lex’ dood te wreken. Gutz had geknikt. Vlak voor de fietswinkel schoot hij links de parkeerplaats op.

‘Voor jou. En Lex. Uit respect voor jullie vriendschap ga ik nu Spookrijden…’

 

 

GUTZ (2)

‘Kutdingen! Hoe kan je nou toch zo lang hiermee blijven rondrijden Spookrijdertje? Daardoor heb je die prachtige belevenis met Breukink gemist gisteren op de Gavia homo! Moet je nou eens kijken.’

Als een betrapt kind kijk ik hoe hij de versleten plaatsjes amper van mijn schoenen geschroefd krijgt. Arthur komt helpen. Hij houdt mijn wielerschoen vast, Gutz draait. Ik schaam me kapot.

‘Hoeft niet Marco’, zegt Arthur als ik uitkom voor mijn gêne, ‘jij kunt weer heel andere dingen…’

‘Ik heb geen idee wat’, antwoord ik volledig naar waarheid als we op de Via Giuseppe Zanardelli een zware toeter horen. We kijken gedrieën tegelijk op en zien hoe Messias Piet vijftig nieuwe gelovigen komt aanvoeren. Lars staat al klaar. Met Arjan die een kreeftachtige camera op zijn schouder draagt.

Als eerste zeg ik Dannis gedag. We omhelzen elkaar. Hij is medeorganisator van de Ronde van Kralingen. Naast Dave de Held strijdt hij, Dannis de Redelijkheid dus, mee om de titel “Man Met De Meest Jaloersmakende Achternaam”.

Met Redelijkheid is de wereld van haar ondergang te redden.

 

LAGO D’ISEO

Eindelijk kan ik mijn Spookrijdersoutfit dragen. Eergisteren reden we dit rondje ook, maar toen had ik beloofd het grijsgroene tricot van Fit20 van fietsvriend Bas te dragen. De Gavia beklommen we gisteren in het officiële Gavia tenue.

Het is zo’n kleine tien graden warmer dan de voorgaande dagen. Om verkeersveiligheidsredenen wordt ook deze groep van 50 fietsers verdeeld in twee groepen van 25 elk. Michael Boogerd, ook vanochtend in alle vroegte met kleine slaapoogjes gearriveerd, rijdt mee in de eerste groep. Maarten den Bakker voegt zich bij onze groep.

Gutz fietst nu ook mee, Arthur zit op de bus.

‘Spookrijdertje, jij komt bij mij en Maarten fietsen. Hiero. Achterin.’ Gutz spreekt graag in de gebiedende wijs. Normaal gesproken doe ik precies het tegenovergestelde als ik zo word aangesproken, maar Gutz heeft iets vriendelijk-dwingends waartegen ik geen wapens heb. Bovendien is hij te groot en te sterk voor mij.

Ik praat een tijdje met Nils, met Dannis medeorganisator van de Ronde van Kralingen, maar word al snel door Gutz naar achter gesommeerd. ‘Hier komen Spookrijdertje. Gezellig bij ons. Met Maarten.’

Als ik me terug laat zakken, valt het gekwebbel me op van twee vrouwelijk deelnemers in deze Jamais Vu groep. Ze dragen beiden dezelfde outfit. Hun lippen zijn gestift. Hun nageltjes gelakt. Eén dame ken ik. Zij is stewardess bij de KLM (ik moet onmiddellijk denken aan een “too good to be true” anekdote van Gutz). De andere dame is een bekende van mijn Brabantse fietsbuddy Ruud van der Meijden. Ze heet Esther, advocate, zo herinner ik me van het Smoelenboek. Voer voor vanavond.

Het is wederom een prachtige tocht waarin fietsvriend Mathijs vertelt over het overlijden van zijn moeder. Drie keer slikken, opschakelen, bocht naar rechts, lichte helling, uit het zadel en door. Altijd maar door moeten we. Ook Mathijs. Dat weet ie. Daarom is ie hier.

Om de drukte bij de aanhanger van Messias Piet bij het vastzetten van de fietsen te voorkomen, mag mijn fiets, mijn Isaac, mee in de ambulance van Petro en Walter. Is weer eens wat anders.

 

 

HET JAMAIS VU SPORTCAFÉ

Die avond presenteer ik, op verzoek van Lars, het sportcafé alleen. De vermoeidheid begint haar tol te eisen. Vermoeidheid is een vrouw.

In een korte inleiding vertel ik de mensen uit de Jamais Vu groep met name over de plotselinge duisternis in de tunnel enkele kilometers van de top van de Gavia. Van de ontstane stilte kan ik plakjes snijden. Leg de plakjes op een mooie schaal met wat zoetzuur erbij en laat ze rondgaan. Iedereen een stukje.

Daarna nemen we het Smoelenboek onder de loep.

De derde vrouw van de Jamais Vu groep luistert naar de naam Patricia, maar aangezien zij de vraag “36 of 69?” niet had beantwoord, spreek ik haar als P’tries. Ik stel haar in de gelegenheid om de vraag alsnog te beantwoorden.

‘Doe dan maar 36’, antwoordt zij in volmaakt ABN, voorzien van zo’n stralende glimlach die voorbehouden is aan vrouwen (en aan vrouwen alleen). Laten we de Lieve Heer toch eeuwig dankbaar zijn toen Hij op de Zesde dag de vrouw schiep. Stellen wij ons een wereld voor met louter mannen – een lomp stinkend onbehouwen harig schepsel Gods dat alleen in staat is om dubbelzinnige vragen te stellen aan keurige dames die moreel en ethisch gezien mijlenver boven ons mannen staan. P’tries er zo eentje.

Ik geef haar mijn knipoog die zij in slow-motion mag afdraaien omdat hij dan in schoonheid wint.

Natuurlijk bevinden zich ook in deze Jamais Vu groep lieden die het Smoelenboek hebben toevertrouwd niet voor Feyenoord, maar voor Hunnie te zijn. Gelach alom. Succes van deze grap was verzekerd in de Déjà Vu groep, in de Jamais Vu groep was dat succes evenwel onverzekerd.

Na het Smoelenboek bekijken we een introductiefilm van Arjan Smilde. Beelden van de Gavia. De besneeuwde Johan van der Velde en Erik Breukink. Korte interviews met enkele deelnemers uit de Déjà Vu groep. Applaus. Stilte. En de lichte knik met het hoofd van Arjan met wie ik vanavond een stilzwijgende afspraak heb. Aan de bar.

Ik introduceer Michael Boogerd en Maarten den Bakker. Een heerlijk gesprek volgt waarbij Michael en Maarten elkaar aanvullen en ik eigenlijk niets anders hoef te doen dan te knikken, te genieten en aan het eind te vragen of er nog vragen in de zaal zijn.

Pieter Rom Colthoff steekt als eerste zijn hand op. Ik geef hem, uit puur medelijden, het woord. Pieter kent, als veruit snelste fietser van ons allemaal kent hij maar weinig vrienden. Vorig jaar deed hij mee aan Alpe d’HuZes – hij vond het achteraf jammer dat het evenement niet Alpe d’HuNegen heette.

‘Michael, Maarten, wat doen jullie als jullie, à la Tom Dumoulin moeten schijten?’

Bliksemsnel kijken beide ex-profs naar mijn platte pet.

‘In die pet schijten en weggooien!’

Het ijs is gebroken.

Met een massale donderlach begeven we ons naar boven. Je voelt aan alles: de Jamais Vu wordt Déjà Vu, in een tempo dat doet denken aan 24 april 1999 toen Michael Boogerd de Amstel Gold Race won.

 

 

OUWE LUL (1)

Vrijdag 22 september 2017, kamer 226, half zeven ’s ochtends. De wekker.

‘Ik ga de Gavia op. En jij ook.’

‘Jij gaat?’, vraag ik Mark nogal overbodig, want het antwoord heeft hij zojuist zelf al gegeven.

‘Mar, ik sprak Gianni gisteren. Hij heeft mijn waardes van de Gavia met Groep 1 bekeken. Wattages. Vermogen. Cadans. Snelheid. Gemiddelde hartslag. Kan allemaal veel beter….en jij gaat mee’, zegt Mark in de gebiedende wijs. Normaal gesproken doe ik precies het tegenovergestelde als ik zo word aangesproken, maar Mark heeft iets vriendelijks-dwingends waartegen ik geen wapens heb. Bovendien is hij te lief.

Als ik me heb gedoucht, ligt Mark languit op bed in zijn Gaviatenue. Hij appt met iemand. Ik hoest zo opvallend mogelijk. Hij knipoogt en glimlacht.

Neil Youngs Like a Hurricane staat op. Ik doe mijn spijkerbroek aan.

‘Jij niet?’

‘Ik ben verrot man. Echt verrot. Ik ben bovendien haast 10 jaar ouder dan jij.’

Nooit gedacht dat ik dit hardop zou zeggen. Ouwe lul.

‘Ouwe lul, Maarten rijdt ook weer mee man. Die is even oud als jij.’

We gaan ontbijten.

Het gewicht van mijn geweten hangt als een rugzak met bakstenen aan mijn vermoeide lijf. Hij heeft gelijk. Ik heb gelijk. Toen Mark zich gisteravond met Gianni Mortirolo voorbereidde op de Gavia beklimming, had ik het hoogste woord aan de bar. Samen met Dannis. En Arjan. Norbert. Robert-Jan.
Een lekker kopgroepie. Zuipen. Lachen. Bestellen. In die volgorde. Zuipen. Lachen. Bestellen. Ik sprak Patricia die me complimenteerde met het Sportcafé. ‘Jij bent de enige die me “P’tries” mag noemen hahaha’, zei ze nog. Mark Elderson drukte een biertje in mijn handen. ‘Hier ouwe reus! Super avond, super sportcafé, top gedaan.’ Met de beroepsmatige gedrevenheid van een circusdirecteur praat hij over zijn bedrijf – het inrichten van bedrijfsinterieurs. Mensen met een passie hebben een strepie voor. Altijd. Overal. Biertje. Lekker.

Daarna dronk ik een glas met de kwebbelkousen Juliette en Esther. Ze deden me vanmiddag al denken aan Bep en Toos van de Dik Voormekaar Show van vroeger. Het was zaterdagmiddag. Ik had gevoetbald en zat met natte haren op de achterbank. Bep en Toos lulden de tijd vol…”wat is ie echt hè?”…ik genoot en probeerde ze daarna in mijn kamertje na te doen.

 

OUWE LUL (2)

‘Mar! Je spijkerbroek aan? Jij ging toch mee! Kom op man!’

‘Lars. Echt niet. Ik ben verrot. Mijn benen zijn zwaar. Ik heb amper geslapen. Echt. En ik heb India nog in mijn benen. Ik ga supporteren vandaag. Echt. Sorry.’

‘En ik nou….Nor? Wat vind jij?’

‘Zelf weten Lars. Je bent moe. Je hebt veel aan je klep. Mar luistert naar zijn lichaam. En naar zijn hoofd. Maar ja. Mar is dan ook een ouwe lul hahaha, hè Mar?’

Norbert slaat op mijn rug, Lars schiet zonder iets te zeggen naar boven en keert even later zonder iets te zeggen terug in een spijkerbroek en een T-shirt.

‘Hè ik heb er zin in, ouwe lul!’, roept Mark lachend terwijl ook hij op mijn rug slaat.

Maarten komt bij ons aan tafel zitten. Hij mompelt iets. Hij gaat wel fietsen. Ik laat een bierboer.

 

GUTZ (3)

Ik rijd mee in het busje van Gutz. Achter de bus van Messias Piet. We praten. Honderduit. Over zijn echtscheiding. Zijn zonen. Zijn zware werk in de jeugdzorg. Daarvoor werkte hij met zwaar gehandicapte kinderen. Op zijn linker biceps laat hij een tattoo zien van twee tekstregels van Coldplay. Hij deed het uit eerbied voor een gestorven vriend.

‘Ik hoefde Tattoo Bob niks te betalen, want er staat een spelfout in. Vieuw in plaats van view. Scheelde me 250 euro hahaha.’

Ik kijk hem verbaasd en ook vol bewondering aan. Hij komt over als een zeeman die louter op zijn gevoel koers zet. Iemand die zaken als grammatica en juiste spelling gelijkstelt aan het geneuk van mieren. En mijn hemel, wat een gelijk heeft ie. Ik durf hem niet te zeggen dat ik een nacht wakker kan liggen als het juiste bijvoeglijk naamwoord voor een verhaal me niet te binnen wil schieten.
Als hij praat over zijn jongens of over zijn wielercarrière glimmen zijn ogen. Ondertussen speel ik liedjes van Alex Roeka af. Ik Ben Een Renner. Godsdienst Van De Pijn. Help Me, Ik ben Echt. Die laatste slaat op Gutz. Godnondeju…wat is die man puur.

Soms stopt hij met praten en kijkt hij me aan:

‘Ik hóu echt van jou man. Godverdomme Spookrijder!’

‘Ik ook van jou Gutz. Maar let maar op de weg. En we gaan niet met elkaar naar bed. Homo.’

‘Homo.’

Het is een fascinerende man. We maken een vrijblijvende fietsafspraak over een paar weken op “zijn” eiland. Ik heb geen idee welk eiland hij bedoelt. Voorne-Putten? Goeree-Overflakkee? Noord-Beveland? Bloednerveus word ik van de kaart van Nederland met al die kleine kuteilandjes.

 

PASSO TONALE (HET VOORGERECHT)

Aan de voet van de Passo Tonale worden in stilte de fietsen uitgeladen, broodjes Nutella gesmeerd en tientallen wespen weg gemept. De gezichten staan gespannen. Zelfs Bep en Toos zijn rustig. Ik leg een hand op de schouder van P’tries. ‘Gaat ie?’

Filmer Arjan Smilde doet nu zelf mee als fietser en vraagt of ik wat filmpjes onderweg kan maken. ‘Maar wel kort!’, voegt hij er nog aan toe. Dat sluit meteen een interview met Bep en Toos uit.

Mijn eerste filmpje is een kort interview met Michael Boogerd. En eentje met Arjan zelf.

 

Dan roept Arthur me: ‘Marco kom op. We gaan.’

We passeren in de kleine huurauto het peloton dat na twee bochten al als een accordeon uiteen is getrokken. Arthur rijdt. In 2004 werd hij Nederlands Kampioen Wielrennen in de klasse Elite Zonder Contract door in een kopgroep mee te zitten met Erik Dekker en Koos Moerenhout.

‘Ik praat er niet veel over nee’, zijn de eerste woorden uit de mond van Arthur als ik hem ernaar vraag. Gutz noemde streekgenoot Arthur zo-even nog een klepper, een klasbak, een wereldgozer, iemand die niet veel zegt maar het hart op de goede plek heeft. ‘Art laat zijn pedalen spreken’. Arthur glimlacht als ik hem de woorden van Gutz voorleg.

‘Noemde hij me zo?’, antwoordt hij me met een wedervraag.

Op de top van de Tonale onthalen we de eerste renners. Uiteraard Pieter en Igor, de twee fietsers zonder vrienden, gevolgd door Michael Boogerd en Dannis, de man met de mooiste achternaam (Redelijkheid is dé garantie op consistente wereldvrede gebleken, lees de geschiedenisboeken er maar op na). Ze moeten eerst op de foto met een Oostenrijkse schone met overgewicht.

Een voor een druppelen ze binnen. Ook P’tries is boven. Alles ging goed. Waarom ik het vraag? Waarom ik zo bezorgd overkom? P’tries weet nog niets van mijn blinde drang om vrouwen altijd en eeuwig in bescherming te nemen. Dat geouwehoer over die emancipatie is niet aan mij besteed. Vrouwen en mannen zijn, de Heer zij geprezen, juist niet gelijk. De man (de Spookrijdert) dient altijd voor de vrouw (P’tries) te zorgen, ook al zit de vrouw (P’tries) daar helemaal niet op te wachten. Zo staat het geschreven.
Die enorme beschermingsdrang heb ik van jongs af aan. Het begon met de hoede over mijn moeder en zus, hoe klein ik ook was. Kwam niet bij ze in de buurt. In mijn latere leven voelde ik dezelfde drang toen ik Mevrouw de Spookrijdert trouwde die mij twee dochters schonk. Ik bouwde een muur om ze heen – met een mitrailleur waak ik over de muur. Ik train regelmatig met Nederlands Kampioene Chantal Blaak en ook haar verplicht ik om aan de binnenkant te fietsen. Ik weet niet beter.

‘Die ene, die lange, die grijze, die is te ver gegaan. Die gaan we oppikken’, zegt Arthur.

Het blijkt Dick te zijn. Arthur geeft vol gas uit angst dat Dick de Tonale aan de verkeerde kant is gedaald. Godzijdank pikken we hem al weer snel op. Achter Dick, de nummer laatst van dit pelotonnetje (een smaldeel is direct de Gavia op gegaan) dalen wij de Tonale af. Op naar de Gavia.

‘Art, je hebt me hier gered man, twee dagen geleden.’

‘Pardon?’

‘Met dat pedaal. Anders had ik die dag nooit kunnen fietsen. Wederom bedankt.’

‘Is al lang goed Marco. Jij kunt weer andere dingen.’

Ik heb nog altijd geen idee wat Arthur daarmee bedoelt en kijkend naar de dalende kont van Dick besluit ik hem ernaar te vragen.

‘Art, ik kan nog geen ei bakken. Geen band plakken. Ik krijg het achterwiel van mijn racefiets niet los. Ik weet niet wat een hypotheekaftreklijfrenteleenpolisforfait is. Ik houd niet van Formule 1 races. Ik heb geen elektrische boor. Mevrouw de Spookrijdert vervangt bij ons de lampen thuis. De kennis die ik heb is volkomen nutteloos (alle teksten van Bob Dylan uit je hoofd kunnen oplepelen, inclusief jaartal en titel van het afkomstige album).’

Arthur zwijgt. Dick is beneden. We zijn klaar voor het hoofdgerecht. De Passo Gavia.

 

PASSO GAVIA (HET HOOFDGERECHT)

De eerste deelnemer die we passeren is de 73-jarige Sico die zijn duimpje aan ons toevertrouwt.

‘Ik doe hem maar een klein stukkie. Ik ben te oud hiervoor. Maar man man man….machtig mooi dit!’

Erik Poels is de volgende die we oppikken. Hij is een en al concentratie, lacht vriendelijk en geeft de indruk precies te weten wat hij doet. Hij is eigenlijk de mannelijke versie van P’tries. We rijden rustig verder.

We passeren vele fietsers die ik niet bij naam ken. Ik heb het geprobeerd aan de hand van het Smoelenboek maar het was onbegonnen werk. De Jamais Vu groep was te groot, mijn brein te beperkt.

Na enkele kilometers, in de wetenschap dat het zware gedeelte van de Gavia nog moet komen, pikken we Piet Kwakernaat op. Hij is op een muurtje gaan zitten. Hij doet zijn verhaal. Hij moet zijn poging staken. Te hoog, te steil, te warm. En het klopt. Alles klopt.

Arthur geeft gas. We gaan door. Op het midden van de berg worden we lastig gevallen door een horde Porsches, Ferrari’s en Maserati’s die de berg af komen en die onze Arthur geen centimeter ruimte geven om te passeren. Keer op keer moet Arthur terug, keer op keer passeren zij zonder een bedankje zonder niks.

‘Wat een tyfus lui!’, scheld ik.

‘Ja ongelofelijk dit’, zegt Arthur kalm. Een Nederlands Kampioen Wielrennen Elite Zonder Contract heeft wel voor hetere vuren gestaan.

‘Het is een Indian Summer dag. De Italiaanse Alpen. Je rijdt in een Ferrari. Met een bloedmooi wijf naast je. Maar toch: niemand lachte. Zag je dat ook Art?’

‘Hem daar. In die bocht. Ga eens vragen wat er loos is’, zegt Arthur in de gebiedende wijs. Normaal gesproken doe ik precies het tegenovergestelde als ik zo word aangesproken, maar Arthur heeft iets bedeesds-dwingends waartegen ik geen wapens heb. Bovendien was hij ooit Nederlands Kampioen Wielrennen Elite Zonder Contract dus weet ik mijn plaats.

De man in de bocht, een grijsaard met enkele tattoo’s op armen en benen, herken ik. Gisteravond was hij één van Hunnie. Hij heet Ruud. Ruud Nogwat.

‘Ruud, alles OK kerel?’

Zonder dat hij het weet staat Ruud Nogwat in het decor van een vakantiefolder. Massieve bergtoppen steken magnifiek af tegen de helderblauwe hemel. Ruud Nogwat is een levend schilderij wiens magie verloren gaat zodra hij hiervan notie heeft. Zoals een hert van een rotspartij wegschiet zodra hij mensen gewaarwordt.

‘Alles prima Marco….weet je….ik sta hier zó vré-se-lijk te genieten man….dit is…..dit is ja…’

Hij maakt zijn zin niet af en dat hoeft ook niet. Er zit nu al millimeters dik kippenvel in mijn nek en onderarmen.

‘Klasse man. Dit is het gevoel dat je moet hebben! Super Ruud! Come on!’

We zitten weer in de auto.

‘Dat doe je goed zo. Dat aanmoedigen en zo.’

‘Dank je Arthur. Misschien is dat het enige dat ik dan inderdaad redelijk kan. Mensen motiveren. Stimuleren. Totdat ik er zelf bij neerval. Het is de Emiel Ratelband in mij.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

EMIEL RATELBAND

‘Kom op P’tries! Dat ziet er goed uit meid! Ik ben zo trots op je! Come on P’tries!’

‘Erik! Lekker man! Heb je dorst? Wil je wat eten? Duwtje misschien? Come on man!’

‘Niels! Niels! Ziet er goed uit! Zet door! Come on Niels!’

‘Arjan! Godverdomme Arjan je zit gewoon te genieten, vuile gek! Ben je wel goed bij je hoofd? Wie is die Gavia dan? Wat kan ie dan allemaal? Rotterdammers vreten geen honing…wij kauwen bijen godverdomme!’

‘Gerben…ouwe reus…ziet er pico bello uit man….niet opgeven he ouwe geitenbreier…come on!’

De laatste was een leugen. Gerben heeft de kleur van een pistachenootje aangenomen. Grijs. Groen. De leugen wordt me vergeven. Ik moet hem omhoog schreeuwen. Wie is die Gavia dan?

 

 

 

RUUD

Bij het kampement van de poffertjes bakkende Norbert en Lars stoppen we. Er hangt een geweldige sfeer. Het is zeker 10 graden warmer dan twee dagen geleden.

‘Mar, zet jij effe een muziekie op?’

Ik kies voor Bløf, de houvast in bange dagen. De betere fietsers (de vriendeloze Pieter en Igor en Dannis de wereldverbeteraar) hebben de top al bereikt.

Een voor een ontvangen we de renners bij de Rabotent. Ik neem hun fiets aan, geef ze poffertjes en vul hun bidon. Uit de meeste gezichten is alle kleur verdwenen. Ik ben benieuwd hoe het met Bep en Toos gaat. Die heb ik al een tijdje niet gezien. Zij sloegen het voorgerecht, de Tonale, over. Misschien hebben ze de top al bereikt?

P’tries passeert met een glimlach die mij alles zegt: “laat mij maar, het gaat goed, ik ga het halen.”

Mijn hemel ik voel een brok in mijn keel. Dit is het Willeke Alberti momentje waar ik altijd zo bang voor ben. Mijn trillippie….’Come on P’tries! We zijn trots op jou!’

Ik beleef de beklimming veel intenser dan eergisteren toen ik als een maniak met een levensgevaarlijke persoonlijkheidsstoornis de Gavia zelf beklom en niemand een woord of blik gunde. Vandaag is alles anders. In de leegte van hun blikken zie ik nu hoe ik er eergisteren uit zag. Toch regeert te leugen vandaag, want ook Richard Steffers hoeft niet te weten hoe hij er precies uit ziet:

‘Rich! Je ziet er goed uit man! Jij gaat het halen Rich! Zo fit als een hoentje!’

Zijn ogen smeken om mededogen, maar daar doet de Gavia niet aan. De Gavia is een sloper. Een Wrecking Ball. De Gavia blijft beuken totdat je om genade vraagt. De Gavia éist onze gal.

Dick is ook aangekomen. ‘Die gaat het niet halen’, fluister ik Lars toe. Dick ziet lichtgroen en is helemaal leeg. ‘Gaat ie Dick?’. Dick antwoordt geen gevoel meer te hebben. Als ik doorvraag, zwijgt hij alleen nog…’laat mij maar effe Marco…’

In de verte nadert een zwalkende renner. Het blijkt Ruud. Ruud Nogwat.

Totaal uitgeput geeft hij zich met volle gewicht over aan mijn open armen.

‘Ruud, ga zitten man. Hier. Dekentje. Lekker zitten. Man man man wat heb jij afgezien. Als een beest. We zijn trots op jou Ruud. Heel de groep is trots op jou…’

Er volgt een stilte.

‘Ik eh….ik doe dit niet voor mezelf’, zegt Ruud…. Vis! Ja! Zo heet ie! Ruud Vis.

‘Vertel Ruud…gooi het eruit kerel….’

‘Ik doe het ook voor mijn vrouw…zij…zij…heeft een….zij wilde meegaan…maar dat ging niet…zij….heeft een eh.. een ber….’

‘Geeft niks Ruud. Jij hebt jouw finish gehaald. Die ligt niet daarboven. Maar die ligt hier godnondeju. Je hebt het gehaald Ruud. Voor jezelf. En voor je vrouw. Jij bent onze held Ruud.’

 

 

 

 

BEP EN TOOS

‘Hey! Daar zul je ze hebben hoor! Hoe ist meiden?’

‘Achwehebbenzogelachen. Wekwamennetallerleiluxeautootjestegen. Noudieluiallemaaltoeterenenzo. Wildenallemaalmetonsopdefoto. Nouhebbenwenatuurlijkgedaanikbedoelwatkanonshetschelen. Gelachenhebbenwe. Kijkeenbeklimmingdaarmoetjegewooneenbeetjevangenieten. Hetisvooreenkwestievanheelveellolhebben. Enzolangjeblijfttrappenkomjealtijdvooruit. Nouwegaanweer! DikkedoeilieveSpookrijdert! Seeyouboven!’

 

 

 

 

 

DE LEGENDE DICK

‘Het is Dick, Arthur. Hij is de laatste van de groep. Ik ga naar hem toe.’

Het is een dikke kilometer onder de top.

‘Dick….gaat ie beste kerel?’

‘Ja Marco. Laat mij maar effe…’

Een minuut lang sta ik bij Dick, filiaalhouder van de Plus Supermarkt op Pernis. Fietsen is Dicks leven. Hij leeft ervoor. In het Smoelenboek had hij aangegeven dat geen bier noch wijn drinkt. Dick drinkt water met siroop. Ten overstaan van een volle zaal had ik gezegd dat ik niet kon wachten op een uitnodiging voor zijn verjaardagsfeestje. Om die grap werd zo onbedaarlijk gelachen dat ik er meteen spijt van had. Dick had gegrinnikt, maar toch.

‘Dick…jij gaat die top halen man….helemaal gek gewoon…’

‘Ja Marco…ik ga die top halen…’

‘Jij bent meer dan een held Dick….jij bent een legende, een fietslegende ben jij….jij gaat naar die top godverdomme!’

De Gavia kleedt ons langzaam uit. Tot op het bot. We wachten nog een minuutje. Ik wrijf ondertussen over zijn lange kromme rug die niet is gemaakt om bergen van 2.600 meter te beklimmen. Maar de wil van een renner is van staal.

‘OK. Ik ga weer.’

‘Duwtje Dick?’

‘Graag.’

Ik duw Dick vooruit en schreeuw hem naar boven:

‘DÁÁR IS DIE TOP DICK! DÁÁR! BIJ DAT RESTAURANT! EEN KLEIN KUT STUKKIE NOG MAAR DICK! DAN HEB JIJ DE GAVIA BEKLOMMEN! DICK! DICKIE! JE BENT EEN LEGENDE MAN! EEN LE-GEN-DE!’

Dat zijn de laatste woorden voordat ik Dick nog een allerlaatste zet geef en daarna totaal kapot naast Arthur plaatsneem.

‘Doe je goed dit…’, zegt Arthur tegen zijn bijrijder die wel kan janken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NAWEEËN

Kamer 226. Nacht. Bed. Gelachen. Zwaar beneveld. Mark rechts van me. Slaapt met lichte snurk. Ik pleur mijn kleding richting koffer. Eén grote pleuriszooi. Kamer 226. Vreselijk gelachen. “Groep Jamais Vu definitief Déjà Vu”, krabbel ik op een stukje papier dat ik zorgvuldig opberg. Met Gutz in busje terug naar hotel. In je broek zeiken van het lachen om Koot en Bie (“mag ik de po even?” en Gutz die van het lachen zijn bus aan de kant van de weg moest zetten). Gerben had gekotst. Op de berg. En diarree. Groen. Grijs. Mijn keel is gortdroog. Gelachen. Iets met Herbert. Dannis. Arjan. Gelachen. Goedkope wijn. Schijt aan. Zuipen. Goede gesprekken. Mark slaapt. Toch maar muziek aan. Zo gelachen. Met Gutz Say Goodbye To The Blues van Walter Trout geluisterd. Uit ere van een gestorven vriend die ik nog nooit had ontmoet. Hij overleed vandaag. Ik las het op Facebook. Kut kanker. Kut Facebook. Pijn in de pens nu. Van het lachen. Herbert. Niet te verstaan. Liedje. Zuipen. Dorst. Droge bek. Gavia. Wat een reis. Uit je bol. Gelachen. Arjan. Robert-Jan. Gerrit. Wie nog meer? Bep en Toos naar bed. P’tries ook. Niet meer gezien. Gelachen wel. Godnondeju gelachen.

 

THE DAY AFTER THE NIGHT BEFORE

…de fietsweek in Italië met een groep Rotterdamse ondernemers had er genadeloos ingehakt, niet in de laatste plaats vanwege het schrikbarend late tijdstip dat ik die nacht in zwaar benevelde toestand naar bed was gegaan, gevolgd door een schoonheidsslaapje dat welgeteld 64 minuten duurde, abrupt afgebroken door de wekker van de beul, het te korte ontbijt waarvan ik me alleen nog een ruzie met het koffiezetapparaat en de uitgeslapen gezichten-in-uitlachmodus van mijn fietsvrienden kan herinneren, de busreis naar het vliegveld van Verona waarbij ik de herstelslaap niet kon vatten vanwege een te luid en langdurig gesprek tussen Pim en Dick over de toekomst van de Rotterdamse haven, het langdurige inchecken, het kopje koffie dat ik in volmaakte stilte aan de tafel met Michael Boogerd en Maarten den Bakker genoot, de vliegreis naar Schiphol, het afscheid nemen aldaar (de langdurige omhelzing met Ruud Vis die je nooit meer gaat vergeten), de autorit naar Rotterdam, het uitgeput thuiskomen terwijl het nog gewoon 12 uur moest worden)….

…het werd zaterdag 23 september, de dag dat Chantal Blaak Wereldkampioen Wielrennen Elite Vrouwen zou worden…Jamais vu….

 

 

***


Fotocredits:
Arjan Smilde
Petro Vliet
Walter Dekker
Erwin Gutz
Marco Hendriks
(en fotografen van foto’s die mij vanuit de WhatsApp groep bereikten)

Filmcredits:
Arjan Smilde
Marco Hendriks

Dank aan alle deelnemers en medewerkers voor en achter de schermen voor de vriendschap, de humor en voor het vertrouwen.

Speciale dank aan organisatoren Lars van den Broek en Norbert de Boer van Koers is Koers.

 

 

-