Het was een zomaar een zaterdag in juli
op de westfriesedijk
langs het noordhollandsch kanaal
waar weidevogels
vrij
op de speling
van de krachtige (maar warme)
zuidwestenwind
over de weidse kikkergroene akkers scheerden
& een wilde eend
schichtig dekking zocht
in de wuivend wijkende rietkragen
toen wij,
(hij & ik)
gezeten in de robuuste ultraluxe volgauto,
luisterend naar Radio Tour de France,
(nosradiotourflitstourflitstourflits…)
starend naar de billen
van een groepje
naar rechts hellende
wielrenners,
plotseling
vaart moesten minderen,
toen, in tegenovergestelde richting,
een half in de berm leunende
witte auto
van bescheiden omvang
met spaans kenteken
waarin de hevig zwetende chauffeur
geplakt tegen zijn voorruit
(& stuur & bril)
& bevangen
door een panische angst
stapvoets
op ons af kwam rijden,
gereed
om ieder moment
de afgrond
van het noordhollandsch kanaal
in te duiken
terwijl hij voor een allerlaatste maal
nerveus
het Padre Nuestro
prevelde