Daar heeft-ie wel vaker last van. Mijn broer. Ed. Om altijd, op de meest ongewenste momenten, op een ander liedje te komen. Hoor nou Mar. Da’s precies Omar and the Howlers. Weg momentum. Of als je aan het oefenen bent. Gewoon –hopla- tijdens jouw breekbare intro: weet je welke ook te gek is om te doen? Lipstick Traces van Mink Deville. Hij slaat twee akkoorden aan, brabbelt wat tekst en het lied strandt al snel in niemandsland. Zo zal het altijd zijn bij Ed die zo veel mogelijk à l’improviste leeft.
Hij doet het nu weer. Vrijdagmiddag. A16. Breda. Het dak staat open want we doen net alsof het deze 28e maart zomer is. Een dwingende gitaar. Een beukende drums. Ik vermoed Black Joe Lewis maar op de onfeilbare iPod verschijnt de naam Barrence Whitfield.
“Hoe vind je dit Ed?”, vraag ik hem.
“Ja waanzinnig. Lijkt een beetje op…”
Daar gaat-ie weer. Zoekend naar referentiekaders uit het verleden. De tijd van Op Slag van Maandag van Hubert van Hoof. Toen 3FM (Serious Radio lik m’n reet) nog gewoon Hilversum 3 heette. Toen DJ’s nog apostelen waren die het Goede Woord verkondigden en geen heiligschennis pleegden zoals Jeroen van Inkel ooit.
Vragensteller van kutspelletje: Unchain my Heart van Joe Cocker, van wie is het origineel?
Jeroen: …eh…
Vragensteller van kutspelletje: Ray Charles, Jeroen.
Jeroen: ach, da’s toch die dooie blinde?
En dus ook niet de tijd van Giel:
Matthijs: En Giel wat heb je deze week voor ons meegenomen?
Giel: Dit is DJ Befnek Matthijs, echt te gek.
Matthijs: Waarom is dit te gek Giel?
Giel: Ja ik weet niet, ’t is gewoon echt zo’n dingetje…
***
De zondagavond begon met Studio Sport, dan Koot en Bie en dan Op Slag van Maandag. Pastoor Hubert van Hoof ging voor in de dienst. Alles werd op TDK-cassettebandjes opgenomen totdat TDK de hoofdsponsor van Ajax werd. Vanaf toen kocht je alleen nog BASF bandjes. Het milieuschandaal van illegale lozingen in de Rijn waarin BASF destijds verwikkeld lag, vond je minder schadelijk dan het financieel ondersteunen van een voetbalclub als Ajax.
Het was de tijd van de DJ’s Vincent van Engelen. Jan Donkers. Roel Bentz van den Berg. Bescheiden vakmensen die in dienst stonden van de muziek en niet het alleenrecht op muziekkennis claimden. De tijd dus, dat Leo Blokhuis gewoon een dingetje was en Giel Beelen niet meer dan een dingetje had.
De kamer van mijn broer Ed was een Rock & Roll Hall of Fame. Iedere millimeter muur was behangen met foto’s van zijn muzikale helden. Op zondagavond troffen we elkaar, tijdens Op Slag van Maandag, in de hal. We staken de koppen uit de deur en voetnoten als Jeeeezus …is dit goed dan….. volstonden. We snelden weer terug naar de kamers om geen seconde van het liedje te hoeven missen. Zo leerden we Warren Zevon kennen. Mason Ruffner. Tom Jans. Lee Clayton.
“…lijkt een beetje op…shit, hoe heet-ie nou….van They go by….”
Godverdomme. Ik weet wat-ie bedoelt. Hoe heette die nou. Evan iets…. Die was me he-le-maal ontschoten. De dans ontsprongen. Door de mazen van onze muzikale herinnering gekropen.
Zelfs Anita kende het lied niet. Al drieëntwintig jaar ademt ze onze muziek die dan weer de vrije val, dan weer het vangnet voor ons betekent. En alleen dit éne nummer had meer dan twee decennia onze dans weten te ontspringen.
They go by. Ed en ik zetten alle twee in. Vals. Uiteraard.
“They go by….she walked by-y….they go by…”
“Evan!….en nog wat….”
“Johnson…? Jones?… Johns?… Johns! Evan Johns! Hahaha! Ja! Dat was-ie! Is-ie!”
Thuis gekomen smijt ik mijn laptoptas in de hoek en jump ik in mijn kantoorstoeloprolletjes. Ik schiet zo hard door dat ik mijn scheen aan de bedrand stoot. Opgewonden open ik Google en tik als zoekopdracht Evan Johns They Go By in.
Ik ben nerveus. Verliefd op de blinde sensatie die van vroeger herken. Ik was zestien en werkte bij groenteboer Aad Stouten in Rotterdam-Beverwaard. Ik verdiende vijfendertig gulden per zaterdag. Ik maakte schuine grappen met Surinaamse huisvrouwen die tegen sluitingstijd de winkel betraden om nog wat winterpeen te kopen. Gaat-ie zo mee mevrouw of wilt u er een tasje bij?
Al mijn geld ging op aan de muziek. Iedere week ging ik naar de Plaatboef aan de Nieuwe Binnenweg waar ik in de tweedehandsplatenbak, voor twee gulden vijftig per stuk, mijn behoefte hoopte te kunnen bevredigen. Het was een ritueel. Om de LP te inspecteren op krassen haalde je de zwarte schijf half uit de hoes en hield hem in het licht. De deceptie als je Nils Lofgren’s Night After Night weer moest terug leggen. Maar ook de euforie toen Welcome to the Club van Ian Hunter wel zo goed als gaaf bleek. ’s Middags kwam je thuis en draaide je Irene Wilde. “When I was just sixteen I stood waiting for a dream …”.
Het waren de jaren van de eerste slapeloze nachten. Met Chasin’ Rainbows van Marc Benno in het hoofd was ik vastbesloten radeloos van mijn eigen smaak te worden.
Het resultaat van de Google zoekopdracht is ronduit teleurstellend. Ik begin te twijfelen. Was de titel wel They Go By? Was het niet Days Go By? En heette Johns geen Jones? En was Evan niet Adam?
Juist omdat vandaag-de-dag alles verkrijgbaar is werkt deze herontdekking en de algehele verwarring verfrissend. Ik word steeds nieuwsgieriger. Voel me een soort Indiana Jones. Op zoek naar een schat. Alle mogelijke varianten passeren de revue. Uiteindelijk kom ik uit bij Day Go By. In mijn ogen grammaticaal onjuist, maar daar zal Evan Johns, want zo heet-ie dus inderdaad, geen moment wakker van liggen.
Ene Kristen Anderson, een Noorse fan, heeft een Facebookpagina aan Evan besteed. Bij het zien van een recente foto schrik ik me zijn baseballpet. Zijn gelaat is als door de ratten aangevreten. Een slachtveld waarop de alcohol vernietigend heeft huis gehouden.
De Facebook pagina meldt evenwel fantastisch nieuws. Ik denk eerst aan een grap. Evan WILL NOT NEED A LIVER TRANSPLANT.
Aan gelikte reclamecampagnes doet Evan niet, zo lees ik wat verderop:
Gewoon harde munten of je pleurt maar op. Ha. Héérlijk dit.
Op Austinchronicledotcom lees ik vervolgens in een korte bio dat hij is overgestapt van de Rockabilly naar Country naar Garage Punk naar Hardcore. Voor alle smaken wat wils. Het is duidelijk. Evan Johns heeft schijt aan alles en iedereen. Een Ghost Rider in een verrotte dop.
Ik open een nieuw tabblad op internet en kijk op YouTube. Slechts één opname van Day Go By is te vinden. Live in Sam’s Town Point in Austin Texas uit 2010. De clip is gepost door Dan McCann, de bassist van Evan. 855 weergaven wordt gemeld.
Tussen seconde 7 en 8 begint de muziek. De cameraman heeft het intro gemist. Met een fade-in shot wordt Evan Johns in zwart wit zichtbaar. Hij zit op een stoel. Als een aangeschoten jakhals kijkt hij over het publiek en langs de camera heen. Op zijn hoofd een klassieke Engelse bowler. Aan zijn konen hangt een vlassige Griet Titulaer baard. Zijn ondergebit is zo gehavend als Belgisch asfalt. Het geluid is even miserabel als Evan eruit ziet. Ik kan me niet voorstellen dat een clip in kleur veel zou veranderen: Evan leeft permanent in een zwart wit wereld.
Hij vertrekt geen spier. Geen verwondering, ontzag of plezier is te zien. Aan alles valt af te lezen dat de man op de rand van de afgrond speelt en de krankzinnigheid voorbij is. Zoals het moet, omdat het niet anders kan. Zijn stem klinkt als onrecyclebaar zwerfafval. De gitaarsolo komt met horten en stoten tot stand. Zijn timing is belabberd of geniaal. Het lied zuigt en schuurt, is nauwelijks melodisch, kent een kabbelend ouwewijvenritme en houdt zich ergens op in het valse midden tussen de Country, Tex-Mex, Blues en Rock & Roll. Het is van alles iets en niets van dat al. Hij heeft desalniettemin meer Rock & Roll in zijn linkerteen dan alle bandleden van Kane bij elkaar.
De wereld van Giel Beelen en al zijn holle soortgenoten die met hun sidekicks miljoenen verdienen met hun inhoudsloze schijtlolligheid, is hier mijlenver vandaan. Evan Johns is geen ‘dingetje’. He’s fucking real als hij van de E7 naar het A-akkoord gaat. Opmaat naar het refrein, niets bijzonders. Niets vernieuwend. Maar gewoon retegoed en godallejezus puur.
“I don’t know why…why did I….ever say goodbye… “
Dat vraag ik ook aan Evan. Hoe is het mogelijk dat ik hem ooit onbewust vaarwel heb gezegd?
Gelijktijdig vraag ik me af waarom ik dit, samen met Ed (want hij ontving meteen de link naar de YouTube clip) zo goed vond. En vind. En wat zegt het over ons dat een haast levenloze artiest ons zo raakt. Is het de nostalgie? Is alles wat je als zestienjarige hoorde zo overdonderend goed dat het de muziek anno nu per definitie overbodig maakt?
Het nummer blijft in mijn kop zitten omdat het nog valser is dan mijn herinnering. Het is de springplank naar een stukje onbekend verleden dat ik tot vandaag als ‘voltooid’ had beschouwd.
Met terugwerkende kracht vertrouw ik weer in de allesomvattende mystiek van de muziek.
Bij Amazon.com heb ik meteen de CD Love is Murder besteld want daar staat het origineel van Day Go By op. Het bezit ervan is een zaak van levensbelang geworden. Levertijd:
Ik heb de tijd – ik zal de dagen geduldig aftellen tot de CD binnen is. Dat is Day Go By. Want als we iets van Evan Johns kunnen leren, is het wel dat ‘tijd’ uiteindelijk ook gewoon een dingetje is.
Je hoeft maar naar zijn foto te kijken…
(PS – de teller van de YouTube clip van Day Go By staat inmiddels op 882 weergaven)
Fantastisch! Eigenlijk kan hij het niet meer, maar hij kan ook niet anders.
Die rollator is ook veelzeggend.
Psies!
Wat ziet de goede man eruit, ken en kende hem natuurlijk niet, zo oud als hij eruit ziet zal hij wel niet worden, maar zijn muziek raakt(e) wel de liefhebbers. Muziek is machtig.