Lees hier deel 3 Glory Days (1985-1988)
Op de dag dat Ronald 18 wordt, we schrijven 23 februari 1988, bezoekt hij voor het eerst in zijn leven het Casino dat toen nog in het Hilton Hotel zat:
‘Ik heb altijd iets met gokken gehad, dat weet jij ook nog wel. Fruitautomaten, kaarten om geld, noem maar op. Affijn, vanaf mijn achttiende kom ik dus regelmatig in het casino met mijn vriend Reinier. We hadden een systeem bedacht… we hadden eerst wekenlang rondgekeken om bepaalde patronen te ontdekken. We maakten vaste afspraken wanneer en hoe en om hoeveel we zouden spelen. We waren beiden 18 jaar, maar hadden na een paar maanden serieus veel geld verdiend met dat gokken. We stopten ook altijd na twee gewonnen spelen. We kónden bij wijze van spreken geen verlies lijden omdat we onze winst nooit verspeelden. Vijf dagen per week waren we er te vinden. Mijn ouders waren er niet erg blij mee nee. Mijn pa zei “een dag ga je het weer allemaal verliezen”. Op een gegeven moment wilde Raymond ook wel eens mee. Hij had wat spaargeld, een serieus bedrag, dat hij wilde inzetten. Zo gezegd, zo gedaan. Raymond mee. In het slechtste geval, als dit zou mislukken, zouden we 10.000 gulden verliezen. En toen gebeurde wat er nog nooit was gebeurd. We dreigden te verliezen. Het verlies liep op en op. Rein en Raymond zijn naar de WC gegaan. Zogenaamd om te pissen maar die konden de spanning niet aan. Ik vond het prachtig. Achttien jaar, iedereen aan de speeltafel keek me aan hoe ik aan al die duizendjes kwam waarmee ik met een pokerface zat te spelen hahaha. Er werd gegooid en toen… waren we alles kwijt. Tienduizend piek weg. Ik vertrok geen spier maar inwendig vloekte ik de hele bijbel bij elkaar. Op het toilet keken Rein en Raymond me aan: en? “Nope. Alles weg. Wie wil er wat drinken…”, zei ik hahaha. Raymond zou nooit meer in een casino komen…’
Een paar maanden later, juni 1988, bezoekt Raymond met Ronald de eerste twee wedstrijden van het Europees Kampioenschap in Duitsland van het Nederlands Elftal, tegen Rusland en Engeland.
En onze Ed brengt de beroemde finale in herinnering:
‘We zaten bij Mies thuis. Op de Spangense Kade. Toen Van Basten die 2-0, die volley, maakte werden we gek. Allemaal over elkaar heen. Asbakken vielen om. We gingen met de auto naar de stad. Zwaar loaded natuurlijk, maar Raymond reed altijd. Ook als hij een pakkie sigaretten moest halen aan het eind van de straat. “Ga op het dak zitten!”, schreeuwde hij naar me. Deed ik natuurlijk meteen. Wij over de Kruiskade. Overal oranje- en rood-wit-blauwe vlaggen. Rastafari’s stonden midden op straat te dansen. We werden helemaal gek. “DAT HET OOK WEER VRRRÉSELIJK GEZELLIG IS. WIJ DACHTEN HET ZEKER NIET!”…’
In de vakantie van 1988 vieren ze vakantie in Blanes. Where else. Dennis hierover:
‘We voetbalden in de tuin van het appartement. Met Peet, Bart, Ronald, mijn broer Marcel, Raymond. Een paar keer belandde de bal in de tuin van de buurman. Komt die Spanjaard ineens naar buiten lopen… met een knuppel hahaha…. he-le-maal over de rooie…. Zijn vrouw erbij om de boel te sussen, maar die vent wou óf slaan óf de Guardia Civil erbij halen. Michel zat al meteen binnen. Wij bleven staan. En Raymond? Die liep op het hek af en riep alleen maar “Qué?! Qué?!” Het was een beetje zijn manier om te zeggen Wat mot je nou jôh? We lagen in een deuk. Hoe vaker Raymond Qué zei, hoe kwaaier die vent werd hahaha…’
Dezelfde zomer van 1988 bezoeken de Drie Musketiers Peet, Michel en Raymond het afsluitende concert van Bruce Springsteens Europese tour in Camp Nou in Barcelona. Rob van De Klomp had kaartjes geregeld. Bruce speelt maar liefst 33 nummers en tikt de vier uur. De drie vrienden gaan helemaal los. Zuipen, zingen, dansen, feesten. Het zal de laatste keer zijn dat ze met zijn drieën Bruce live zullen zien.
Op zaterdag 10 juni 1989 zie ik Bob Dylan voor de tweede keer in mijn leven, maar dit keer is mijn grote broer en voorbeeld Ed en de rest van de vriendengroep erbij. De eerste keer in 1987 zag ik Bob met mijn toenmalige vriendin maar zonder mijn broer Ed die door een ongeval in het leger in een militair hospitaal in Utrecht lag.
Bij Like a Rolling Stone schreeuw ik How Does It Feel zó hard mee dat ik moet worden beetgehouden. Mijn wanhopige brul is zwanger van onbegrip. Niemand snapt iets van de wereld, maar Bob wel, al was het maar door je de How Does It Feel vraag te stellen waardoor het refrein een spiegel werd waarin het antwoord moest liggen. Zo… en hoe voel je je nou klootzak? ‘WAS DIT VRRRRRREEESELIJK GOED INEENS, WIJ DACHTEN HET ZEKER VRESELIJK NIET!’, roepen Raymond en Ed in koor.
Twee weken na Dylan, we schrijven zondag 25 juni 1989, bezochten we Parkpop in Den Haag waar onder meer Golden Earring, Flaco Jimenez en Little Steven zouden spelen. De bus die ons van Den Haag Centraal naar het Zuiderpark bracht zat bomvol. Wij stonden vlakbij de buschauffeur en grepen zijn microfoon. Ed deed Koningin Wilhelmina na, ik vervolgens Rinus Michels en Jan Pelleboer en daarna deed Raymond Hans Kiviet na. De namen Boet van Dulmen, Wil Hartog, Egbert Streuer en Bernard Schnieders zullen onlosmakelijk verbonden blijven met de stem van Raymond.
Peet: ‘Heel die bus janken van de lach. We leken wel cabaretiers. We rolden die bus uit van het lachen. Omdat ik bang was dat we niet compleet waren, ging ik koppen tellen. Toen zijn we met die achterlijke nummers begonnen. Ik was voorzitter, dus uiteraard nummer 1 hahaha. Ed was 11. Raymond 12. En jij was 17. Onze eigen zé-ven-tien hahaha.’
We waren in Den Haag inderdaad met zeventien man en als laatste telden we dan à la Cor van der Laak, het typetje van Kees van Kooten (kritisch AVRO-lid) “en dat is zé-vèn-tíen”. Tot op de dag van vandaag is het getal 17 aan mij geklonken, uiteraard uitgesproken op zijn Cor van der Laaks. Zelfs toen de MH17 verongelukte en ik appjes ontving (“Het zijn óók nog eens jouw initialen 17…. kon je met je jatten weer ’s niet van de kutknoppies blijven?”). Geen hardere humor dan de Rotterdamse.
‘De humor was vreselijk grof. Mensen buiten Rotterdam zíen het volgens mij niet eens als humor. Het was botter dan bot. Veel geïnspireerd op Freek, toch een Amsterdammer. En natuurlijk Koot & Bie. Minder grof, maar zo vreselijk goed of niettan zé-vèn-tien… hahaha…’
We zongen Springsteens Thunder Road als we op zaterdagavond door de binnenstad trokken. Het was ons volkslied, ons lijflied. Als we You ain’t a beauty but hey you’re alright zongen liep er altijd wel een halfgare koekenbakker naast je die recht deed aan juist díe regel, terwijl je een andere koekwous moest vasthouden omdat ie stond te kotsen in de plantenbakken op de Lijnbaan. Halverwege het concert van Herman Brood in Nighttown begeleid ik Ed naar buiten om nooit meer binnen te komen. Was het een verkeerd nootje of dat ene biertje dat nét niet lekker viel? Hij geeft zelf nog altijd de schuld aan A-Kong, de Surinaamse snackbar naast Melief waar we die avond uitgebreid hadden gedineerd. Hoe dan ook, tijdens Never Be Clever liet onze Ed een bierpoepje wiens geur zelfs de Wild Romance op het podium moet hebben bereikt.
We gingen naar Torhout Werchter. Heel de nacht hadden we doorgehaald. Op zaterdagochtend had de lokale bevolking hun achtertuinen open gesteld voor de festivalgangers. Wij zaten bij te komen van een nacht drank, lachen en muziek draaien. Een Belgische schone in een bloemetjesjurk met tieten als bloemkolen, een wrat op haar wang en een haardracht alsof een wilde kat er had huisgehouden, schonk thee en koffie in. Toen Ed zich omdraaide en plotseling werd geconfronteerd met Vlaanderens Mooiste, schreeuwde hij het uit (‘AAAAAAAAAAAAHHHHHHHHHHH!’), liet zij de koffie vallen en lagen wij op de grond van het lachen.
Op het festival zelf hadden we een enorm stuk plastic gekocht. Per persoon maakten we drie gaten: een voor je kop, een voor je peuk, een voor je biertje. We droegen rode petjes van tabakssponsor Belga. Mensen kwamen langs om foto’s van ons te maken. Dikke Peet, nummer Eén, de Voorzitter, kocht bierbonnen. ‘Doe d’r maar 500 en neem zelf ook niks.’ ‘Wablief?’, vroeg de kassière tot drie keer toe. Peet liet zich als een mummie inpakken door de enorme bonnenlint. Hij moet in honderden fotoalbums terechtgekomen zijn.
Op Torhout lag, na een optreden van Joe Jackson, een Belgisch stelletje te kroelen. Hij had een roodwitte lederen sporttas bij zich van Rijwielwinkel Pijpers uit Gent. Vlak voor Lou Reed opkwam ging mijnheer Pijpers een stukje wandelen. Raymond zag zijn kans meteen schoon en binnen de kortste keren lag híj te kroelen met mevrouw Pijpers. Toen mijnheer Pijpers terugkwam zag hij alleen nog zijn zielig ogende roodwitte lederen sporttas op een rieten matje. ‘Heeft u misschien gezien waar mijn vriendin is?’, vroeg mijnheer Pijpers allerbeleefds in sappig Vlaams. ‘Die pijpt nu een hele andere mijnheer Pijpers. Uit Rotterdam. En nou je muil houwe want Loe Riet begint zo.’
‘Waren we eigenlijk aso?’, vraag ik zowel Ed, Bart, Ronald, Peet als Mies tussen alle anekdotes door. ‘Nee. Zeker niet. Gewoon grappig. Extreem grappig. En zo niet dan toch.’
Aso of grappig, die wegwerpkippen die Maarten blind over zijn rug het publiek ingooide? ‘Zo daar ben ik ook van af, van die pleuriszooi.’ Ergens in de verte belandde zijn witte bakje vol afgekloven kippenbouten en onverteerde vetvellen in het haar van een jonge vrouw die probeerde van The Cure te genieten.
Aso of grappig, onze polonaise tijdens íedere ballad die Elton John trachtte in te zetten, dwars door romantische stelletjes heen?
And it seems to me you lived your life like a candle in the wind. “BIJ HOEVELAKEN LINKSAF!”
Oh Nikita is it cold? “ER STAAAAAAT EEN…. PÁÁRD IN DE GANG!”
It’s a little bit funny this feeling inside. “”GA JE MEE NAAR HET STADION, NAAR DE CLUB VAN ROOD EN WIT!”
Wij kwamen voor Clapton in de Kuip en voor Clapton alleen.
Aso of grappig, een scheet laten bij de Chinees?
Aso of grappig, veroorzaker te zijn van de ontruiming van de bioscoop halverwege de filmvoorstelling van The Doors omdat we bleven doorroken en omdat het niet toegestaan was om op de rode fluwelen stoelen te staan tijdens Roadhouse Blues?
Aso of grappig, met zestien man doodleuk een Belgisch restaurant binnengaan alleen maar om te schijten om daarna weer van het zonnetje op het strand van Oostende te genieten?
Aso of grappig, het rustieke Hotel Kasteel Geulzicht in het Zuid-Limburgse Berg en Terblijt volledig op zijn kop zetten terwijl bejaarde gasten met zwarte albinopetjes de rust van het voorbij kabbelende riviertje De Geul trachtten te vangen op hun schildersdoek terwijl wij diezelfde Geul indoken om onze bal achterna te gaan?
Aso of grappig, om twee minuten vóór aanvang van de voetbalwedstrijd met 30 man een stampvolle Valkenburgse kroeg te enteren om op pole-position vlak voor het tv-scherm plaats te nemen?
Ed herinnert zich: ‘We hadden het hele weekend doorgehaald en dan bracht Raymond me naar huis op de Sluiskreek, hij woonde natuurlijk zelf op de Spuikreek. We waren praktisch buren. Helemaal verrot waren we. Ik zat alleen maar te dollen. Op een gegeven moment moesten we de Brienenoord over, terug naar Zuid. En dan smeekte Raymond dat ik mijn muil moest houden omdat ie niet meer kon van het lachen. Eenmaal op Zuid mocht ik weer verder. Janken van de lach. Dat was dan op zondagavond en je kon eigenlijk niet wachten totdat het weer vrijdag werd.’
‘Dat je ook een VRRRESELIJKE dorst hebt ineens.’
‘Dat je ook VRRRESELIJKE last hebt van droge lucht hier ineens.’
‘Dat een mens ook VERSCHRRRRRRRIKKELIJKE dorst kan hebben ineens.’
We speelden met onze band The Night Moves op Koninginnedag bij de Vagebond. Bij Sympathy for the Devil van de Stones lieten we het publiek dat bestond uit onze vrienden, familie en uit dronken en knetterstonede dropouts meezingen: pleased to meet you, hope you guess my name WOO WOO WOO WOO!
De WOO WOO’s echoden over de Nieuwe Binnenweg. Flirten met de duivel, dat deden we. Als frontzanger stampte ik met de hak van mijn rechtercowboylaars op de houten vlonder en drummer Willem beukte zo hard de WOO WOO’s mee dat we ieder moment door het podium konden zakken. Ed rochelde een smerig geluid uit zijn Fender waarvan zelfs de heren Richards en Wood rode oortjes zouden hebben gekregen. Keith en Ronnie? Koorknaapjes waren het, met Jimi en Stevie Ray erbij. Wij waren the real thing WOO WOO!
Toen ik But what’s puzzling you is the nature of my game zong, vlogen de stoelen door de lucht. Er ontstonden vechtpartijtjes. Dit was ónze Altamont (een gratis concert van de Stones liep op 6 december 1969 tijdens Sympathy for the Devil volledig uit de klauwen, met een dode en meerdere gewonden tot gevolg) in het klein. Gekke André bracht ons na dat optreden naar huis. In Sportdorp reed ie de auto met onze gitaren en versterkers haast de sloot in. Zo blauw als een aap. ’s Avonds bij Ed thuis keken we nog wat muziekvideo’s en vermorzelde Gekke André plotseling zijn horloge in de asbak: ‘Tijd? Tijd?! Wát is tijd?! Er ís geen tijd! Tijd bestaat niet…’
De Stones in De Kuip. Bart staat vanaf de tweede ring naar beneden te pissen. Ik ben al wekenlang in de greep van Brian Jones, de overleden gitarist van de Stones. Ze komen op. Ed wordt gek als Keith het podium betreedt. Charles is achter ons in slaap gevallen, volledig out, en zal pas bij de toegift weer bijkomen. Mick Jagger prikt met een hooivork in de tieten van een hoerige opblaaspop tijdens Honky Tonk Woman. Iemand achter ons gooit een zak confetti en snippers over het vak heen. Ik schud alles van me af. Die nacht kom ik dronken thuis. Eén papiersnippertje heeft het wilde concert en dito nacht overleefd: het is een snipper met de afbeelding van Brian Jones die, op mijn schouder, de hele reis heeft gemaakt en niet van wijken wilde weten. Ik zie dit als een teken Gods (WOO WOO!) en heb hem jarenlang als talisman in mijn portemonnee bewaard totdat ie, net als Brian zelf, vergaan was.
WOO WOO!
We bezochten menig platenbeurs in den lande en besteedden onze laatste guldens aan elpees. Na een uurtje kwamen we bijeen met stapels elpees op schoot. We probeerden elkaar af te troeven met die éne plaat van Santana, Lou Reed of Little Feat. Dikke Peet werd in eerste instantie uitgelachen toen hij opbiechtte een elpee van The Cats te hebben gekocht, totdat hij een paar liedjes zong. Be My Day. Leah. One Way Wind. Rock & Roll. ‘DAT DAT OOK VRRRÉSELIJK GOED IS INEENS!’, lachte Raymond die onmiddellijk naar het kraampje sprintte om ook een elpee van The Cats te bemachtigen.
“And I will always
be one step behind you”
Die zin uit Rock & Roll van The Cats (geschreven door singer-songwriter Kevin Johnson) bleef ons sindsdien achtervolgen, ook al hadden we tóen niets in de gaten.
Want Rock & Roll blijft ons inderdaad altijd één stap voor.
Rock & Roll is onverbiddelijk en genadeloos. Rock & Roll is de loop en trekker van de revolver ineen. Rock & Roll geeft geen waarschuwing vooraf. Rock & Roll lacht je uit, met dat geposeer met je zonnebril, je sigaret, je lange haar, je cowboylaarzen, je gebier, je gewhisky, je grote muil, je wiebenjedanjôh, je gevinger in natte onderbroekjes tijdens de pauze van je optredens in slecht betalende rockcafés.
Of was het drama dat in de zomer van 1989 zou plaatsvinden misschien de straf van God, omdat we te dichtbij het vagevuur hadden gestaan? WOO WOO!
Lees hier deel 5 Sympathy for the Devil (1988-1989)
Deze verhalen zijn als een film bij me binnengekomen en nogmaals dank ik God, dat er geen ongelukken zijn gebeurd. Knap dat het zo beschreven is, dat is een groot karwei geweest en een eerbetoon aan een vriend die nu 30 jaar geleden is overleden.