L’Auberge de la Forêt, Auris En Oisans, donderdag 4 juni 2015, 16:34u

De spreekwoordelijke klap in mijn smoel kwam van Twan Mulder. De klap was even noodzakelijk als verdiend.

 

Op 13 februari 1954 ziet Antoine (Twan) Marie Mulder het Zwolse levenslicht. Lang wonen in Zwolle doet het gezin, bestaande uit vader, moeder en vijf kinderen (vier jongens, één meisje), echter niet. Pa Mulder verdient zijn geld als adjunct-directeur personeelszaken bij Grontmij en om die reden verhuist het gezin naar De Bilt waar Twan zijn jeugdjaren zal verslijten. Met haar coördinaten 52° 6′ NB, 5° 11′ OL vormt De Bilt het topografische Hart van Nederland. Daar had De Bilt John de Mol niet voor nodig. Godzijdank.

“Maar ik ging in Utrecht naar de lagere school Maarreco.”

Maarreco. Zo heet ik inderdaad voor mijn Utrechtse vrienden. Mijn allereerste directeur Frans, eigenlijk dus Fraans, de geboren Utrechter met wie ik nog altijd in contact ben, noemt mij tot op de dag van vandaag ‘Maar’ (de Utrechtse variant van mijn verbasterde naam Mar zoals iedereen in 010 en omstreken mij pleegt te noemen).

‘Maar’. Mijn naam als voegwoord. Veelzeggend zoiets.

“Ik deed in Utrecht ook de opleiding Autotechniek. Die bestond toen nog maar net. Ik was altijd bezig met het slopen van brommers, fietsen, huishoudelijke apparaten. Ik had in mijn kamer zelfs een systeem bedacht hoe ik vanuit mijn bed de gordijnen mechanisch open en dicht kreeg hahaha.”

Het is duidelijk. Groter kan het verschil tussen Twan en Maarreco niet zijn. Mijn blunders op technisch vlak zijn legendarisch. Opdracht aan mijn dochters: verwerk deze anekdotes in jullie afscheidsspeech als jullie vader in zijn kist ligt. Succes verzekerd, de lachers op jullie hand. Geen tranen over grote stille leegtes. Die leegte is maar schijn. Zij wordt moeiteloos opgevuld door de restafvallen die de tand des tijds dagelijks afscheidt.

“De liefde voor techniek kwam eerder van moeders kant. Mijn broers hadden er niets mee. Die gingen studeren. Ik niet. Ik was geen schooltype. Ik wilde sleutelen.”

 

“Zeg waarom lach jij niet?”, vraagt Twan mij. We drinken samen bier dat Laurence van Auberge de la Forêt net heeft gebracht. ‘Tournée du patron’, zei ze erbij. Mijn vader drinkt een Kir. “Omdat ik heb gefaald, Twan.” De boosheid staat mij niet toe emotioneel te worden.

 

“Ik heb al mijn technische diploma’s gehaald, maar het échte schoolwerk? Nee. Ik probeerde de MAVO als avondstudie maar dat werd ook geen succes. Illegaal autorijden. Dat deed ik graag. Met een stel vrienden.”

Het kwam feitelijk door dat illegale autorijden dat Twan in april 1971 de dan vijftienjarige Margaret Klous uit De Rijp (“waar ligt dat Margaret?” / “ken je dat echt niet?” / “nee serieus niet” / “daar moet je eens heengaan, heel de omgeving is mooi, de Beemster en zo” / maar wat heb ik hemelsnaam te zoeken in Noord-Holland als ik Zuid-Holland al geen reet aan vind? Nederland houdt immers op bij Rotterdam, Brabant en Limburg) tegen het lijf loopt.

“Margaret woonde toen in Bilthoven. Dát ken je toch zeker wel?”

Ik verkleur.

“André was een vriend van mij. Hij had verkering met Ria. Ria was een vriendin van Margaret. Nou dan weet je het wel Maarreco.”

Twan grinnikt als Twan-de-puber van zeventien. Zijn ogen glinsteren.

“Ik had al best wat vriendinnetjes gehad hoor. Door die brommers en zo. Scheuren door de straten op zomeravonden. Stoer doen hahaha.”

Margaret was het oudste kind in huize Klous. Ze omschrijft zichzelf als een ‘soort van tutje’. Bij ‘tutje’ glimlacht Twan. Ik snap het. Als zeventienjarige wist ook ik wel raad met de ‘soort van tutjes’. Het stoer doen op brommers ging mij echter minder goed af. Ik weet nog goed dat de vrienden van mijn vier jaar oudere broer beneden bij de kelder stonden te lachen, terwijl ik mij uitsloofde op zijn blauwe Vespa door vol gas op de bosjes af te rijden en vlak voor de rand te stoppen. Dat de gashendel nog open stond merkte ik pas toen ik de handremmen los liet en ik mezelf meters hoog en ver ín de bosjes lanceerde.

Margaret gaat verder:

“Ik kom uit een gezin van vier kinderen. Twee jongens, twee meisjes. Mijn vader was loodgieter. Ik deed de MAVO en de HAVO en haalde hoge cijfers. Ik was stil. Zo’n teruggetrokken type. Een boekenworm. Ik las ontzéttend veel. Vooral Nederlandse literatuur.“

Twan maakte indruk op Margaret. Eerst met zijn Puch. Toen met een gele Flandria. “Maar dat zegt jou zeker niets Maarreco?”

flandria2

Quasi afwezig maak ik notities. Door dit gesprek wordt mijn gebrek aan basiskennis pijnlijk bloot gelegd. Met een gele Flandria door de polders van de Beemster scheuren. Het klinkt als een gedicht van een dichter waarvan ik meer zou willen weten.

“Doordeweeks konden we niet afspreken. Mocht niet van Margarets vader. Zo ging dat toen.”

Margaret glimlacht om de kuisheid die ook in de jaren zeventig nog huis hield, ondanks de heupen van Elvis in de jaren vijftig en de smeekbedes van Janis Joplin in de jaren zestig.

Twan werkte bij de FIAT-garage in Utrecht. Hij haalde zijn zogenaamde ‘patroonsdiploma’ dat gelijk stond aan het middenstandsdiploma. Vakantiewerk deed hij aan De Pijp, in Friesland, waar hij voor die tijd veel geld bijverdiende. Dit baantje had zijn vader voor hem geregeld.

“Dus ik had genoeg geld verdiend om te kunnen trouwen. Op 23 augustus 1978 vond het huwelijk plaats. In De Bilt.”

Iedere keer als Twan de naam De Bilt laat vallen, kijk ik naar buiten om het weer te checken. Een Pavlov reactie. Op 23 augustus 1978 was het 21 °C. Door het verhaal van Twan wordt De Bilt meer dan alleen het KNMI en de daarmee gepaard gaande vervloekingen omdat het slechte weer aan íets moet worden toegeschreven.

 

[Klik op afbeelding voor een vergroting]

 

We moeten binnen zitten. Een onweersbui is zo-even voorbij getrokken. De hitte op Alpe d’Huez was ondraaglijk geweest. Op TV2 had men 44 °C gemeten volgens Pierre van Auberge de la Forêt. Mijn hersens stoomden. Alsof ik mijn kop een uur lang in een teil kokend water had gehouden. Ik trilde ervan. Zweet gutste uit mijn benen. Na die onweersbui was die drukkende hitte echter vertrokken. Ik had nog zeeën van tijd gehad voor een vijfde en zelfs zesde beklimming. Hoe meer bier ik drink, des te meer ik ervan overtuigd raak dat ik mijn drol te snel had ingetrokken. En dan was Opgeven Geen Optie, volgens de organisatie. Ja, m’n reet.

 

“We kochten een 2-kamer flatje in De Bilt. Pas ná het huwelijk trokken we erin, terwijl we er in juli al in konden. Maar zo ging dat toen Maarreco. Al met al hebben we er een jaar of drie, vier gewoond.”

In 1982 verhuisden Twan en Margaret naar Wijk bij Duurstede. In 1983 werd Esther geboren en twee jaar later, in 1985, zoon Richard. Ondertussen werkte Twan voor diverse garagebedrijven. Woorden als fittingen, accu’s, verstuivers, diesel pompen, dynamo’s, gasklephuizen en aandrijfassen vallen, steevast gevolgd door ‘je weet wel’.

Maar ik weet van niets.

In 1989 ging ik met mijn allereerste tweedehandse Opel Kadett op vakantie naar Spanje. Op aandringen van mijn vader controleerde ik daags voor vertrek het oliepeil. Dit had hij al tientallen keren voorgedaan. Beneden op de parking van het ouderlijk huis van mijn ouders ging het mis. Ik hóórde de instructies van mijn vader in mijn oren. Onttrek peilstok met gebogen wijsvinger. Maak peilstok schoon met witte lap. Stop de peilstok terug in….tsja….waar had ik hemelsnaam die stok uít gehaald? Met de peilstok nog om mijn rechterwijsvinger gekruld belde ik beneden aan om mij de hoon van mijn vader te laten welgevallen.

 

“Hij wilde zes keer, maar het werden er vier”, stamelt mijn lieve vader die er na een douche een stuk beter uitziet dan een uur geleden. De spanning van Alpe d’HuZes had hem doen vergeten zijn eeuwige scheiding in model te houden – het gaf hem een nogal verwilderd aanzien. Nu huilt hij. Twans kin trilt. Hij besluit mee te grienen. Ik pulk aan het 1664 etiketje van het ijskoude bierflesje. Mijn handen zijn ijskoud.

 

“Het waren geen eenvoudige jaren. Vanwege de kinderen hadden we een groter huis gekocht, maar ik kwam zonder werk te zitten. Een heel verhaal. Ik bespaar je de details Maarreco. Maar ik heb geen dag thuis gezeten. Ik solliciteerde op van alles. Zelfs als gevangenisbewaarder bij de Penitentiaire Inrichting Wolvenplein. In Utrecht. Ik had álle selecties en tests doorstaan. Maar tijdens mijn laatste gesprek met de directeur liep het fout. Ik werd claustrofobisch. Echt waar, ’t is geen grap. Je voelt je als werknemer óók opgesloten, terwijl ik zo gewend was aan de vrijheid van garagebedrijven.”

Twan kwam uiteindelijk terecht bij de VvAA, “dat ken je natuurlijk wel…”

“Nee sorry Twan. De..eh…VAAVA zei je?”

“Nee de VvAA! Jouw vader was toch een verzekeringsman? De VvAA is de Vereniging van Artsen Automobilisten. Een verzekeringsmaatschappij.”

Aan Twans ogen zie ik dat er een belletje bij mij zou moeten gaan rinkelen, maar het blijft akelig stil. Ik hoor niets.

 

“Ik heb de Alpe twee keer beklommen. Twee keer. Man wat was ik trots. De overwinning. Op mezelf. Op de kanker. Ik ben dit jaar vijf jaar schoon Maarreco. Vijf jaar. En dat vier ik hier. Ik kan het nog amper geloven.”

 

“Ik keurde de auto’s van artsen. Dat heb ik van 1988 tot 1993 gedaan. Ik kreeg een eigen rayon toegewezen. Noord-Holland. Zodoende verhuisden wij in 1991 naar Hoorn. Door een samenloop van omstandigheden, bezuinigingen, reorganisaties, noem maar op, kwam ik in 1993 bij de ANWB terecht. Keuringen weer ja. Van auto’s. Eigenlijk hetzelfde werk, maar met andere pet op….”

 

Plots draait hij zijn hoofd naar zijn vrouw.

“Zullen we het nú geven, Margaret?”

Zij schudt haar hoofd, met een glimlach die begint bij nervositeit en eindigt bij gêne. Twan kijkt als een kind van eenenzestig dat zijn cadeautje nog niet mag geven. Goed opgevoede kinderen vinden cadeaus géven leuker dan ontvangen. Goed opgevoede mensen blijven een mensenleven lang kind.

“De kinderen gingen ondertussen gewoon naar school. We leidden een rustig bestaan, met alle pieken en dalen die ieder gezin kent. Richard ging op drumles vanaf zijn veertiende. Hij speelt nu nog in een bandje trouwens. Hij woont in Hoorn. Esther speelde hockey, ik was nog haar coach. Zij is nu psychiatrisch verpleegkundige in een kliniek in Amsterdam. Ze woont in Haarlem.“

 

Easy-Go met op drums Richard Mulder, de zoon van Twan:

 

“Die tweede keer was slopend. Die hitte. Ik heb ook stukken gelopen. En in bochten gerust. Ik wilde perse die tweede keer halen.”

In 2009 deden zich de eerste medische problemen voor.

“Ik had plasproblemen. Ik naar de huisarts. Ik kreeg pillen voorgeschreven.”

De hinder hield aan. Tijdens een gesprek met de huisarts vertelde Twan dat zijn broer prostaatkanker had gehad, op dezelfde leeftijd als Twan nu. Hij werd onmiddellijk doorverwezen naar de uroloog in Hoorn. Daar moest hij een plastest en een echo ondergaan.

Op 18 maart 2010 kregen Twan en Margaret de uitslag van de biopten te horen: prostaatkanker. De PSA-waarden omschreef de arts als ‘negatief maar minimaal’. Maar kanker is kanker.

“Ik had de keuze uit vier opties: bestraling, de zogenaamde ‘Brachytherapie’, dat is een soort van inwendige bestraling door middel van radiotherapie, een operatie of ‘gecontroleerd afwachten’. Nou dat laatste werd het natuurlijk niet! Het idee! Hoe kan je nou ‘gecontroleerd afwachten’ als je weet dat je kanker in je lijf hebt, Maarreco?”

 

“Ik heb het gevoel dat mijn lichaam heeft gefaald. Ik heb gefaald. Ik heb mijn donateurs en sponsoren zes keer Alpe d’Huez beloofd. Zes keer. En geen vier keer. Ik heb godverdomme zó hard getraind man. Onmenselijk hard. En dan stranden bij vier keer.”
Twans kin trilt weer. “Nee!”, roept hij dan. Het doet Margaret, ondertussen slapend in haar hotelkamer, ontwaken. “Nee!”, herhaalt Twan. 

 

De kanker móest eruit, daarover bestond geen twijfel. Twan en Margaret kregen een heel boekwerk mee. Daarin werd melding gemaakt van een nieuwe therapie om de tumor operatief te laten verwijderen door middel van een robot.

“De Da Vinci Robot!”, roept Twan trots, alsof hij de uitvinder ervan is. Het doet hem denken aan zijn Willie Wortel uitvinding, het gordijnensysteem, van vroeger.

“De Da Vinci Robot? Dat klinkt als een Suske en Wiske stripboek man!”

Twan lacht niet.

“Luister Maarreco. De Da Vinci Robot is een nieuw hightech systeem dat de chirurg helpt om moeilijke ingrepen via een kijkoperatie te verrichten. Ongelofelijk toch?”

 

 

De kinderen reageerden vanzelfsprekend emotioneel op het nieuws maar aanvaardden de keuze van hun vader om voor de Da Vinci methode te gaan. En zo kwam Antoine Marie Mulder, geboren 13 februari 1954 te Zwolle, op de wachtlijst van het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam te staan.

“In april 2010 was ik daar voor onderzoek. In mei 2010 gingen we een weekendje naar Parijs. ‘Leuke dingen doen’, je weet wel. Ik stond het Margaret in die periode niet toe te somberen over mij. Ik heb geen wapens tegen haar verdriet. Nog steeds niet trouwens.”

Dat beeld herken ik. Die herkenning uit zich in kippenvel. Op mijn onderarmen. Ik schrijf het weg.

“In Parijs werd ik gebeld dat ik op 27 mei 2010 al terecht kon.”

 

“Gefaald? Gefaald? Je hebt vier keer de Alpe d’Huez beklommen man! Víer keer! En nog veel belangrijker: jij hebt meer dan tienduizend euro ingezameld ten bate van het KWF. Tienduizend! Besef jij wel wat je hebt gedaan?”

 

“Om half tien gingen we naar het AVL. Voor een dagbehandeling, één nachtje overnachten slechts.”

Bij het woordje ‘we’ vullen de ogen van Margaret zich met traanvocht. In een goed huwelijk ondergaat men een chirurgische ingreep samen: de een de fysieke operatie, de ander de mentale amputatie.

“Er wordt een matras gemaakt in de vorm van je lichaam omdat je uren lang in een hoek van zestig graden ligt. Met je kop omlaag. Dat doen ze om je darmen te laten uitzakken. Via de navel gaan ze namelijk naar binnen. Onvoorstelbaar, zo’n robot. Er worden vier, vijf minieme openingen in je lichaam gemaakt. De Da Vinci gaat naar binnen met grijpers, lampjes, mesjes, weet ik veel.”

 

“Heb je ooit van de Da Vinci robot gehoord? Hoeveel geld zo’n apparaat kost? Hoeveel mannen met prostaatkanker hiermee geholpen kunnen worden Maarreco?”

 

Margaret neemt het woord over van Twan.

“Ik wachtte. En at. Gek hè? Maar ik ga altijd eten als ik nerveus ben. Ondertussen staarde ik naar mijn mobieltje: ik zou gebeld worden als de behandeling klaar was. Ik hield onderwijl contact met Esther en Richard. Ik zat maar te denken…ik móet positief zijn….dat heb ik Twan beloofd….maar wát nou als ze toch meer vinden…uitzaaiingen of zo….”

Om twee uur ’s middags werd Margaret gebeld. Alles was weggehaald, inclusief de buiklymfeklieren. Als een haas belde Margaret haar kinderen om zich vervolgens te voegen bij haar man die nog geen tekenen van helderheid gaf.

“Ik lig op een tropisch eiland!”, waren de eerste zes woorden die hij glimlachend tot zijn echtgenote sprak.

We lachen hardop. Dit was nodig want van de spanning kunnen we plakjes snijden. Vreemd want de goede uitslag van de operatie zit vóór me zit. Als levend bewijs.

 

“Gaat dit nou om die vier of zes keer Maarreco of om het geld dat je hebt ingezameld?”, vraagt Twan mijn geweten. Als ene chirurg heeft hij mijn achilleshiel doorsneden.

 

“Je had gelijk, Twan.”

“Wat? Van dat tropisch eiland?”

Twan kijkt me verbaasd aan.

“Nee tóen. In de Auberge de la Forêt. Bij Laurence en Pierre. In Auris. Je had gelijk. Ik had dat nodig Twan. Ik kende je nauwelijks, had je pas één keer heel kort gesproken, maar ik had je wel kunnen zoenen op dat moment. Ik zat er mentaal helemaal doorheen. Ik had écht het gevoel dat ik gefaald had. Totdat jij mijn geweten aansprak. Het gaat inderdáád niet om die zes keer, één of twee keer. Het gaat uiteindelijk om het geld dat bijeen gebracht is. Geld voor onder meer die Da Vinci robot, al had ik toen geen idee waar je het over had.”

Ik kijk de 62 jarige Antoine Marie Mulder recht in de ogen aan.

“Die Da Vinci robot? Die amputeerde mijn trots en die Da Vinci code opereerde mijn ego.”

Twan staat op en omhelst me. Er vloeien tranen die ik ontken. Vechten nu. Sterk blijven Hendriks. Even hoesten. Dat werkt altijd.

“Wacht effe”, zegt Twan godzijdank. En weg is-ie.

 

“Ik kwam hier op de Alpe vanwege mijn rugzakje. Die móest ik hier achterlaten. Alleen hier. Om te vieren dat ik dit jaar vijf jaar schoon ben. Ik voel me nu bevrijd.”

 

Vijf minuten later is hij terug. Met een enorm Spookrijdersbord.

“Vanwege mijn achtergrond als ANWB-man heb ik zo mijn contacten. Die borden gaan er allemaal uit. Ik moest meteen aan jou denken Maarreco. Jij bent de Spookrijder van ons allemaal en een Spookrijder verdient een echt bord. Voor het Spookrijdersgilde! Wat ben ik trots op jou man!”

 

2016-03-18 15.46.31

 

Er volgt een tweede omhelzing.

“Om die reden wilde ik ook dit jaar weer terug naar de Alpe. Ik ben dankbaar dat ik er nog ben. Dat ik mijn lieve kinderen en schoonkinderen heb. En mijn kleinkinderen niet te vergeten, Lyam en Danaë….
..en ik wil naar de Alpe om jou aan te moedigen man! Jou! En om Anita en je ouders weer te ontmoeten. Ik móet er gewoon bij zijn. Ik voelde aan alles dat ik mijn rugzakje op de Alpe heb achtergelaten. Ik wil er weer naar op zoek. En dan weer achterlaten om weer terug te kunnen gaan. Snap je dat Maarreco? Goed, ik had het nog niet besloten of belt een paar weken later mijn zoon Richard op….”

Voor de zoveelste keer vandaag is zijn bibberende kin de voorbode van de tranen.

“…belt-ie op…..’Pap’, zegt-ie…’pap ik ga dit jaar zelf meedoen met Alpe d’HuZes….voor jou…’

 

“Bedankt nogmaals. En proost!”

“Geweldig! Proost! Bedankt!”

“Graag gedaan. En succes man. Ik zie je 2 juni, Spookrijder! Op de top van Alpe d’Huez. Hoeveel keer maakt mij niets uit…”

 

 

***

 

Ieder jaar worden bij dik 10.000 mannen prostaatkanker geconstateerd. Het is daarmee de 5e meest voorkomende soort kanker. Ieder jaar overlijdt ruim een kwart (2.543) aan prostaatkanker.

Er is méér geld nodig voor méér en gerichter onderzoek, méér geld voor méér Da Vinci robots!

2016-03-18 15.45.17

 

Steun onze actie door middel van een donatie:

Actiepagina Richard Mulder (team Hallmark)

Actiepagina van auteur Maarreco

Dank aan Twan en Margaret Mulder voor hun openhartigheid en het vertrouwen. Dank voor het delen van het verhaal, bedoeld om meer aandacht en geld te genereren voor het KWF.

 

-