“Als we hem spelen, gooi ik mijn drumstokjes weg.”
***
Op het moment dat Tom Waits mij op de man af vraagt wie ik denk dat ik dit keer ben (Who Are You, muzikale spiegel voor de ziel, goedkoper, toegankelijker en efficiënter dan welke psychotherapeut dan ook) hoor ik zijn eerste rake klappen door de oortjes van mijn iPod.
Tussen deze klappen en de laatste die ik van hem hoorde zit zo’n tweeëntwintig jaar.
Tom Waits moet steeds meer terrein prijsgeven, totdat de band Thornrose hem echt onverstaanbaar maakt. Aan de rand van het Kralingse Bos. Op Marathon zondag. Tegen mijn gewoonte in heb ik geen oog voor de drie zangeressen, noch voor de gitarist.
Want daar zit-ie.
Achter zijn drum.
Met zonnebril en baseballpet.
Onze oud drummer Willem.
***
Wim was zestien toen hij bij ons kwam drummen. Een jongen uit Kralingen waar we via via via via aan waren gekomen. Via via via via heette toen, en in leven en welzijn hoogstwaarschijnlijk nu nog, gewoon Ron. De Ron die met veel zelfvertrouwen een jaloersmakende baard droeg (we schrijven eind jaren tachtig, dus nog lang voordat het dragen van een baard hip was en ik al bezeten was van een baard, en dan niet dat vlasachtige schaamhaar dat ik op mijn konen had hangen, nee, zo’n woeste baard als Ron wilde ik), de Ron die medewerker was van jongerencentrum De WIV en dezelfde Ron die nog wel ergens een talentvolle drummer wist die misschien bij ons wilde spelen.
Om het te leren. Hoe dat was. In een bandje spelen.
Wij heetten de Night Moves en wij waren mijn broer Ed, sologitarist, onze neef Ronald, bassist, en ik. Slaggitarist. Aangevuld met Willem. Drummer.
Hij ziet mij niet. Nog niet. Honderden hardlopers doorkruisen het wederzien waar wij beiden zo naar uitkeken. Want via Facebook had ik hem weer gevonden. Hij had mij onmogelijk kunnen vinden. Want ik heet Spook (van voren) Rijder (van achteren) op Facebook. Kom daar maar eens achter als je drummer bent en op Facebook zoekt naar bandleden uit een antraciet verleden.
Kende ik de Bosdreef? Ja. Kende ik het BP station in het Bos? Ja.
Vier jaar geleden liep ik zelf de Rotterdam Marathon. Aan de zijde van Roger. Roger die klapte naar de bands en muziekgezelschappen langs het parcours. Ik niet. Ik genoot vooral van de genietende Roger.
Die eerste klappen komen van Never Be Clever. Van Herman Brood. Alsof tweeëntwintig jaar geleden eergisteren was. Wim zingt zelfs. Levon Helm is alive. Bij The Night Moves mocht hij amper naar een microfoon kijken. Laat staan zingen. In die tijd was Wim gewoon druk omdat ADHD nog niet was uitgevonden.
Toen Roger en ik vier jaar geleden in onze marathon dit punt hier in het bos passeerden, speelde de band Hush van Deep Purple. Natuurlijk niet van Deep Purple, het origineel is van Joe South, maar de band verkoos de uitvoering van Deep Purple. De zanger nam zijn act veel te serieus, weet ik nog. Was na een bezoek aan oma’s verkleedzolder ervan overtuigd dat de Rod Stewart look het best over zou komen.
Maar Roger zou Roger niet zijn als hij niet zou zeggen:
“Kula Shaker. Hush is van Kula Shaker.”
Ook als-ie ongelijk heeft, heeft-ie gelijk. Zo klinkt het althans. Zijn stellingen staan weinig ruimte voor twijfel toe. Zijn lange armen gingen de lucht in. Ver boven zijn hoofd bedankte hij de band. Hush is sindsdien onlosmakelijk verbonden met de marathon. Met Roger. Met de definitieve val na de finish, op de Coolsingel. Waar wij recht op elkaar hadden. En ik mezelf overgaf. Aan alles wat mij lief was.
“Nah, nah-nah-nah, nah-nah-nah, nah-nah-nah…”
De zangeres houdt de microfoon als een penis vast. Maar die associatie maak ik eigenlijk altijd als zangeressen loos gaan. Ivan Petrovitsj Pavlov moest eens weten. Eigenlijk vooral diens hond.
Op het moment dat ik mezelf verplicht deze onreine gedachte los te laten gebeurt het:
Precies nu speelt Thornrose Hush. Van Joe South van Deep Purple van Kula Shaker. Ik ben de verbijstering voorbij.
Toeval voelt als een warm bad ijswater.
“WELKOM WELKOM MIJNHEER HENDRIKS!”, echoot het plotseling aan de andere kant van de Boszoom.
“WIE IS MIJNHEER HENDRIKS?”, vraagt een van de zangeressen een tikkie uitdagend, maar even galmend als Wim.
“VAN MIJN ALLEREERSTE BAND. DIE MIJNHEER HENDRIKS. BIJ HEM BEGON HET ALLEMAAL HAHAHA!”
Met zijn drumstokje wijst hij naar mij. Tientallen mensen links en rechts staren mij aan. Voor een moment voel ik me een beroemdheid. Met de groeten van Andy Warhol. Door de zanginstallatie galmt de conversatie en is deze een dikke honderd meter verder nog goed te volgen. Ik geneer me. Ik weet niet waarvoor. In ieder geval niet voor mijn verleden.
Ondertussen wacht ik na ieder lied af of Wim z’n belofte gaat inlossen. Even geduldig en zelfverzekerd als een vader die op het hem beloofde doelpunt van zijn zoon wacht.
Door de honderden marathonlopers heen heb ik een onvaste blik op Wim. Dan zie ik zijn lachende kop, dan verdwijnt-ie weer achter een peloton hardlopers. Om hem niet te veel af te leiden verleg ik mijn aandacht op de lopers. Op zoek naar het leed. In de ogen. Op dit punt in de marathon is het plezier al lang weg.
Sommige lopers bedanken de band. Met een applausje. Boven het bezweten hoofd. Net als Roger deed. Roger die mij zo inspireerde met zijn norse nuchterheid die echte Rotterdammers zo typeert. Ik heb dat niet. Hoe graag ik ook zou willen. Ik heb wel de vastberadenheid maar niet de kalmte die de romantiek juist versterkt. Er zit te veel verkropte dramatiek in mij. En die moet eruit. Steeds weer.
Als Tom Waits mij de levensvraag stelt wie ik ben moet ik, vaker dan mij lief is, Wolter Kroes antwoorden.
Een van de drie zangeressen kondigt het laatste nummer van de set aan. Er wordt zo dadelijk gepauseerd. Ik kan niet wachten om Willem’s stem onversterkt te horen. Zonder geluidseffecten. Zonder delays of echo’s. Maar eerst moet Vertigo van U2 worden afgewerkt. De uitvoering klinkt beter dan van U2 zelf maar dat geldt per definitie voor nummers van U2. Johnny Cash ging Thornrose in deze al voor en goed voorbeeld doet volgen. Persoonlijk zou ik Bono alleen op financieel-fiscaal gebied volgen.
De band klinkt super strak. Geolied. Het geluid is perfect. De tandenloze bassist, gitarist en toetsenist lijken rechtstreeks van Perron Nul te komen.
Willem is in mijn element.
Ik ben trots op hem. Alsof ik persoonlijk verantwoordelijk ben voor Wim’s huidige succes. Precies datzelfde gevoel overkwam me toen Roger enkele maanden geleden zijn diploma uitgereikt kreeg voor de opleiding Asset Integrity Management. In Aberdeen.
Op een verjaardag liet hij me de foto’s van de uitreiking zien zoals ik de foto’s van de verbouwing aan onze keuken laat zien. Hij leek zich zelfs te willen verontschuldigen voor het voltooien van deze prestigieuze opleiding. Ik was zo danig onder de indruk van de plechtige Schotse grandeur en was zo plaatsvervangend trots op hem dat ik me, sinds die graduation, op een prettige manier een volslagen onwetende imbeciel voel in het bijzijn van Roger.
Bij sommige mensen denk je niet na als je omhelst of omhelsd wordt. Het gebeurt. Het overkomt je.
“Mar…hahaha……jeeeezus…”
Voor de tweede keer in vier dagen tijd word ik door het verleden bij de keel gegrepen en voel ik me als een kano die uiteindelijk overgeleverd is aan de wil van de kolkende rivier.
Ze voelen goed. De armen van Willem. In het decor van zwoegende hardlopers. Hij zet zijn pet af. En zijn zonnebril. Hij wordt steeds meer de Willem van vroeger. Steeds echter vooral.
“Hoe vind je het?”
Ik wil antwoorden dat ik voel dat de toekomst eigenlijk het lelijke broertje van de voltooid verleden tijd is, maar ik besluit net op de tijd voor een minder cryptisch antwoord.
“Akelig professioneel.”
Vragen en antwoorden naar de bekende weg, omdat we in deze fase met voorkennis converseren. Op internet had ik al gespiekt bij www.thornrose.nl. Ik hoorde het meteen: een prima band maar met een weinig originele setlist. Ik gunde Wim deze band, echter niet het repertoire.
“Wij spelen nog steeds ouwe meuk, Wim. Wij hebben ons totaal niet geëvalueerd.”
Zonder schaamte of wroeging denk ik aan Like a Diamond. Van Lee Clayton, toen nog onbekender dan de Night Moves. We speelden het altijd. Niemand kende het. We waren dan ook vooral fan van onszelf.
Maar het is helder: Wim heeft wel een ontwikkeling doorgemaakt. Net als Roger. Hij probeerde me een paar keer uit te leggen wat Asset Integrity Management precies inhield. Zonder succes. Geen gebrek aan interesse. Integendeel. Maar hij leeft in een wereld waarvan ik nog geen tiende begrijp. Asset Integrity Management is voor mij, letterlijk, het integer beheren van je bezit. Het enige dat ik bezit zijn mijn herinneringen maar daarvan kan ik geen liter diesel tanken.
Tijdens Rogers uitleg dwaalden mijn gedachten af. Als ik Roger spreek, moet ik terug naar de marathon. Naar het snot. Naar de regen. Naar de wind op de Maasboulevard. Die zondag in februari. Ik liet een wind en excuseerde me daar in zijn ogen ten onrechte voor. Hij was zelfs geïrriteerd. Verontschuldig je bij je loopmaat nooit voor valse lucht, zo beweerde Roger.
Ik ontmoet zijn vrouw en ergens moet hun negenjarige zoontje rondlopen. En daar straat Davy, de broer van Wim. Hij was toen vier. Tijdens pauzes mocht Davy achter de drum zitten. Zijn flesje cola zette hij op een bijzettafeltje, naast de asbak van zijn grote broer. En dan mocht Davy heel eventjes drummen. Davy is nu een klerenkast geworden, gekleed in zwart lederen jas waarvoor ze zeker twee beren hebben moeten schieten.
Disco Inferno las ik op hun website. I Want You To Want Me. Jump. En Ik Leef Niet Meer Voor Jou. Van Borsato?!
Ik schrok me Wims hoedje. Hoe was het mogelijk? Hoe kon hij, na die gedegen opvoeding van de Night Moves uiteindelijk belanden bij Borsato, het afvalputje van de muziek. Lager kan echt niet. ECHT NIET.
Ik werd kwaad.
“Wim, hoe zit dat godverdomme met Borsato op de setlist? Ben je gek geworden?”, zo daagde ik hem uit op Facebook. Quasi speels, maar daarmee een radiostilte van nog eens tweeëntwintig jaar riskerend.
Zoals ik me verontschuldigde voor een wind tijdens het hardlopen, zoals Roger zich verontschuldigde voor de studie Asset Integrity Management, zo verontschuldigde Willem zich voor Borsato.
“Mar, als je komt kijken en Ik Leef Niet Meer Voor Jou komt voorbij dan beloof ik dat ik mijn stokjes de lucht ingooi. Uit eerbied voor jou. En voor de Night Moves.”
Maar zo ver komt het niet. Dwars door de drommen lopers heen baan ik mij een weg naar mijn fiets. Nader beschouwd is mijn fantasie mijn integere versie van Asset Integrity Management. Want in gedachten speelt Thornrose nu Ik Leef Niet Meer Voor Jou en gooit Wim nu zijn drumstokjes in de lucht. Ik hoef iets maar te verzinnen en echt, het gebeurt. In mijn hoofd.
En met deze glorieuze gedachte kom ik thuis, omdat ik weiger te wachten op Borsato.
Dank aan Wim en Roger. Twee vrienden die tot vandaag van elkaars bestaan niet afwisten.
***
Zien is geloven
Sprak de blinde tot de dove:
https://youtu.be/LFGbRQHRZZE
Heerlijk om te lezen en ik ben zeer vereerd dat ik in dit verhaal en op deze blog een rol mag vertolken.
Ik kan heel uitgebreid gaan vertellen hoe geweldig ik het vind en wat voor een speciale plek Marco ( en de overige Night Movers) hebben bij mij, maar dat ga ik hopelijk snel persoonlijk een keer doen met de mannen.! Lang leve Facebook!
Keep on rocking in a free world buddy!
Geweldig om te lezen. Supergaaf geschreven met die tijds- en persoons”jumps” (daar is vast een taalkundige term voor, maar die heb ik niet paraat). Vereerd dat mijn echtgenoot zo’n mooie rol speelt. Ik ben te trots op zijn prestatie om daar bescheiden over te doen. Heerlijk, Mar! Thnx.
Volgens mij weet ik welk woord je bedoelt Jacq: de teletijdmachine van Professor Barabas.
Dank voor je toffe reactie.
Het is geen toeval dat wij vrienden zijn, dit is het gevolg van de vriendschap van onze mooie dochters.
Iedereen beïnvloedt, bewust of onbewust, zijn omgeving met de door hem of haar gemaakte keuzes.
Ik ben benieuwd wat het gevolg is van deze blog?
Een avondje wijn drinken toevallig?
Eens! Hij die in toeval gelooft, heeft boter op het hoofd.
Dank voor je reactie, dank voor de inspiratie maar eh… NOOIT meer zonder mij te bellen naar een Nick Cave concert gaan….
Moeten we het nog een keertje over hebben, bij voorkeur met een wijntje!
Hopelijk droogt je inspiratie nooit op, weer een prachtige blog, de personen herleven en met de foto’s erbij een déja vu gevoel