“Vriendschap is liefde op het eerste woord.”
– Harry Mulisch

 

‘Klik’.

Mijn helm zit vast. Zenuwachtig loop ik de steile trap omhoog. Mijn linkerhand houdt de reling vast, met mijn rechter houd ik mijn baanfiets, een vederlichte Koga maatje 59, in de lucht. Na de allerlaatste trede tuur ik een leeg Ahoy’ in. Maar in mijn verbeelding is-ie tot de nok toe gevuld. We komen uit in het gedeelte van het middenterrein waar enkele mecaniciens al druk in de weer zijn de blinkende fietsen voor vanavond, de finaledag van de Rotterdamse Zesdaagse, te preparen.

Mijn hart bonkt onder mijn borstbeen. Het wil eruit. Maar waarom via mijn keel?

Terwijl de VIP-boxen worden gereinigd door krom gebogen schoonmakers, een fonkelnieuwe witgrijze BMW wordt opgepoetst en de koelkasten worden voorzien van kratten bier en limonade, houd ik de boarding van het middenterrein vast en klik ik mijn schoenen in de pedalen. Met moeite onderdruk ik een glimlach.

Ik ben zesenveertig jaar. Vader van dochters van bijna zeventien en twintig. Tweeëntwintig jaar getrouwd. Maar de waarheid van vandaag is dat ik Kuifje ben. Op avontuur. En Kuifje staat nu in de baan. Van Ahoy’. Hij gaat voor het eerst in zijn leven baanwielrennen.

Deel vijfentwintig van de Kuifje-reeks is geboren:

KUIFJE IN AHOY’

 

Drie dagen geleden stond ik hier ook. Als toeschouwer. Op uitnodiging van Johan van der Velde die ik na een korte handdruk (“hey hoe ist, alles goe’?”) de rest van de avond niet meer had teruggezien. Hij herkende mij van de beklimming van de Stelvio in september 2015 en wellicht van de boekpresentatie van zijn biografie De Speer van Rijsbergen in november 2015 in Tilburg. Op mijn beurt herkende ík hém van mijn jeugddromen waarin Johan keer op keer voorkwam. Dansend op de pedalen. Sleurend aan zijn racestuur. Er kon, OK Robert Alban daar gelaten, niemand dansen als Johan. Johan was ook mijn held omdat hij er met zijn langere haren uit zag als de bassist van The Ramones en als tienjarige vond ik al dat het peloton wel wat punk kon gebruiken.

Kuifje houdt zich vast aan de reling. Net als Pippo Pozzato die zaterdagavond. Pippo stond pal voor ons. Ons is Ruud en ik. Brabander Ruud (“Brabant en Rotterdam, da’s Hand in Hand”), de fietsvriend van Johan, die ik slechts één keer eerder had gezien. Op dezelfde avond in het Tilburgse theater. Maar hier in Ahoy’ was het de eerste een-op-een ontmoeting. Het voelde als een blind date.

Verdomd. Er wordt gereden. Door de spanning is Kuifje de fietsinstructies kwijt. De baanfiets kent geen remmen, noch versnellingen. En het is een doortrapper. Dat noemden we vroeger een Dory. Als je eenmaal rijdt, rijd je. De dood of de gladiolen. Maar géén rem.
Kuifje durft amper zijn stuur te bewegen. Hij passeert zijn ouders op het middenterrein. Zijn moeder probeert haar bezorgdheid weg te lachen, maar Kuifje weet wel beter. Ma Kuifje is nooit een groot actrice geweest. Zijn vader heeft zich verstopt achter zijn filmcamera. Een vertrouwd beeld. Zo legt hij al een dikke vijftig jaar in alle bescheidenheid de familiegeschiedenis vast: meer als beschouwer dan als deelnemer. De dochter van Kuifje richt haar telelens op haar vader. In Kuifjes hoofd brult een vol Ahoy’. Voor hem. Ze staan op de banken.

Net zoals die zaterdagavond. Met Ruud. Mijn voornemen om geen alcohol te drinken hield niet lang stand. Ruud nam een biertje. Ik een wit wijntje. De fietsers raasden aan ons voorbij. Jochies waren we weer. Beiden verstaan we de kunst om ons, ondanks onze leeftijd en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden, nog altijd als kinderen te laten betoveren door de wielersport. We vergaapten ons aan de perfecte harmonie van lichaam en machine. Even indrukwekkend als de spierbundels van Jeffrey Hoogland waren de tattoo’s van Pippo Pozzato op zijn armen en benen.

De rugtattoo  (“Only God Can Judge Me”) vormt al jarenlang mijn motivatiebron voor mijn eerste tattoo ooit en God weet dat die dag met rasse schreden nadert. Het ontwerp (de Franse variant “Seul Dieu Peut Me Juger”) is reeds gemaakt.

Een wielrenner met tattoo’s gaat nog harder. Vooral als zijn benen bruin gebrand zijn.

In iedere bocht slikt Kuifje, letterlijk, een brok angst weg. Op het rechte stuk is de brok angst verteerd, maar in iedere volgende bocht komt er alweer een nieuwe tot wasdom. En zo gaat dat door. Bocht na bocht. Rondje na rondje. Geen rem. ’t Is een Dory. Blijven trappen.

Hij kijkt omhoog, de baan op, de curve in. De helling is er 45°. Hij denkt aan de gruwelijke valpartij van Ellis Ligtlee en de Britse Victoria Williamson waarvan Ruud en hij getuige waren geweest die zaterdagavond. Dáár, precies daar, zou hij ook gaan fietsen. Bóven de blauwe lijn.
“De veiligheid zit hem in de snelheid”, zo had de instructrice het verwoord. Snelheid maken. Durven in de bocht te hangen. Het is griezelig. Maar volgens Friedrich Nietzsche is de angst de moeder van de moraal, dus het móet.
Kuifje had vorig jaar in India al tussen de wilde honden en te midden van het idiote stadsverkeer gekoerst en vorige maand had hij nog voor het eerst gecrosst in het Bergse Bos, boven de rook van Rotterdam. Onder leiding van ‘Dandy’ Dave Andriese (organisator van de Ronde van Katendrecht) en Rob Harmeling (winnaar touretappe 7 juli 1992 in Bordeaux, beroep held) fietste Kuifje door de modder de angst uit zijn lijf. Toen Rob Harmeling hem adviseerde een weerzinwekkende daling maar niet in te gaan (“je ziet er wat gespannen uit”) droop hij wandelend af met de fiets aan de hand, zoals een hond zijn staart tussen zijn benen ervaart.

Slotconclusie: Kuifje was bepaald geen geboren crossfietser.

“In december hebben wij nog samen gecrosst. Met Dave en Rob.”

Ik schudde de hand van Rob van der Valk (in zijn VIP-Box stonden Ruud en ik) die mij wat verbaasd aankeek. Mijn gezicht zei hem schijnbaar niets. Ik verbaasde mijzelf over de manier waarop ik Rob (Harmeling) Rob noemde. Als een vriend. Een boezemvriend.
Net als Ruud. Nondeju. Alles lijkt op een zorgwekkende manier te kloppen aan die gozer. Hij vertelt, zonder ook maar één spoortje persoonlijke eerzucht, over zijn onvermoeibare inspanningen voor tal van goede doelen. Hij toont me zijn laarzen. Het logo van Gijsje Eigenwijsje is erin verwerkt. Mega vet.
Kenmerkend vond ik zijn duimpie op werkelijk íedere foto die op Facebook voorbij kwam. In het duimpie huist al zijn positieve energie. Mijn duim lijkt niet op de zijne. Was het maar waar. Op de een of andere manier ziet mijn duimpie eruit als mijn opgestoken middelvinger.

In geen enkele post op Facebook had ik Ruud kunnen betrappen op een vleugje cynisme. Ik had me deze avond in Ahoy’ dan ook voorgenomen op zoek te gaan naar zijn PH-waarde. Zijn zuurtegraad. Er móest iets zijn.

Maar de onverzettelijke Ruud deugt.

Punt.

En dat gegeven is even voorbeeldig als jaloersmakend.

Kuifje’s mond is kurkdroog. Hij gaat harder en harder. Vooral nadat Michael Zijlaard hem vanaf het middenterrein aanspoorde vooral wat relaxter op de fiets te zitten. “Hey wat meer ontspannen ouwe reus!”. En het klopte. Hij zag het zelf ook op de foto’s die zijn dochter schoot en die hij tijdens de finale avond van de Zesdaagse vol trots aan zijn vrienden van de Stelviogroep liet zien. De nieuwe vrienden van Kuifje hadden gematigd enthousiast gereageerd. Kuifje had een mate van jaloezie bij zijn fietsvrienden bespeurd, hetgeen an sich zeer terecht was.
Hoe dan ook, zijn rug was té recht, zijn armen té verkrampt, zijn onderlijf té stijf. Het had geen spoortje van de souplesse die Niki Terpstra die avond zo kenmerkte.

“Dat je zo één kunt zijn met je fiets”, riep ik, om boven de overdonderende speakerstem van Cees Maas uit te komen, net iets te hard in het oor van Odette van Deudekom toen dezelfde Niki Terprstra op die zaterdagavond voorbij raasde. Ik schaamde me meteen: Odette is een visueel gehandicapte para-atlete die met pilote Kim van Dijk zal deelnemen aan de Olympische Spelen van Rio en ik had geen idee of zij, gezien haar handicap, de volmaakte houding van Niki überhaupt kon waarnemen.
De stichting van Ruud ondersteunt hun missie Road to Rio. Ik sprak een klein uur met de levensgezellin van Odette. Opoffering (de wederzijdse variant en daarom veruit de mooiste) was het sleutelwoord. Diep ontroerd door hun verhaal en meteen vol van trainingsmoraal sloeg ik het rondje bitterballen over.

Drie avonden later, op deze finale avond, herkent Kim van Dijk mij niet als ze me passeert. Het is te verklaren: ik sta te midden van mijn vrienden van de Stelviogroep en bemerk ineens dat ik weliswaar niet de jongste, maar wel een van de kleinste ben. Het was me nog niet eerder opgevallen maar tussen de beren van de wielergroep 010Cycling Ad, Dave en René verdwijn ik echt in het niets. Of om in wielertermen te blijven: ik ben de Keutenberg tussen de Alpe d’Huez, de Galibier en de Mont Ventoux.
Maar dat maakt niet uit. Want mijn mond compenseert veel.

“Ik heb vanmiddag ook achter de derny gereden guys. En ik heb het baanrecord van Jeffrey Hoogland verbroken….10,123 seconden, maar het wordt niet erkend door de UCI.”

Zijn gedachten gaan glunderend terug naar eerder die middag. Kuifje ging harder en harder en het klopte wat zijn vriend Alex Roeka al eens gezongen had: wielrennen is inderdaad verlossingsstrijd. Want al fietsend had hij zich bevrijd. Als een volleerd pistier hing hij schuin in de bochten. Zijn gloednieuwe Spookrijderskoersshirt van 36Cycling zat hem als gegoten en maakte hem, voor het gevoel, én voor het oog, nog sneller. Alleen de tattoo ontbreekt nog. Bij de streep van de finish zag hij bij iedere ronde die hij passeerde speaker Cees Maas zijn apparatuur installeren.

In Kuifjes hoofd hoorde hij Cees commentaar geven:

“JAJAJA EN DAAR GÁÁT HIJ DAMES EN HEREN….UW SPOOKRIJDER….KIJK HEM TOCH EENS VLIEGEN DOOR DIE BOCHTEN. DEZE JONGEN KENT GEEN ANGST, DEZE JONGEN IS VRÍJ DAMES EN HEREN, DEZE PISTIER IS DE NIEUWE HELD VAN HET BAALWIELRENNEN, HIJ HEEFT ZICHZELF VERLOST, AHOY!…GAAT U TOCH STAAN WANT JA JA JA HIER WORDT WIE-LER-GE-SCHIE-DE-NIS GESCHREVEN!”

 

Al duurde de Zesdaagse van Rotterdam voor hem maar twee dagen, het zou hem niets verbazen als die twee dagen zomaar in zijn Top Tien Allertijden terecht zouden komen.

Niet in de laatste plaats door het trotse gezicht van zijn vader na afloop. Het traanvocht in diens ogen was zijn zoon niet ontgaan.

 

***

 

Dank aan Johan van der Velde, Rob van der Valk en Ruud van der Meijden voor de uitnodiging in de VIP-Box

Dank aan Lars van de Broek van 36Cycling voor de uitnodiging van de baanclinic

Fotografie baanclinic Fabienne Hendriks

 Seul Dieu Peut Me Juger

[Klik op de afbeelding voor een vergroting]

 

 

 

-