Ik kwam al fietsend in het moederland mijn evenbeeld tegen.
Dat was even geleden – ik was haast vergeten hoe ik er in het echt uitzag.
De vogelverschrikker zag er precies uit zoals ik me voel en Neil Young leerde ons dat we zijn wat we voelen. Daar stond ik. In een asymmetrische houding, met de kop van een bokkige geit, gewapend met een fles wijn in de ene en een beker in de andere hand. Het had iets van een weegschaal, in balans gehouden door een houten stok.
De metaforische gelijkenis was daarmee verbluffend: mijn gezinsgenoten wijzen mij meer dan mij lief is op mijn eigenwijze koppigheid die ik vervolgens vaker dan mij lief is te lijf ga met rode wijn. De fles wijn symboliseerde overduidelijk het moederland, de maatbeker de mate van het vaderland. De gelijkenis was perfect aangezien deze vogelverschrikker geen enkele vogel afschrikt. Integendeel. Als blikvanger verwondert hij en laat hij zich verwonderen.
Épouvantail of vogelverschrikker. Dat wordt om en om mijn pseudoniem als het vaderland of moederland me teveel wordt.