Lees hier Deel 1 – De Prelude
Lees hier Deel 2 – Bocht 21, 20, 19
Lees hier Deel 3 – Bocht 18, 17, 16
Lees hier Deel 4 – Bocht 15, 14, 13
Lees hier Deel 5 – Bocht 12,11, 10
Lees hier Deel 6 – Bocht 9,8, 7
Lees hier Deel 7 – Bocht 6, 5, 4

 

 

Bocht 3 – 1.626 meter hoogte – Nieuwe Schoenen

“Hey, I put some new shoes on
And suddenly everything is right”

 

De weg van Bocht 4 naar Bocht 3 is gruwelijk. Het is een lang pleuris stuk. Toch mogen we niet vloeken. Want je wordt gestraft. Door de Alpe zelf. De Alpe is rechter en beul tegelijk. De Alpe haalt je neer met een fyling tackle, de Alpe is de arbiter de zichzelf rood geeft en de Alpe is de verzorger die je weer oplapt.

De top van de Alpe is al in zicht. Vanaf Bocht 7 al. Een groot gedeelte van de dag hulde het mondaine skidorp Alpe d’Huez zich in nevelen en bestond het uitzicht uit je je stuur, je voorwiel en een metertje of tien asfalt.

De weg naar Bocht 3 is één rechte lijn. Links begeeft zich het dal dat zich nu, in de zonneschijn, als het paradijs openbaart.

Wij móeten hier niet rijden, wij mógen hier rijden.

We zouden hier moeten afspreken. Vanavond nog. Met de hele ploeg. Na een minuut stilte zouden we Remco naar voren moeten vragen. Hij zou zijn handen als een toeter voor zijn mond moeten plaatsen en hij zou moeten uitroepen:

‘KOMEN WIJ UIT ROTTERDAM?’

En niet wij, maar het dal zélf zal, als in een wonder, antwoorden:

‘KEN JE DAT NIET HOREN DAN?!’

Aan dergelijk verbeeld geluk mag je je vasthouden onderweg naar Bocht 3 om de totale waanzin te lijf te gaan. Eigenlijk is alles toegestaan. Zolang je maar niet denkt aan de pijn in je poten, in je nek, in je kont, in je schouders, in je onderrug. Je lichaam schreeuwt het uit. Het dwíngt je te stoppen.

Maar dan kom je Danny tegen. Voor de zoveelste keer vandaag.

‘Hey Lars! Marco!’

‘Hey Danny! Held!’

En Danny lacht. Zoals hij de hele dag al lacht. Hij lacht het leven toe zoals het leven hem toelacht. Danny vergeeft het leven diens schuld.

Als onbezoldigd denker kan ik mij niet herinneren ooit zó gelukkig te hebben gekeken als Danny onderweg naar Bocht 3 op Alpe d’Huez.

(Ja nee okee. Om eerlijk te zijn kan ik het me wél herinneren. Na de training van Overmaas D1 kwam de voorzitter ons vertellen dat we een voorwedstrijd van Nederland-Ierland in De Kuip mochten spelen. We schrijven 9 september 1981. Ik was elf jaar oud en had sproetjes. Hoe ik tóen keek. Zo kijkt Danny dus vandaag, donderdag 6 juni 2019).

Het respect dat ik voor Danny heb (als ex-patiënt fietsends met een dubbele stoma, en ik maar klagen als ik drie keer in een uur moet pissen) valt niet in woorden uit te drukken. Zo’n bekentenis is dan wel goudeerlijk, maar het betekent ook het failliet voor de man met de platte pet die leeft bij de gratie van woorden.

Als Danny zijn jaarlijkse CT-scan achter de rug heeft, viert hij het goede nieuws (de “schoon” verklaring) door zichzelf te trakteren op nieuwe schoenen.

‘Volgend jaar doe ik weer mee. Dan rijd ik op nieuwe wielerschoenen Marco…’, zei Danny gisteren in het hotel, ‘dat beloof ik.’

We houden hem eraan.

 

Danny met gebalde vuist passeert Le Passe Montagne

 

 

Bocht 2 – 1.669 meter hoogte – Boven

“Lang lag ik onder maar zonder de wanhoop
Van het wachten in nachten die eindeloos duren
Ik heb geloof in mijn hoofd en mijn handen
Straks kom ik boven”

 

De dag is lang geweest. Wellicht te lang. We zitten dik twaalf uur op de fiets, Lars en ik. We klommen, daalden, aten, pisten, dronken, lachten, vloekten, zwegen, klommen, daalden, aten, pisten, dronken, lachten, vloekten, zwegen.

We zagen ploeggenoten komen en gaan. We schreeuwden ze toe. We werden toegeschreeuwd. Die was sterk. Die was er slecht aan toe. Die daalde voorzichtig. Die ging als een komeet. Het is te veel van alles en van alles te weinig. Je wilt meer. Minder. Je wilt geen pijn meer. Je wilt door. Je kan het wel. Je haalt het niet.

Onderweg naar Bocht 2 gaat de weg weer rücksichtslos omhoog. De Alpe is niet coulant. De Alpe is een goudeerlijke seriemoordenaar. Een charlatan met een Sinterklaasmijter. Een vreedzame monnik met een hakbijl onder zijn pij. De Alpe is solidair met je vermoeide lichaam en wil dat je stopt. De Alpe is solidair met je geest en eist dat je doorgaat.

De Alpe is een gerecht dat je moet prakken en moet kauwen en opvreten tegelijkertijd. Er is geen cadans meer, geen hartslag, geen wattage, geen percentage. Pleur maar overboord. Het is prakken, kauwen, slikken.

Het paradijs bevindt zich nu links van ons.

Ik denk aan Remco. Ik wil met hem jodelen. En bier drinken. Vooral dat.

Op dat moment komt passeren we een zwoegende Lodewijk die ik nog altijd geen Lo kan noemen. Lo is voor later vandaag. Bij Le Passe Montagne als DJ Jorrit Schatje Mag Ik Je Foto draait en ik Lodewijk een volwassen pils in de handen druk om dat achtenswaardige moment te bekrachtigen met een zoen plat op z’n smoel, bezegeld met de woorden: ‘Lodewijk, vanaf nu ben je Lo… míjn Lo!’

Maar zover is het nog niet.

Lodewijk heeft afgezien als een beer vandaag. Net als zijn maat Xander, net als alle Fund Racers. We zijn bijna boven, maar ik ben stilaan mijn herinneringen aan het wegtrappen. Iedere pedaalslag kost me één herinnering, zo maak ik mezelf wijs.

Xander zat gisteravond nog bij ons aan tafel. Hij vertelde over zijn werk. Schiphol. Computers. Projecten. Zoiets. Ik vroeg hem bij de shirtpresentatie of ik hem Sander of Ksander moest noemen. Het was Ksander. Moet van zijn vader John die een beetje Rotterdammer uitspreekt als Sjon.

Nog twee bochten en dan worden Lodewijk en Xander onthaald door Nicole, Lodewijks vrouw, en John, Xanders vader. Nog maar twee bochten.

Ze zijn fan van ADO Den Haag die twee, want Lodewijk ziet groen en Xander geel.

We zijn de waanzin nabij. Volgens Shakespeare zit in iedere vorm van waanzin een systeem, maar, het zij herhaald, Shakespeare was een matig wielrenner.

Zo zag ik na een van de beklimmingen Xander, in Le Passe Montagne, een kus geven aan de vrouw van Stephan. Ik snapte er geen reet van. Het bleek echter Bianca te zijn, Xanders vrouw, en niet Mila, de vrouw van Stephan. Bianca en Mila bleken zussen te zijn, sprekend die twee, wellicht tweeling, dat had ik kunnen vragen als ik had geweten dat het zussen waren terwijl ik er op dat bewuste moment nog altijd van uitging dat Bianca Mila was, en dus de vrouw van Stephan, terwijl ík aanvankelijk vermoedde dat Nicole de vrouw was van Xander.

(Waarom heeft niemand mij trouwens ooit verteld dat Xander en Stephan gewoon zwagers van elkaar waren. Hoe had ik dit kunnen weten? Ik bedoel, ze líjken niet eens op elkaar).

Er speelde zich een Shakespeariaans drama in mijn hoofd af dat Hamlett zou doen verbleken. Dit zou mijn bestseller worden.

Ik heb trek in bier. ‘Als ik jou zie, móet ik mijn verhaal vertellen…, zei Stephan gisteren nog onder het genot van een glas Perrier, ‘…en de diepte in…’

En het klopt.

Met soulmate Stephan ís het goed praten. Tot het moment dat hij Amsterdams gaat praton. Dan is het duidelijk dat hij de serieuze gesprekkon zat is en dat er weer gelachon moet wordon.

Vanavond zal ik Xander, Stephan, Nicole, Bianca en Lo mijn plannen ontvouwen voor mijn aanstaande roman.

Titel van mijn literaire doorbraak: Boven!

‘Zullen we een zesde keer gaan…’ vraagt Lars die zich op een minder steil stuk aan mijn schouder vasthoudt om naar achteren te kijken waar de rood aangelopen Stephan Bocht 2 verorbert, ‘…speciaal voor je vader?’

‘Dat is goed. Maar kunnen we afspreken dat we niet over hem praten? Anders breek ik. En dat mag niet.’

‘Is goed vriend…’

Lo! Boven!

Xander! Boven!

Stephan! Boven!

 

 

Bocht 1 – 1.860 meter hoogte – Droom Maar    

“Come on and dry your eyes
I just wanna see your smile
Yeah I just wanna see your smile
Come on and dream baby dream”

 

Ik kan me de ochtend niet meer herinneren. Het ontbijt. De start. De humor. De spanning.

Het speelde zich af in een ander tijdperk op een andere plaats die me niet meer voor de geest wil komen, hoe zeer ik me ook inspan. Waar was ik. Waarom was ik. Wie was ik. Ik wist de hele dag één ding zeker: mijn heilige missie móest voltooid worden, maar ik hield haar verborgen. Zoals het een pokerspeler is aangeleerd zijn kaarten niet prijs te geven.

Vandaag zal ik niet falen. Voor de patiënten. Voor al mijn donateurs. Voor mijn lieve vader.

Ik vroeg Lars onderweg om niet te spreken over de vólgende beklimming.

‘Ik bekijk de Alpe klim voor klim. Zoals mijn moeder zich voorbereidde op het overlijden van mijn vader. Dag voor dag. Niet verder kijken. Het hardop uitspreken is de Goden en de Doden verzoeken.’

Dit is de zesde beklimming van Lars en mij. Zes beklimmingen, 126 bochten, zo’n 80 klimkilometers, 12 uur fietsen, 6.600 hoogtemeters en een goede 7.700 kilocalorieën armer.

Ik nam vandaag 126 keer afscheid van mijn vader.

In bijtende stilte.

Lars en ik draaien Bocht 1 in. Een heerlijke bocht. Wel nog gemeen steil, da’lijk wat verderop als je 9% voor je kiezen krijgt, maar je hóórt de muziek van de DJ’s, je rúikt het bier, je vóelt de spanning maar nog niet de ontlading. Nog niet. Nog altijd niet.

‘Dank man, dat je heel de dag aan mijn zijde hebt gefietst’, zeg ik terwijl ik Lars fietsend omhels.

‘Jij bedankt. Ik was volledig naar de kloten na de tweede beklimming. Je hielp me erdoorheen.’

‘Ik ben al geen prater onder het klimmen, maar nu helemaal niet. Ik wilde dit zó graag. Dank dat je mijn zwijgen snapte en respecteerde.’

‘Tuurlijk vriend. Altijd…’

Wekenlang leefde Lars intens mee met de achteruitgaande gezondheidssituatie van mijn vader. De laatste dagen van zijn leven zaten wij, zijn familie, als stille figuranten aan zijn bedrand. Hulpeloos en reddeloos. Zoals olifanten zich verzamelen rondom een stervende olifant.

Ik mag niet breken.

We fietsen langs de terrassen. Onze namen worden gescandeerd.

‘LARS! MARCO! ZES KEER! KLASSE MANNEN!’

De onbekende bekende rockband speelt in de kom van het houten viaduct. Ik glimlach naar de zangeres en wuif haar een handkus toe. We sluiten de ritsen van onze shirts. De eindceremonie kan beginnen: de allerlaatste passage van Le Passe Montagne is aanstaande.

We horen in de verte DJ Jorrit al. De muziek beukt. Zweept de mensen op.

‘DAAR KOMEN ZE!’, gilt Fabienne in haar Spookrijdersshirt.

En daar fietsen we. Lars en ik. Voor de laatste keer. Door de erehaag die voor ons gevormd is. Schuimend Bier. Gekte. Handen. Tranen. Blijdschap. High Fives. Ik herken iedereen en niemand. Het is een kakafonie van jewelste.

Straks kom ik boven.

Mijn vader was mijn grootste fan die zuinig was met complimenten. Op latere leeftijd uitte de trots zich in zwijgen, slikken en tranen. Hij streelde mijn handen.

Voor hem ging ik tot de bodem vandaag.

Mijn gedachten gaan naar mijn familie in Rotterdam die vandaag de kamer van mijn vader in het verpleeghuis heeft leeggehaald. ‘De platte pet van Pa is voor jou’, had mijn moeder nog gezegd.

Het is precies zeven dagen en veertien uur nadat onze vader is overleden.

Op donderdag 6 juni beklom ik de Alpe d’Huez bij Alpe d’HuZes voor het eerst van mijn leven zes keer…

…voor onze vader
die in de hemel zijt.

 

 

Fotocredits: Fabienne en Estelle Hendriks


Lees hier Deel 9 – Het Slotakkoord

 

 

-