“…Help me, ik ben echt.”
– Alex Roeka
Episode 1 – Capelle aan den IJssel, 19 januari 2008
“Wij hebben elkaar meer ontmoet”.
Dat waren de woorden die een zwaar transpirerende Alex Roeka tot mij sprak. We stonden in de foyer van het Isala Theater in Capelle aan den IJssel waar Alex zojuist een schandalig goed optreden had gegeven.
“Ja dat klopt. In De Boerderij. In Zoetermeer…zes jaar geleden”, stamelde ik, “dit is Anita, zij was er toen niet bij.”
Hij signeert het CD-boek Mannenwoestijn.
Ik kan mijn oren en ogen nauwelijks geloven. Hij, mijn grote onbekende held, herinnerde zich nog een gesprek met een liefhebber. Een fan. Van zes jaar geleden?
“Ah…Anita wat leuk”, antwoordde Alex terwijl hij haar hand schudde en zich even keurig als overbodig voorstelde.
“Alex, aangenaam.”
En het klopte.
Op 12 december 2001 sprak ik Alex voor het eerst. Direct na zijn optreden in De Boerderij waar zes andere bezoekers, waaronder mijn zwager Richard, de moeite hadden genomen een kaartje te kopen.
Alex signeerde zijn CD Zee van Onrust. Voor Anita. Die er niet bij kon zijn. Vanwege onze twee dochters. Fabienne van vijf jaar en Estelle van twee. “Ga jij maar”, had Anita gezegd, “met Rich.”
Ik sprak met Alex over zijn werk. Hoezeer ik hem bewonderde. Om zijn lef. Zijn puurheid. Zijn taaiheid. Ik was jaloers op Alex en dat zei ik hem ook. Want ik koos voor de gemakkelijke weg. En hij niet. Op de rand van de afgrond heette zijn redding de poëzie, de muziek. Bij mij was dat een surrogaat redding. Ik zocht de veiligheid van een betaalde baan. In het bedrijfsleven.
“Je schrijft zelf ook?”, had Alex me gevraagd.
“Ja een boek over mijn muzikale reis naar New York. In eigen beheer uitgegeven”, zei ik vol trots en schaamte. Ik herinnerde me de zegmaargewoon depressie na het uitkomen van het boek Een Laatste Wals nog pijnlijk goed. Ik had de impact van het uitgeven van een boek, om precies te zijn de naaktheid ervan, compleet onderschat. Ondanks de beschamende oplage: welgeteld negentien.
Ik was eigenhandig uit het dal geklommen. Nou ja eigenhandig. Mijn eigenhandigheid heet(te) Anita. Haar standvastigheid hield me uiteindelijk op de been.
“Als jij wilt schrijven, dan ga je schrijven. Als jij bij Lex wil werken, blijf je daar. Ik wil jou. Als zakenman of als dichter, dat maakt mij niet uit.”
Want zo klinkt de geen-speld-tussen-te-krijgen metafoorloze poëzie van Anita.
Episode 2 – Eindhoven, 3 september 2011
“….Hier is voor jullie…maar speciaal voor Marco….ALEX ROEKA!”
Dat gebeurde op zich wel vaker. Dat ik met mijn mond vol tanden stond. Lex was daar goed in. Omstandigheden creëren waarin je je geen raad wist.
Er moest en zou een receptie komen. Om mijn promotie tot directeur en mede aandeelhouder te vieren. Ik had categorisch alle voorstellen van de hand gewezen. Totdat Lex ongemeen fel werd.
“Ondankbaar joch met je misplaatste bescheidenheid!”, foeterde hij, gevolgd door een venijnige vloek (zo eentje met een dodelijke ziekte) en een rake klap van de deur. Toen volgde de stilte en bij mij de schaamte.
Natuurlijk won hij weer, Lex. Want op hangende pootjes stemde ik in. Hij had als special guest natuurlijk al lang Alex Roeka voor mij geregeld maar de lol was er wat hem betreft al van af.
Ik had net mijn tweede boek Een Briljante Vermomming “uitgegeven”, wederom in eigen beheer. Over mijn beklimming van de Mont Ventoux in 2008 en de voltooiing van de Rotterdam Marathon van 2010. En Lex had een extra exemplaar besteld. Zodat ik die kon overhandigen. Aan mijn held. Alex Roeka.
“Ik Ben Een Renner”, zong Alex verbeten.
Ik voelde de pijn en de trots weer. De herkenning, de erkenning. Van Lex. Wat was-ie trots op me. Ik voelde de tranen in mijn eigen ogen wellen.
“Ik ben een renner,
Ik rij m’n levens koers, m’n dodenrit,
M’n heldenstuk, waar tussen verlies en winst,
Niet meer dan een haartje zit, de luim van het geluk,
Ik ben een renner…”
Na afloop van Ik Ben Een Renner omhelsden mijn ouders Alex. Dat beeld werd me teveel. Voor Lex ook. Hij vluchtte met mijn vader naar Lex’ kamer. Daar huilden zij schouder aan schouder. Recht uit het hart. Het was duidelijk, Alex had huis gehouden. Dit was zijn terrein.
Na zijn solo optreden met zijn gitarist Maarten Kooijman spelen wij met de familieband Canon Rouge nog enkele nummers. Alex lacht. Geniet. We spelen Pay Me My Money Down. Van Bruce. Gewoon van G naar D. En weer terug. En een toffe modulatie. Iets van een B7 of zo. Je speelt het en de hemel breekt open. Maarten soleert. Het dak gaat eraf. We laten het publiek meezingen. Ik ben in alle staten. Ik kijk naar rechts. Naar Alex. Zijn lach gaat breeduit. Daar kan een beetje snijboon, hopla, zo overdwars naar binnen. In de pers wordt-ie de Bob Dylan, de Leonard Cohen, de Tom Waits van Nederland genoemd. Van die lachebekjes. Maar kijk eens hier. Op deze loeihete avond in Eindhoven. Waar muziek gemaakt wordt zoals het bedoeld is: vooral om plezier te hebben. Of, zoals Bruce al eens profetisch sprak: It’s alright to have a good time!
Hij bleef nog de hele avond, Alex. Hij danste met Annebel. Ze dronken wijn.
Episode 3 – Eindhoven, 16 april 2012
We zitten aan de bar. Gitaren op schoot. Lex aan het bier. Ik aan de rode wijn. Anne drinkt rode wijn. Alex drinkt wodka.
“Het Wordt Weer Eens Tijd Dat Ik Dronken Word”, zingt hij vroeg in de nacht.
En hij houdt woord.
Episode 4 – Amsterdam, 5 november 2012
“Vuile vieze kutstad, met die stinkploeg.”
“Mar, houd je in!”
We rijden de parkeergarage van het Rembrandtplein in en een levensgrote poster van Ajax (tekst Wij Zijn De Beste…ja m’n reet) verwelkomt ons. De sfeer is om te snijden. We waren in eerste instantie oprecht vereerd dat we door Alex en Anne waren uitgenodigd om in De Kleine Komedie de première bij te wonen van zijn theatertournee Gegroefd. De avond is tevens bedoeld als officiële lancering van de gelijknamige CD waaraan wij, Lex en ik, hadden meegewerkt. Maar het is goddomme een maandag. Naar Amsterdam ga je niet als Rotterdammer, laat staan op een maandagavond.
Hij had me nog gevraagd om een paar dagen voor deze première zijn optreden bij De Wereld Draait Door bij te wonen, maar ik kwam net terug uit Barcelona om de dag erop naar Parijs te vertrekken. Het was allemaal wat veel.
Toen ik voor de TV zat en ik Matthijs Alex zag en hoorde aankondigen, was ik nerveus en had ik spijt. Ik had het gevoel dat ik Alex in de steek gelaten had. Alsof ik een hond aan een boom had vastgebonden en er daarna vandoor was gegaan. Ik had bij hem moeten blijven. Als een chaperone. Om iemand op zijn smoeltje te timmeren als de situatie daarom vroeg want ik achtte de fatsoenlijke Alex daartoe niet in staat.
In de auto staat, onderweg naar Amsterdam, de CD Gegroefd op. Dat wij de CD al langer hebben, vind ik al lang niet zo bijzonder meer. Op mijn verzoek neuriet Anita de liedjes mee. Zingen moest ze maar niet.
Deze CD moet zijn doorbraak worden. Ik kan het niet uitstaan dat al die Nederlandse kutbandjes en artiesten wèl gedraaid werden en Alex volkomen gegeneerd lijkt te worden. Zijn we bang voor echte klasse geworden?
Alex won in 2000 nog de Annie M.G. Prijs met Noem ‘t Geen Liefde. In 2009 won hij een Edison met zijn CD Beet Van Liefde. Maar toch nog steeds die verbaasde opgetrokken wenkbrauwen als ik zijn naam noemde in de wandelgangen van mijn bestaan.
“Wie? Alex wie?”
En nu zitten we op de allerlaatste rij in De Kleine Komedie, dat langzaam vol stromende kuttheater dat me voor de rest gestolen kan worden met die semi-rode-stoeltjes-romantiek. Opzouten. Ik wil Alex. De Bob Dylan meets Jean-Paul Sartre van Nederland. Ik heb hem net, volgens afspraak, nog gebeld. Hij nam niet op.
Anne kwam vlak voor het optreden naar ons toegelopen.
“Hij is d’n hond uitlaten en hèft zijne telefôn vergeteh…”, excuseert zij zich namens hem in dat heerlijke Vlaams waarop ieder weldenkend mens met een romantisch gen op slag verliefd wordt.
“Geeft niks, was-ie nerveus?”, vraag ik.
“Nee, ge kent onzen Alex nu toch wel?”, glimlacht ze.
Ze knijpt Anita in haar arm. En een kus. En nog een.
Een tel later dooft ze de lichten in het theater. Daar komt Alex op. Licht gebogen.Zwijgend. Knikkend. Met de kop van een havik. Hij spuugt de liedjes over het publiek heen. Hij bijt zich een weg door de avond. Maakt grapjes over de zelfkant. Hij houdt ons en zichzelf de spiegel voor. Ik ben in extase. Hij is volmaakt in zijn onvolmaaktheid.
Na afloop overhandigen wij hem en Anne een fles wijn. Ze vragen of we niet langer willen blijven. Om nog wat te drinken. Met de jongens van de band. En van de platenmaatschappij.
“Nee, mijn medicijnen zijn op”, zeg ik lachend als een boer met kiespijn, “ik krijg weer uitslag, ik moet hier weg.”
“Ha, da’s Marco. Een vriend van me.”, zegt Alex triomfantelijk, “hij is een Rotterdammer. Heeft een kuthekel aan Amsterdam!”.
“Oh nou dan gauw weg hier”, lacht een gezette man met een intellectueel brilletje en wijkend haar dat ik maar niet kan definiëren.
“Wees maar niet bang.”
In de auto terug glunder ik van oor tot oor. Alex vond mijn Amsterdamfobie eerst bespottelijk. Kinderachtig. Maar hij lijkt steeds meer te begrijpen wat ik bedoel met die schijnheilige schijngezelligheid in dat vreselijke “hoor mij eens leuk zijn” accent. Toen-ie net “hij is een Rotterdammer” zei, leek hij zelfs een beetje trots op mij. Op ons. Op Katendrecht, en het Walhalla Theater in het bijzonder. Want dat is zijn habitat.
Een paar maanden terug nog, op Katendrecht, beleefde ik mijn mooiste zondag ooit. Het werd zo’n dag die geen einde verdiende. Tijdens de Ronde van Katendrecht speelde Alex met de band Ocobar. Voor en na zijn optredens liet ik hem Rotterdam zien. Ik vertelde hem over de stad. Over haar weerbarstigheid. Ik liet hem overlopen. Zo maar. Van Amsterdam naar Rotterdam.
En hij heeft al eens toegegeven dat-ie voor Feyenoord is. Alex Roeka, Feyenoorder. En dat klopt. Zoals alles klopt zolang je maar bereid bent te zoeken naar dwarsverbanden in het leven: de pijn die je als Feyenoorder voelt na de zoveelste bittere nederlaag wordt in het Nederlands alleen zo fraai bezongen door Alex Roeka.
Bovendien noemde hij me vanavond ‘zijn vriend’. Voor het eerst.
Lees deel 2 van de tweeluik Me, Myself & Alex hierrrrr.. Deel 2 De Aap Met Zeven Lullen
Marco ik kijk al uit naar deel 2. Ik beleefde de avond van Eindhoven weer helemaal opnieuw wat was het super mooi en warm, buiten was het bloedheet maar binnen was het warm van liefde en respect.En mijn zus kan wel mooi zingen!
Dank voor je reactie! Alles klopt behalve je laatste zin…
Ik lijk mijn biograaf gevonden te hebben. Een hele eer. Alleen 1 foutje. In Zoetermeer destijds waren er geen zes bezoekers, maar vijf.Kijk uit naar deel 2.
heeyyy sgoon volluk ,prachtig om jullie zo te zien groeien
geniet ervan
veel geluk gezondheid plezier en nog meer slagroom (-:
werk ze en ,,,, zonder gitaar is het leven naar ,,,,,,,