De chirurg. De serveerster. De dierenarts. De huisschilder. De hoogleraar bouwkunde.

Allemaal klaar……..?

“…ONE-TWO….ONE-TWO-THREE-FOUR!”

Paaah..pah-pah-pah-pah…pah…

De synthesizer. Born in the USA.

Een ongelofelijke bak teringherrie drukt me terug in mijn stoel. Met driehonderd man staren we naar de ontzagwekkende klussenbak van Springsteen. Bigger than life. Op een bioscoopscherm. In Amersfoort.

Het is donderdag 9 januari 2014 en ik had feitelijk geen zin om te gaan. De loomheid van de december maand zit nog diep in de botten. Het jaar was begonnen zoals het vorige was afgesloten. Windje tegen in de ijdele hoop op verlichting.

Door de fanclub Be True is in samenwerking met Sony Music een PreRelease Party georganiseerd ter lancering van de nieuwe CD High Hopes. Als bonusmateriaal wordt een DVD verkocht met de live opnames van Born in the USA dat Bruce in Londen ten beste gaf. Zomer 2013.

Het album Born in the USA zat in mijn puberale kloten, Born to Run in de benen, The River in het hart, Darkness on the Edge of Town in het hoofd.

Het beukende openingsnummer Born in the USA schalt door de bioscoop. Loeihard. Het lied, dat zijn wereldwijde doorbraak betekende, wordt nog regelmatig ten onrechte als patriottisch uitgelegd. Het maakt Bruce tot Spookrijder pur sang: als je dan doorbreekt, dan met een onbegrepen lied.

Bruce schreeuwt het uit tegen drummer Mighty Max. Omdat de herrie in zijn kop nooit ophoudt.

Broes tijdens BITU

“Jezus…”, stamelt Anita naast me. Anita, mijn trouwe soldaat, luitenant en generaal tegelijk. De beelden van het scherm doen haar vermoeide gezicht van kleur verschieten.

Cover me. Bruce speelt het album integraal voor een wezenloze menigte in Londen. Deze versie klinkt een stuk gemener dan op het album. Ik ga er nog beter voor zitten. De spanning van een echt concert is voelbaar.

We hebben de nieuwe CD High Hopes van Bruce gelukkig al in handen. Zojuist trotseerden we, samen met nog zeshonderd geloofsgetrouwen, de lange lange rij. Ik probeer altijd een rode draad te vinden in Springsteenfans. Een grote gemene deler. Maar het lukt me nooit.

De tandarts. De receptioniste. De boekhouder. De bakkerszoon. De lasser.

Darlington County met een stukje intro van Honky Tonk Woman. Na de verbetenheid van Born in the USA en Cover Me is er nu plaats voor plezier. Tijd voor Springsteenhaters om af, voor diehards om in te haken. Sha la la, sha la la. Bruce dwingt ons samen te zingen. Ter verbroedering. Ontdaan van alle franje. Gewoon sha la la, omdat al het andere al eens gezongen is.

En ze zingen. Sha la la, sha la la la, sha la la la la. In de bioscoop. Daar. Links van ons. De ingenieur. De systeembeheerder. De electromonteur. De directiesecretaresse. Met vochtige ogen. Want achter het plezier van Bruce houdt een valkuil zich schuil. Onverbiddelijk.

Working on the Highway. Verreweg het minste nummer van het album. Vreselijke tekst, Bruce onwaardig. Hij loopt met zijn zwarte akoestische richting publiek. Omdat Bruce er zo een had, moest ik er ook zo heen: een gitzwarte Takamine. Toen ik veertig werd. Het bioscooppubliek joelt mee. Ook Anita begint met haar billen van links naar rechts te bewegen. Handjes in de lucht. En we zijn er nog lang niet. Ik ken het album door en door. Ik word nerveus.

Downbound Train krijgt de minste bijval van het publiek. Het is de favoriete track van mijn broer die de tekst in zijn pubertijd erg letterlijk nam. Voor het publiek is Downbound Train de opmaat naar I’m On Fire, de monsterhit die mij nooit kon raken.

Ze dringen niet voor, Springsteenfans. Ze duwen niet. Ze vloeken niet. Ze hebben het goed voor met ons. De dakbedekker. De tegelzetter. De accountant. De commercieel directeur. Het is een homogene groep burgers met een serieuze inborst. De hoogtepunten kennen zij in de geboorte van hun kinderen, de dieptepunten in het sterven van hun ouders.

Ze zijn nooit opvallend in beeld, maar nu wel. Daar! Op de voorste rij in het Hyde Park in Londen. En hier. In de bioscoopzaal. In fucking Amersfoort. Ze staren hun held aan die zich nu in de voorste rij heeft geworpen. Ik kijk niet naar Bruce maar naar de gezichten van het publiek. Ik herken hoop, plezier, verdriet, mezelf.

Er komt meer. Veel meer. Bruce trekt me mijn jeugd in en eist het uiterste. Ook hier. Nu. Vermoeidheid wordt niet geaccepteerd. Now I’m ready to grow young again.

No Surrender. Terug naar de schoolbanken van het Sint Montfort College. No Surrender was een ankerpunt in mijn leven. Ik was vijftien en voelde het: voorwaarde voor een zinvol leven is loyaliteit. Elkaar vasthouden en nooit nooit nooit opgeven.

Ik voel mijn keel droger worden. Toen is nu en nu is ooit. De muziek is loeihard. Bruce schreeuwt. Als een woeste wolf. Het lied is apoëtisch. Ontdaan van alle metaforen omdat het echte leven ook geen ruimte laat voor schoonheid. Ik denk aan mijn vrienden wier gezichten mij –vooral in dronkenschap- in hoge mate ontroeren. Stuk voor stuk. Geen van ons verdraagt opsmuk.

We made a promise, we swore we always remembered, no retreat baby no surrender.

IMG_2570165

 

Bobby Jean. Onze jeugd is Bobby Jean. Al dertig jaar lang. Een paar maanden geleden nog. Goffertpark Nijmegen. Met familie en vrienden. Omdat Bruce alleen Bruce is als-ie gedeeld wordt. Gedeeld plezier, halve smart. Tijdens Bobby Jean sprak Edith de legendarische woorden “Godverdomme, daar ga ik weer…” . Tranen over haar bleke wang. We omhelsden elkaar in een grote kring. We weenden, lachten en zongen om het hardst. Zoals-ie ook op de Nieuwjaarsborrel weer voorbij kwam, Bruce. En dan dat gevoel dat je elkaar moet aanraken.

IMG_2663 - Copy

 Bruce laat ons wuiven. Met zijn gitaar geeft hij het ritme aan. De bioscoop wuift mee. Samen met Londen. En Nijmegen. Stapelgek zijn we. De advocaat. De makelaar in onroerend goed. De opticien. De tuinman. De schoonheidsspecialiste.

Ik durf niet. Ik staar sprakeloos naar het  beeldscherm. Kopje onder in deze ode aan ooit.

Natuurlijk moet het verder. Dieper. Rauwer. I’m Going Down. Een rouwtekst omgetoverd tot feestnummer, afgesloten met een saxsolo ingefluisterd door Clarence die zijn neef Jake deze solo toevertrouwde. Vanuit de zevende hemel.

We zijn onderaan beland. Het moet weer omhoog. Samen met de chef werkplaats. De docent wiskunde. De student bedrijfseconomie. De medewerkster thuiszorg. De stewardess. Weinig artistiek, weinig excentriek, maar juist daarom zo echt.

Glory Days. Bepaald geen meesterwerk van The Boss totdat Michel, de Leo Blokhuis van Rotterdam, twintig jaar geleden stampend over de bar van onze stamkroeg Cheers denderde. Het was noch Frank Zappa noch Nick Cave die hem deed springen op de bar. Het was Bruce, of Broes in goed Rotterdams. Zich vasthoudend aan de barverlichting spuugde Michel het uit. “NU ….NU begrijp ik het pas!…dit komt nooit meer terug…nooit meer….GLORY DAYS!”.

Het is nog niet genoeg. Zijn grootste hit Dancing in the Dark volgt. Bruce kent geen genade en gunt niemand adempauze. We zijn ganzen in de Périgord, laten ons vrijwillig volproppen om er als potjes Foie Gras uit te komen.

In het midden van de bioscoop is men gaan staan. Schaamteloos ontroerend. De restaurantkok. De verpleeghulp. De wijkagente. De logopediste. Aan het eind van het nummer haalt Bruce zijn zevenentachtig jarige moeder op het podium voor een dansje ten overstaan van tachtigduizend man.

Broes met mams2

De meervoudig miljonair, opgegroeid in een straatarm gezin, danst hier met zijn schepper. Een vergelijking met Jezus en Maria dringt zich op, al is dat misschien te veel eer. Voor een van de twee. Zij, geboren Adele Ann Zerilli, stond aan de wieg van onze droge tranen van dankbaarheid.

De tranen van de uitgever. Van de grafisch vormgever. De kraanmachinist. De verloskundige. De assurantie-adviseur.

Want hij deed het weer, Bruce. Totaal uitgeput en leeg stuurt hij je naar huis. Met de tonen van My Hometown in je kop. Hij liet Hyde Park, en de bioscoop, minutenlang meezingen. Het klonk melodieus en waardig. My Hometown als ultieme hymne aan je geboortestad.

Ik kon geen woord uitbrengen. Ik staarde minutenlang naar het fenomeen uit New Jersey en wilde zo snel mogelijk terug naar Rotterdam. Opgetogen verdrietig.

De A12. Vlak voor Gouda is Anita in slaap gevallen. De lege snelweg is aan ons. Het laatste nummer van High Hopes staat op. Dream Baby Dream. Die mantra. Come on baby dry your eyes. Volgende week zijn we twintig jaar getrouwd. Anita droomt. Van eindelijk weer eens de wind in de zeilen.

Die woeste idiote zee met haar onvoorspelbare golven. En wij. De kleurloze opvarenden. Verschopt, verzopen, kopje onder en weer boven, krampachtig vastklampend aan datgeen dat altijd is… en nooit verzaakt.

Hier, toen, daar, nu, ooit en weer.

Onze Reddingsbroes.

 

 

-