EEN ZELFVERZONNEN WAARGEBEURD VERHAAL

Lees hier Hoofdstuk 4

 

Hij werd overgeplaatst naar de Valdemoro Prison in Madrid. Linda had hem doen geloven dat hij de verplaatsing als een promotie moest zien. ‘Dichterbij de bron’, had zij hem gezegd. Zij doelde daarmee vanzelfsprekend op de hoofdstad Madrid, met diezelfde gemakzuchtigheid waarmee iedere hoofdstad van welk land dan ook tot de enige levensvatbare kern van het bestaan wordt gebombardeerd, maar Pancho associeerde de ‘bron’ letterlijk met de bronwater verslindende El Barbosso met wie hij in de loop der jaren een ware vriendschapsband had opgebouwd.

El Barbosso had in El Signero een medestander gevonden in zijn ijver de rust te bewaren in zijn penitentiaire inrichting middels kunst, cultuur en entertainment in plaats van de wapenstok. Toen zelfs de doktersromannetjes verslindende Pablo E. voor die aanpak gevoelig bleek, was de kogel door de spreekwoordelijke kerk. (Er werd maar wat vaak gegrinnikt om die uitdrukking die klopte omdat ie juist niet klopte).

Kort na dé uitzending die Pancho nationale en internationale roem verschafte, bracht Linda regelmatig een bezoek aan El Signero in diens cel in Granada. Was het eerst nog onder het mom van een na-evaluatie van de uitzending of een vergeten koptelefoon, werd het van lieverlee duidelijk dat Linda Paloma gehypnotiseerd leek door Pancho de Cervantes, of beter gezegd door diens handtekening waarin zij een seksuele lading had ontdekt die haar in vuur en vlam zette. Er was alleen één praktisch probleem en dat probleem heette Eduardo, haar lijfwacht, die zijn verantwoordelijke taak met militaire discipline vervulde.

Terwijl de drifthormonen door haar gewillige lijf golfden en zij van haar avances jegens El Signero serieus werk maakte, weigerde de overijverige Eduardo van haar zijde te wijken. Hij kon op slechts één manier worden omgekocht om een oogje dicht te knijpen, en dat bleek merkwaardig genoeg niet met de verleidelijke borstenpartij van Linda Paloma, maar met de handtekening van El Signero.

Bij een eerste heimelijke copulatie kwam Linda, bij de gedachte aan de handtekening, te vroeg tot een orgasme. Daarop gilde ze het uit, zoals een wolf naar de maan jankt:

“JE HANDTEKENING! OH IK SMEEK JE, GEEF ME JE HANDTEKENING…AAAAH!”

(In 1976 kwam de Amerikaanse singer-songwriter Jackson Browne dit bijzondere verhaal ter ore. Hij besloot er een wonderschoon lied aan te wijden dat uitkwam op zijn album The Pretender.
Dat het levensverhaal van Linda El Topo achter dit lied schuil ging is onbekend bij menig muziekjournalist zoals de zelfverklaarde popgoeroe Leo Blokhuis, simpelweg omdat muziek van dergelijk hoog niveau nooit de Top2000, zo ongeveer het werkgebied van Leo, bereikt. Het zal geen verrassing zijn dat het lied altijd hevige emoties heeft teweeggebracht bij El Signero zelve).

https://youtu.be/4wr4jIWl654

 

Klerenkast Eduardo stond al in de militaire vechthouding om Pancho uit te schakelen, maar één handtekening van de grootmeester volstond om de hem koest te houden.
Bij een tweede bezoek van Linda Paloma aan El Signero, tussen twee haastig bijeen geschoven boekenkasten op een dagdeel dat er buiten verplicht gelucht werd en Linda op verzoek van Pancho niet langer gilde maar slechts ‘Oh…El Signero…’ kreunde, zette Pancho een handtekening op een stuk papier voor de moeder van Eduardo, een dwaze vrouw die door een dienstongeval kwijlde en met een leep oog de godganse dag naar het televisieprogramma Paloma zat te staren om te zien of haar zoon Eduardo nog in beeld zou komen.
Na ettelijke bezoeken van Linda was de voltallige familie van Eduardo voorzien van een handtekening, inclusief de nog ongeboren vrucht van zijn schoonzus Monica.

Belangrijkste conclusie die getrokken kon worden: de handtekening van El Signero werd goud waard. Letterlijk.

Na de laatste handtekening, bedoeld voor de nog ongeboren vrucht van zijn schoonzus Monica, volhardde Eduardo weer in zijn taak om Linda met huid en haar te beschermen en dat was het moment dat Linda besloot dat Pancho de Cervantes, alias El Signero, overgeplaatst moest worden naar een cel in Madrid.

Het was begin jaren zeventig en ‘El Generalísimo’ Franco was nog altijd aan de macht en natuurlijk onderhield Franco nauwe contacten met de zenderbaas genaamd Juan El Topo, inderdaad de broer van Linda en dus ook haar werkgever. Controle over de media is niet alleen in vrije democratieën van eminent belang. Het was uiteraard in Franco’s eigen belang om het volk niet tegen hem in het harnas te jagen en Pancho de Cervantes was, door het TV-programma, als ‘El Signero’ uitgegroeid tot een levende legende. Er was dus niet veel méér nodig dan de handtekening van Juan El Topo om Pancho de Cervantes overgeplaatst te krijgen.

Juan El Topo (de Mol, het dier dat van nature het daglicht niet verdragen kan en dus het liefst opereert achter gesloten gordijnen) zou decennia later de macht over medialand Spanje en ver daarbuiten krijgen, met de nodige gevolgen voor de carrière van El Signero.

El Barbosso huilde al het aanwezige traanvocht uit zijn ogen toen hij afscheid moest nemen van Pancho hetgeen hij onmiddellijk aanvulde met krankzinnige hoeveelheden liters bronwater. Dit resulteerde in een acute aanval van hyponatriëmie, een watervergiftiging. Manuel zou nooit meer de ‘normale’ El Barbosso worden, emigreerde naar Engeland en pakte als Manuel zijn oude beroep op in het hotelwezen waar hij in arren moede weer in dienst trad in het typisch Brits plattelandshotel dat nog altijd werd geleid door de nerveuze megalomane controlfreak en diens onhebbelijke echtgenote.

Eduardo begon op de sportschool een zwarthandeltje in de opgespaarde handtekeningen van El Signero en zou niet lang daarna zijn daarmee vergaarde kapitaal moeten spenderen aan peperdure advocatenrekeningen nadat zijn schoonzus Monica hem voor het gerecht had gedaagd wegens het niet leveren van de handtekening van El Signero aan haar inmiddels geboren vrucht (een buitengewoon irritant ventje met de bijnaam Pepe die later een glansrijke carrière als profvoetballer bij Real Madrid zou genieten). Eduardo verloor de rechtszaak, werd zelfs strafrechtelijk veroordeeld wegens contractbreuk, en kwam terecht in de Centro Penitenciario in Grenada waar El Barbosso, zoals wij reeds hebben kunnen lezen, niet langer werkzaam was. Dit machtsvacuüm werd probleemloos opgevuld door Pablo E. die in de afwezigheid van El Signero al snel verviel in zijn oude gewoontes van repressie, omkoping en uitbuiting. Uiteindelijk zaken die ook in zijn geliefde doktersromannetjes voor waren gekomen.

Kort en goed, Pancho de Cervantes kwam in de Valdemoro Prison in Madrid terecht waar hij, dankzij zijn handtekening, het geschenk Gods, vrijwel evenveel vrijheid genoot als de gevangenisdirecteur met wie hij nooit díe band kreeg die hij altijd met El Barbosso had gehad.

Feitelijk veranderde er niet veel in zijn leven: hij bestuurde ook hier eenzelfde soort bibliotheek, hij ontving Linda Paloma in zijn cel (zij het nu gevrijwaard van de chantage-achtige praktijken van de ex-militair Eduardo) en zette zijn magische handtekening onder díe documenten die hem waardevol leken om, stapje voor stapje, hoger op de penitentiaire ladder te komen. De rol van martelaar in het gevang deed zijn populariteit natuurlijk verder stijgen. Hij werd door sommigen zelfs als een regelrecht gevaar voor Franco gezien.

Door zijn bescheiden aard was hij in alle lagen van de bevolking geliefd.

Befaamde schrijvers en dichters uit de Spaanstalige wereld als Gabriel García Márquez en Pablo Neruda liepen met hem weg, waarschijnlijk omdat ze in hem, vanwege zijn gebrek aan schrijftalent, geen direct concurrentie gevaar zagen. Sterker nog: hun boeken genoten extra aandacht als El Signero een exemplaar had ondertekend. Alsof het boek van zíjn hand kwam hetgeen ook min of meer zo waar was, het is maar hoe je het bekijkt. En aangezien Pancho politiek niet geëngageerd was, kwamen ze met hem nooit in vermoeiende discussies terecht. Zijn signatuur volstond, een win-win situatie dus.

Een voor lange tijd stil gehouden bezoek aan El Signero in het gevang inspireerde Jean-Paul Sartre tot zijn legendarische uitspraak “de mens is alleen datgene wat hij van zichzelf maakt.” In de handtekening zag Sartre het sluitende bewijs zag voor zijn existentialistische gedachtengoed. Het enthousiasme van Jean-Paul vond echter nauwelijks gehoor bij de devote Pancho die nog altijd alleen op God vertrouwde (een gedachte die Jean-Paul uiteraard deed huiveren).

Wereldberoemde schilders als Salvador Dali en Pablo Picasso (Picasso zelfs kort vlak voor zijn dood!) lieten in het geheim, dus binnen de muren van de Valdemoro Prison, de achterkanten van hun schilderijen signeren door El Signero. Dit gegeven heeft maar weinig kunstliteratuurboeken gehaald.

Hij was populair bij politici op lokaal en landelijk niveau, links en rechts, omdat zijn handtekening, sinds de uitzending van Linda Paloma, symbool stond voor vrede en wederzijds respect, ideeën waarmee iedere politicus in verband wil worden gebracht.

Lobbyisten trachtten in contact met hem te komen om hem voor hun karretje te spannen. Zo vroeg de dierenbeweging om openlijke steun van El Signero in hun strijd tegen het stierenvechten, de stier was immers even gekooid als Pancho was in zijn cel en het was intussen bekend geworden dat hij vegetariër was. Zijn handtekening onder de petitie zou een enorme steun betekenen voor de dierenbeweging. Toch bedankte hij beleefd voor de eer omdat hij het andere kamp, die van de regime gezinde ‘toreadores’, ook te vriend wilde houden.

Zijn weigering werd hem geenszins kwalijk genomen. Hij leefde met iedereen op goede voet. Zijn hele zijn, tot uiting gekomen in die hemelse paradox van de daadkrachtige handtekening van de hand van deze timide man had hem één stap tot óver de overtreffende trap van neutraliteit gebracht: hij was onschendbaar.

Vanaf de kansel preekten tal van priesters het levensverhaal van El Signero dat getuigde van hoop en troost. Het diep geworteld geloof van Pancho de Cervantes had uitgemond, zo werd de kerkgangers verzekerd, in de handtekening die goddelijke eigenschappen werden toegekend.

Zelfs de burgemeester van Madrid, ene Carlos Arias Navarro, een fascistische vertrouweling van Franco met een belachelijk klein piemeltje, liet zich middels een opgestuurde handtekening van El Signero feliciteren met zijn verjaardag (Pancho was zich van geen kwaad bewust, het streelde zijn ego dat zelfs de burgemeester om zijn handtekening had gevraagd. Niets menselijks was Pancho vreemd).

Hij mocht zijn tijd graag doden met het maken van kruiswoordpuzzels in zijn verpletterend regelmatige handschrift. Van lieverlee werden ze, uiteraard na ondertekening, verkocht tegen woekerprijzen. De door hem ingevulde en ondertekende kruiswoordpuzzels werden ingelijst en sierden menige muur in de huiskamers en kantoorruimtes van de Spaanse bovenklasse. Van de opbrengst kocht hij extra privileges in.

Vanwege zijn streng katholieke opvoeding, pastoor José Maria dos Santos uit Cádiz was inmiddels gestorven (hij werd naakt op bed gevonden met een prop in zijn mond die alles weg had van een poetsdoek), onderhield hij via het Bisdom Madrid uitstekende contacten met de toen heersende Paus Johannes Paulus I die opzien had gebaard met de publicatie Illustrissimi, een bundeling van brieven van zijn hand aan onder meer Goethe, Hippocrates, Pinocchio en Jezus. Bij slechts weinig historici is het bekend dat El Signero, op verzoek van de Paus, de originele brieven in zijn fluwelen handschrift had overgeschreven. De Paus drong aan op geheimhouding en regelde in ruil voor Pancho’s discretie een cel met een balkon op het zuiden.

Een zeker handelsinstinct kon hem niet ontzegd worden. Het was soort boerenslimheid, waarschijnlijk van zijn vader geërfd, die beslist niet met intelligentie verward mag worden. Nee, we denken hier eerder aan een overlevingsinstinct waar mensen in tijden van nood op teren.
Maar door welke bril we El Signero ook bekijken, door een praktische of door een romantische, feit is dat hij zijn handtekening leerde te verzilveren.

Hij had contacten in binnen- en buitenland met prominenten uit de wereldpolitiek, de showbizz en de sportwereld.

Pancho kwam in contact met wielrenner Frederico Bahamontes met wie een bijzondere vriendschap ontstond. De beroemde El Águila (Adelaar) de Toledo bezocht Pancho regelmatig in zijn cel. Voor diens 40e verjaardag ontving Bahamontes op 9 juli 1968 zijn eigen gepersonifieerde handtekening van de meester. Frederico was zó ontroerd van dit geschenk dat hij ter plekke een black-out kreeg en met een vaas water opgelapt moest worden. Dit tafereel had zijn effect op de melancholische Pancho – hij dacht onmiddellijk aan zijn goede vriend Manuel, El Barbosso, De Natte.

(Op de vraag waarom hij voor Bahamontes een uitzondering maakte, zou El Signero later in een TV interview verklaren dat hij verliefd was geworden op de naam Bahamontes, niet op de persoon. Als goed katholiek geloofde hij uiteraard niet in de herenliefde. Dat had hij wel vaker. Zo was hij ooit verliefd geworden op het woord papaya, niet op de vrucht zelf, die vond hij niet te pruimen. Voor de papaya had hij eens een handtekening ontworpen, persoonlijk vond hij het zijn beste ooit, maar hij durfde hem aan niemand te laten zien uit angst voor gedwongen opname in een psychiatrische inrichting.)

Alle overige verzoeken voor een gepersonifieerde handtekening, zelfs afkomstig van de koninklijke familie, wuifde hij weg. Toen de markante voorzitter van Atletico Madrid Jesús Gil y Gil tamelijk agressief aandrong op een ‘eigen’ door El Signero gezette handtekening waar hij recht op meende te hebben, schreeuwde Pancho “IK BEN CARMELITA NIET!”, daarmee doelend op een stukje oud zeer, zijnde het beroep waarvoor zijn nog altijd wettelijke echtgenote gekozen had.

Onze legende beantwoordde een zeer uitvoerige brief van lotgenoot Nelson Mandela, geschreven en verstuurd vanuit zijn gevangeniscel op Robbeneiland, met een maagdelijk wit papier dat slechts zijn handtekening bevatte.

Om zijn favoriete bokser Mohammed Ali succes te wensen voor zijn partij Rumble of the Jungle tegen George Foreman, stuurde hij hem zijn signatuur per post toe. Zonder afzender, zonder titel. Zijn handtekening volstond. Ali won met een knock-out in de achtste ronde.

Zijn ster rees. Uiteindelijk deed hij niets meer dan zichzelf zijn. In alle soberheid. In alle eenvoud. Juist daarin zag Mandela gelijkenissen maar El Signero had nooit de moeite genomen de brief te lezen. Het zou allemaal wel. Hij had meer met Mohammed Ali.

Op 20 november 1975 overleed ‘El Generalísimo’ Francisco Paulino Hermenegildo Teódulo Franco y Bahamonde Salgado Pardo op 82-jarige leeftijd in Madrid. Eén dag later, op 21 november 1975, werd onze held Pancho ‘El Signero’ de Cervantes ontslagen uit de Valdemoro Prison door de opvolger van Franco, premier Carrero Blanco.

El Signero was weer vrij man.

 

Lees hier Hoofdstuk 6

 

 

-