Van donderdag 21 september tot en met zondag 24 september 2023 organiseerde Koers is Koers voor de negende keer een fietsreis. Dit jaar verbleven we in de Vogezen. Overdag werd er gefietst, ‘s avonds mocht Wielercafé Panache wederom zorgdragen voor het avondprogramma waarin, zoals altijd, de liefde voor de fiets centraal stond.
Alle filmpjes, ervaringen, ontboezemingen, roddels, anekdotes en verhalen zijn verzameld onder de naam De Vogezen Verslagen op het blog Spookrijden.nu.
Lees hier Deel 1 Voor Dominique
Bekijk hier Deel 2 De Vogezen… Middelhoog?!?
Bekijk hier Deel 4 Paplepel
Lees hier Deel 5 Henkie van der Molen
Bekijk hier Deel 6 Bourgondisch Fietsen
Lees/Bekijk hier Deel 7 Tongkussen met de Duivel
Bekijk hier Deel 8 Man van de Wereld
Bekijk hier Deel 9 Het Geheim van Zuidland (een tweeluik)
Bekijk hier Deel 10 De Koers is Koers Wielercafé Panache Potpourri
***
Deel 3 Favoriete Amsterdammer
“Als jij strijd te leveren hebt, laat je dan milder stemmen!
Je kunt vergeten te lachen, maar God beware een mens ervoor dat hij ooit vergeet te glimlachen!
– Søren Kierkegaard
Mijn favoriete Amsterdammers…
Tot aan de fietsreizen van Koers is Koers (mijn eerste deelname dateert van 2015) was dat rijtje jarenlang onveranderd: André Hazes, Rinus Israël, Gerrie Knetemann, John Metgod. Tot een serieuze top vijf kwam het, tot 2015, nooit, al passeerden enkele serieuze kandidaten door de jaren heen de revue.
De Johan haalde het niet. Daarvoor was, is en blijft onze Willem te groot.
Joop van den Ende haalde het niet. Te veel Dré, te weinig André.
Tim Krabbé haalde het niet. Het bleef toch vooral bij die ene openingszin.
Jan Blaaser haalde het niet. Te veel bril.
Ad Visser haalde het niet. Teveel AVRO.
Hans Dulfer haalde het niet. Teveel sax.
Ischa Meijer haalde het niet. Teveel Connie.
Adéle Bloemendaal kwam in de buurt, maar die buurt bleek toch te nadrukkelijk Jordaans.
Toon van Driel haalde het niet. Qua humor te Rotterdams om als favoriete Amsterdammer door het leven te gaan.
Frans Halsema haalde het niet. Hij schreef weliswaar het onvolprezen Verdomme Kees, maar onze bloedeigen Kees neemt alles te letterlijk.
Sinds de beklimming van de Stelvio in 2015 met de fietsgroep van Koers is Koers is mijn top 5 echter compleet en zoiets geeft gemoedsrust. Noteert u de naam Bret Baas. Volgens zijn LinkedIn profiel (quote) Manager IT & Digital at RAI Amsterdam (unquote), maar daarmee doen we Bret ernstig tekort, want Bret is beduidend meer. Fijn mens had er zomaar aan toe kunnen worden gevoegd. Of optimistisch mens. Gouwe gozert. Goede fietser. Uitmuntend bierdrinker. Zoals overigens ook Brets profielfoto de waarheid geweld aan doet: hij lacht er niet op.
Want dit is het punt dat ik wil maken: Bret lacht. Altijd en overal.
Dit is het eigenlijke punt dat ik wil maken: om mij te wapenen tegen de dagelijkse terreur van de sleur, moet ik mij zoveel mogelijk omringd weten door mensen die lachen. Die opgewekt zijn. Dit geldt ook op de fiets. Geen vrijblijvende laffe glimlachjes om het fatsoen te dienen. Nee. Ik wil uitgebreide en diep gemeende vreugde ervaren. Bergop wil ik hoop voelen, omdat hoop vertrouwen geeft en vertrouwen schept leven.
En dáárom heb ik mijn Amsterdamse vriend Bret nodig.
Hij is de vleesgeworden lach. Tijdens mijn (overigens spaarzame) bezoeken aan Amsterdam spreek ik graag met hem af voor een lunch en/of een biertje. Nadat we (we schrijven vóór 2023) tevreden hebben vastgesteld dat Feyenoord meer professionalisme verdient en Ajax wat meer bescheidenheid, bespreken we voornamelijk die ene klotenpassie die ons verbindt: de racefiets.
En zo bereikten we op zaterdag 23 september 2023 na een rondje van een goede 80 kilometer de parking aan de Rue Louis Pasteur in het bergdorpje Plancher-les-Mines. Het Koers is Koerspeloton was compleet uiteengerukt, Bret had ik alleen bij de top van de Ballon d’Alsace gezien. Heel kort, heel snel. Hoe gaat ie? Goede benen? Hebbie nog een repie over? Dat soort werk. Daarna was Bret er met wat snelle mannen vandoor gegaan. Lachend.
Aan de Koersvrienden op de parking aan de Rue Louis Pasteur lag nu de wrange keuze: ga je wel of niet de Planche de Belles Filles op? Is het antwoord ja, dan verkies je de pijn. Is het antwoord nee, dan kies je voor je een glas helder bier.
Wielrennen is tongkussen met de duivel.
Als ik op dat moment aan iemand behoefte had, dan was het wel aan de goedlachse Bret. Zijn naam heeft Engels-fonetisch gezien Bijbelse trekjes. Ga maar na. Het staat voor zowel adem als voor brood, voorwaar twee levensbehoeften, en als werkwoord is bred vrij vertaald gefokt.
Over levensbehoeften gesproken.
Enkele minuten later voerden Bret en ik een groepje geloofsgetrouwe lotgenoten aan. Qua niveau zijn hij en ik ongeveer aan elkaar gelijk, qua rijstijl zeker niet al zijn we beiden bepaald geen pistier. We zijn het er over eens, een (ex-)prof op een racefiets is pure porno, maar Bret en ik op de fiets is ranzige zelfkastijding.
Bij Bret beweegt zowat ieder lichaamsdeel als hij fietst, denkt u aan Bauke Mollema. In mijn geval bewegen alleen mijn benen, terwijl de rest van mijn lichaam zo star als de Chinese Muur is. Qua rijstijl zijn wij completerend. Een combinatie van Bret en mij zou een prachtige fietsende eenheid zijn. Een soort Henkie van der Molen. Daarvan overtuigde ik mijzelf toen we het eerste stuk van 15% voor onze kiezen kregen. De rest van ons groepje lag achter ons en Bret had op een alarmerende manier zijn laatste lach uit zijn gestel getrapt.
‘Dit tering ding is erger dan de Tourmalet!’, vloekte hij naar waarheid. Het asfalt kleefde aan onze wielen. Nog geen tien minuten geleden (we fietsten over de Rue des Vosges en passeerden aan onze linkerhand het Cimitière van Planches-les-Mines) onderwierpen wij ons voor de zoveelste keer aan dezelfde filosofische vragen als tijdens onze afspraken in Amsterdam: waarom zijn wij hier en waarom doen wij dit.
Zie Bret en mij eens zwoegen op de flanken van de onbarmhartige Planche des Belles Filles waar Bret uit het zadel gaat. En weer zit. Waar ik uit het zadel ga. En weer zit. En zo doen we dat om en om. Vloekend. Rochelend. De gemene pijn verbijtend.
Pijn als een bewuste in volledige vrijheid genomen keuze.
Kijk ons eens dit zelfverkozen leed ondergaan. Een Amsterdammer en een Rotterdammer. De een wild malend, de ander zo onbuigzaam als een metalen plaat. Ze hebben elkaar nodig. Ze vullen elkaar aan. Vanuit een Spookrijdend perspectief verschillen de twee steden, en wij, de twee renners, van elkaar op een manier waarop ze juist op elkaar lijken. Want zij, wij, hebben één ding gemeen: we gaan voort. Voort en omhoog.
Al zwengelend vechten de twee fietsvrienden zich een weg naar boven. Het tempo zakt naar onder de 10 kilometer per uur. Het Rotterdamse voorwiel tikt het Amsterdamse achterwiel aan. Gevloek. De Rotterdammer maakt een bizarre pirouette waarbij hij ternauwernood de controle over zijn stuur kan houden. Daarna rijdt de Amsterdammer langzaam bij zijn Rotterdamse kameraad weg. Centimeter voor centimeter. Trekkend. Beukend. Stoempend. Fulminerend.
Op grootse wijze.
Bret verdween niet uit mijn gezichtsveld. Ook niet toen een dalende Steven de Jongh in de remmen kneep om mij de laatste twee kilometer bergop te vergezellen. Hij sprak me moed in. Ik wilde Steven vragen of hij de voor ons uit fietsende Bret ook zo op Bauke Mollema (een renner immers uit Stevens stal) vond lijken maar ik kon geen woord uitbrengen. In mijn mond had ik de smaak van een dode marmot. En er was geen morgen meer. Het bestaan bestond uit de weg, Steven en Bret die zijn eigen achterkant was geworden.
‘Daar in de verte, waar je maat nu rijdt, maken we een sterke bocht naar rechts’, zei Steven, ‘da’s een kutstuk. Daar gaat ie over de 20% heen.’
Ik zette me schrap. Mijn longen klapten, mijn benen verzuurden, mijn wenkbrauwen weken, mijn ogen verstarden, mijn laatste grap zag ik als rochel op het asfalt van de D16E uiteenspatten. De humor en de zelfrelativering hadden mij verlaten. De Planche-des-Belles-Filles was de zwaarste klim ooit. Daarvan had ik mijzelf overtuigd.
Links fietste Steven die mij in stilte liet lijden, voor mij fietste Bret die van plan leek zijn nieuwe wielrenfiets als een harmonica uit elkaar te trekken, fietsend (en gelooft u mij hier of niet) op het metrum van Geen Woorden Maar Daden.
Bovenaan de top vielen Bret en ik in elkaars armen alsof de oorlog overwonnen was, hetgeen in metaforische zin ook zo was. Iedere beklommen berg is immers een overwinning op jezelf.
‘Morgen wens ik je een kutdag!’, zei ik gespeeld optimistisch, doelend op de Klassieker.
‘En ik jou ook!’, antwoordde Bret, lachend als altijd.
Voor de achtste keer bereikten hij en ik in Koers is Koersverband de top van een iconische berg en voor de achtste keer in successie bewees hij dat hij, alleen hij, recht heeft op een plaats in mijn top vijf van Favoriete Amsterdammers allertijden.
Noteert u de namen?
André Hazes, Rinus Israël, Gerrie Knetemann, John Metgod en Bret Baas!
Opgedragen aan Bret Baas
ja wat een Baas!! mooie vent, voor een Amsterdammerr goed te pruimen…over spaghetti maar te zwijgen..
Wat een helse beklimming, het hoort erbij, maar eigenlijk niet te doen als amateur. Goed gedaan hoor Marco