Ik kocht witte schoenen. Van Adidas. Spierwitte.
‘Leuk voor op vakantie’, zei mevrouw de Spookrijdert terwijl de verkoopster in het magazijn op zoek ging naar de linkerschoen. Ik keek beteuterd naar het gaatje in mijn rechtersok, zoals een kind kan kijken naar een smeltend ijsje.
‘Spuit ze maar lekker in mevrouw’, zei de verkoopster tegen mevrouw de Spookrijdert terwijl ze mij de schoenendoos overhandigde, ‘blijven ze lekker wit.’
‘Hippe patta’s hoor pap!’, zeiden mijn dochters, ‘en eh…. ook zo wit ook!’
Het was alsof ze daarmee een vloek uitspraken, want ik ben helemaal niet hip.
Ik liep vanochtend door het winkelcentrum. Ondanks het feit dat mijn hagelwitte schoenen licht gaven, probeerde ik volledig op te gaan in de omgeving.
Twee bejaarden stopten hun gesprek en keken van hun rollators naar beneden. Een jonge moeder zette haar zonnebril op toen ik langsliep. Twee pubers stootten elkaar ellenbogend aan.
‘KIJK PAPA, DIE MIJNHEER MET DIE PLATTE PET HEEFT HELE WITTE SCHOENEN!’, gilde een kind terwijl de spoorbomen van het metrostation omlaag kwamen.
‘PAS OP!, riep de vader die het kind met een ruk omhoog tilde.
Moraal van dit verhaal:
Draag in het kader van kinderveiligheid nooit spierwitte schoenen in de buurt van metrostations.