Zondag 13 juli 1958, Mont Ventoux
Hij heeft op Mont Ventoux woord en huis gehouden, de stijfkoppige Charly Gaul.
Daar stond hij dan, de winnende fiets Loco, geleund tegen de witte muren van het weerstation van de Mont Ventoux. Boven hem de wereldberoemde vuurtoren en vlak vóór hem zijn berijder, de haast brakende Luxemburger Charly Gaul, 25 jaar oud, geboren in Luxemburg-Stad. Tien dagen hiervoor wonnen ze samen al de tijdrit in Châteaulin in Bretagne.
Voor aanvang van de tijdrit had hij Loco weer toegesproken. Er was altijd wel een momentje dat ze, ondanks de hectiek van de Tour, samen alleen waren. Dan werd zijn frame gestreeld en fluisterde Gaul lieve woordjes als ‘laat me niet in de steek Loco. Doe het vandaag. We winnen samen.’
Soms zong Charly zijn Loco zelfs toe…’samen alleen, samen alleen…’
Die winst in Bretagne was niets meer dan een plaagstoot ter bevestiging van zijn goede vorm. Gaul en Loco hadden Anquetil op slechts 7 seconden gereden. In het algemeen klassement stond Gaul 15e op haast 11 minuten van geletruidrager en ploeggenoot Gerrit Voorting.
Vandaag móest het gebeuren, op de Mont Ventoux! Gaul was zenuwachtig geweest die ochtend, zelfs kribbig. Loco werd niet gestreeld, laat staan dat er ‘Samen Alleen’ gezongen werd. Gaul praatte in gebiedende wijs tegen zijn fiets. Voor aanvang in Bédoin reed de Italiaan Vito Favero in het geel. Gaul stond 9e op haast 11 minuten.
Loco werd de 21 klimkilometers bijkans uiteen getrokken. Charly Gaul was ontketend en won de tijdrit in 1 uur, 2 minuten en 9 seconden in een gemiddelde snelheid van 20,756 kilometer per uur! Bahamontes was als tweede geëindigd op 31 seconden. Zijn grote rivaal Anquetil, tourwinnaar van 1957, werd 7e op dik 4 minuten. Voorting en Van Est waren helemaal bekeken.
Na de klimtijdrit op de Mont Ventoux stond Gaul 3e, achter Raphaël Géminiani en Vito Favero.
Die avond sliep Loco in de hotelkamer van een volledig uitgeputte Charly Gaul die per ambulance van de Mont Ventoux afgevoerd moest worden.
[Klik op een afbeelding voor een vergroting}
‘We gingen in de jaren ’80 en ’90 alle concerten af. Niet normaal meer. We waren ook verwoede verzamelaars. Alles op vinyl uiteraard. Buiten de muziek was ook wielrennen een grote passie voor Henk. Het was net een lopende encyclopedie…maar… wat hoor ik toch steeds?’
‘Da’s muis! Die wil naar binnen!’, zegt Spip verbaasd. Ze legt haar leesbril op het bijzettafeltje.
‘Muis? Naar binnen?’, vraagt Don in vergrotende en verbazende trap. Hij kijkt omhoog.
Ik schrik me de pleuris.
‘Wil er een muis naar binnen?’
‘Ja nee….hahaha. Muis is de poes. De poes héét Muis.’
Spip staat op om Muis binnen te laten.
‘Ongelofelijk dit. Die poes is voor iedereen bang. Echt voor iedereen behalve voor mij, Spip en Jim.’
‘Jim?’
‘Jim, onze zoon. Hij is in 1996 geboren. Hij had een enorme band met Henk. Hij was echt een opa voor hem.’
Don ledigt zijn blikje bier in zijn opengesperde mond en vermorzelt het blikje in een oogwenk in zijn rechterhand. Niet vergeten dat Don bokser is. Hij ziet er fenomenaal fit en afgetraind uit. Hij legt uit dat Jim drievoudig Nederlands Kampioen judo is.
‘Gek op sport ja. Boksen, judo, wat voetbal. Henk was gek op Sparta. Mij maakt het niet veel uit, als het maar een Rotterdamse club is. Ik heb zelf nooit zo gek veel met wielrennen gehad. Zeker niet zoals Henk nee. Zoals ik al zei, hij was een lopende encyclopedie. Hij wíst écht álles.’
Don voorziet ieder woord van een klemtoon. Hij dwingt je te luisteren.
‘In 1991 krijg ik van een collega van mij te horen dat hij een fiets heeft staan in zijn schuur waarmee Charly Gaul de Tour heeft gereden. Hij had hem op zijn beurt van een kennis gekregen die toen op een volgauto in de Tour zat. Dus ik heb die fiets gekocht en aan Henk gegeven. Voor zijn verjaardag. Op 26 september was dat. We waren, zijn, waren op dezelfde dag jarig. Van die dingen joh…’
Hij kijkt me recht in de ogen aan.
‘Ja wat moest ik hem anders voor zijn verjaardag geven? Alle muziek had ie al. Dus het werd die fiets.’
Muis kijkt me achterdochtig, maar niet vijandig aan.
Woensdag 16 juli 1958, Aix-les Bains
Loco bevindt zich wederom op de hotelkamer van Charly Gaul. Dat is goed nieuws. Alleen als er gewonnen wordt mag hij op de kamer van zijn baas verblijven. Hij is verzorgd en schoongemaakt door de mecaniciens van de ploeg. Dat had ploegleider Frans van Leeuwen perfect voor elkaar, maar Gaul vond dat de normaalste zaak van de wereld. Even normaal als slapen met de winnende racefiets in je kamer. ‘Merci mon pote’, had Gaul voor het slapengaan gezegd. Loco had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld. Een racefiets moet het van zijn dienstbaarheid hebben. Zonder zijn bruikbaarheid heeft een racefiets geen recht van bestaan.
Hij vergeleek het wel eens met een renpaard en zijn jockey. Het moest een twee-eenheid zijn. Het wederzijdse vertrouwen moest onvoorwaardelijk zijn.
Zoals vandaag. De etappe vertrok vanuit Briançon naar Aix-les-Bains en telde 219 kilometer. Een etappe in de stromende regen. De Lautaret, de Luitel, de Porte, de Cucheron en de Granier moesten beklommen worden. Gaul en Loco hadden het hele peloton in de pan gehakt: Favero op 10 minuten, Géminiani op dik 14 minuten, Anquetil op 23 minuten! Ha! In het algemeen klassement stond Gaul nu derde. Op een minuutje van geletruidrager Favero en op 39 seconden van Geminiani. Anquetil was bekeken. Die stond 5e op 16 minuten van Gaul.
De volgende ochtend was de sfeer aan de ontbijttafel om te snijden. Daar was Loco zelf niet bij uiteraard. Hij stond al klaar op het buitenterrein van het hotel. Maar Gaul vertelde het Loco even later, vlak voor vertrek van de 22e etappe. ‘Die klote Hollanders. En maar zeuren over hun premies. Wij doen het samen Loco. Een minuutje pakken op die klote Italiaan. Dat moeten we kunnen.’
‘Henk was gek op die fiets. Het idee alléén al dat die fiets van Charly Gaul was geweest. Hij had natuurlijk ook een “echte” fiets, een moderne, een snelle, maar die fiets van Gaul was z’n pronkstuk op verjaardagen en partijen, dat snap je wel.’
‘Wie is dit Don?’
‘Wie is wie?’
‘Die nu opstaat. Jouw muziek is helemaal mijn hoekie man.’
‘Joe Purdy’.
Muziek blijkt weer een bindende factor. Het is alsof ik de geest van Henk ín de muziek voel die Don vanavond draait.
‘Goed hè, dit? Henk was ook bezeten van muziek. Hij was een bescheiden man. Niet zo’n name dropper, maar een echte fanaat. Hij werkte bij de ERDO, die dakbedekkers, samen met Marcel Otterspeer, die ken jij ook toch? Een enorme muziekfreak ook. Man man, die twee waren dik met elkaar. Muziek he…’
Don had inderdaad ook de naam van Marcel genoemd in de e-mail die hij me diezelfde vrijdagavond de 30e december stuurde.
Als ik aan Marcel denk, zie ik het gezicht van Renate Vastbinder voor me. Marcel was bevriend met Renate. Vlak na mijn laatste Alpe d’HuZes deelname stierf zij aan de gevolgen van borstkanker. Het was de dag voordat Bruce Springsteen, ook een held van Marcel, optrad in Den Haag.
Ik schreef drie verhalen over Renate: twee tijdens haar ziekte en eentje na haar overlijden.
In haar knusse Vlaardingse huiskamertje trachtte ik bij de kist troostende woorden te spreken tot Renate’s ouders, maar het verdriet drukte mijn tong naar een veld vol landmijnen.
‘Kijk, en hier…’, zegt Don, ‘…heb ik dus een petje dat van Marco Pantani is geweest. Dat was de held van Henk. Hij fietste er altijd mee. Heeft sinds zijn overlijden altijd hier gehangen. Aan dit patrijspoortje.’
Marcel stond naast me bij Renate’s kist. Toen ik met Anita terug naar Rotterdam reed, stond Jackson Browne’s “Before The Deluge” op.
Jackson zong “let the music keep our spirits high.”
Vrijdag 18 juli 1958, Dijon
‘Om genade hebben we ze laten gillen. Aan vergiffenis deden we niet he?’, zou Loco zijn baas willen vragen, maar een wielrenfiets praat het liefst met zijn pedalen. Alles moest kloppen in de allesbeslissende tijdrit van vandaag. ‘We maken gehakt van ze’, had Charly Gaul gezegd vlak voor aanvang. En dat deden ze, 74 kilometer voluit. Er kwamen kledders spuug en etensresten van Charly op het stuur van Loco terecht. Hij reed als een maniak van Besançon naar Dijon. Met een gemiddelde snelheid van 44,201 kilometer per uur wonnen ze, Charly en Loco.
Na de tijdrit ontvingen zij de felicitaties van een wat gereserveerde ploegleider Van Leeuwen. Het vóelde niet als de overwinning van de kopman uit zijn ploeg. Het ene rood-wit-blauw was overduidelijk het andere niet.
Gaul had evenzogoed de gele trui veroverd. Favero was tweede op 3 minuten, Géminiani 3e op haast 4 minuten. De buit was binnen. Nog één dag. Nog één etappe. Naar Parijs.
Muis ligt languit te genieten van de lichaamswarmte van Spip en van de muziek van Joe Purdy, want een poes heeft oren. We komen dichter en dichter bij de bron. Je voelt het. Zelfs Muis voelt het. Hij schrikt eventjes op. Een poes is altijd op zijn hoede. Net als een schrijver. Zolang hij zijn werk serieus neemt.
‘Kijk, oorspronkelijk was Henk een vriend van mijn broer Joop. Dat heb ik je verteld. Henk en Joop zijn vrienden geworden op een verjaardag van een nicht van de vróuw van Joop. Mieke heette die nicht.’
Don doorziet mijn vragende waarom-moet-ik-dit-weten blik.
‘Hahaha. Let op Marco. Blijf erbij, want nou komt-ie. Die Mieke had een vriend met wie ze later zou trouwen, Harrie. OK? Goed. Ik raakte door al die verjaardagen óók bevriend met Harrie. Hij woonde met Mieke op een schip. In Werkhaven Hitland. Voel je hem?’
Ik voel hem. Muis voelt hem. Spip begint te schaterlachen.
‘Hahaha heerlijk verhaal toch, dit?’
‘Ik ging toen al met Spip en wij waren gek op die boot van Harrie en Mieke. Laat ik zeggen op het léven op een boot. Buiten. De vrijheid. Het avontuur. Dus ik vraag Harrie en Mieke mij op de hoogte te houden als er een schip vrij zou komen. Zo gezegd, zo gedaan. Het werd het MS Jura. Op 1 september 1993 ondertekenden we de koopovereenkomst en we zijn er nooit meer weggegaan. Hier kom mee. Effe naar buiten. Kom op, jas an!’
Muis ontwaakt.
Lees hier het derde en laatste deel van de drieluik
Het is heerlijk lezen Marco. Natuurlijk helemaal omdat ik nagenoeg iedereen ken, de vertellers, de personen waarover verteld wordt, MS Jura, de werkhaven. Maakt me zelfs verdrietig nu het vertrek uit de haven aanstonds is…..
Bijzonder verhaal weer Marco ,
Zeker in de wetenschap dat ik Don , Spip , Jim en Thea goed ken.
Toen ik in het verhaal van de fiets de naam van Henk las wist ik al genoeg.
Zelf was mijn eerste racefiets een tweede handse van Henk , een echte Adorni.
En toen hij van mij hoorde dat er op de Holy hoek een oude Bianchi stond heeft hij hem
dat zelfde weekend nog gekocht. Een fiets fanaat.
terug naar je drieluik , ik kan niet wachten.
Hulde .
Al die namen van die oud wielrenners, ze herleven en je ziet het weer voor je. Werkte destijds bij de krant Het Vrije Volk en wij belden de belangrijkste gegevens van de etappe door naar diverse belanghebbenden die daar weer hun ding mee deden. Was erg leuk. Maar deze blog verbindt mooi verleden en heden en is genieten
Marco, IK ben níet zo thuis in de wereld van het wielrennen maar vind dit hártstikke leuk om te lezen !
Deel 3 bewaar ik weer even. Hahahaha. ( het is al laat 😉 )