Toen enkele bevriende relaties zich officieel als sponsor bij mij hadden gemeld, vervolgens de daad bij het woord voegden met enkele indrukwekkende donaties, nam ik me voor om ze persoonlijk te bezoeken. Allemaal. Op de racefiets.

IMG_4135

De Alpe-d’HuZes Express bezocht op 10 april en 1 mei respectievelijk de firma’s Jan Snel B.V. (Montfoort, Utrecht) en vervolgens Baets Transport B.V. en Hohenwalt Reycling V.O.F. (beide Kelpen-Oler, Limburg). Deze twee fietstochten heb ik gebundeld in halte 14: Loftrompet.

 

***

“Het leven gaat langs afgronden
Van geluk en ongeluk, hoop en wanhoop,
Van strijd en verzoening.”

 

Voor Lex, Broer en Sjaan
…en voor hun nazaten.

 

***

 

Onderweg naar het prachtige Limburg en verzand geraakt in een grauwe woonwijk in Tilburg nabij het Willem II stadion, vraag ik me af hoe ik me telkens zo kan vergissen in fietsafstanden. Zo is het dorp Kelpen-Oler (Limburg) toch wel een tering eind fietsen, maar was Montfoort (Utrecht) daarentegen een stuk dichterbij dan verwacht.

 

Van Limburg Stirumlaan

De Van Limburg Stirumlaan, Tilburg

En hier rijd ik. In de Van Limburg Stirumlaan, Tilburg. Maar laat je niets wijs maken. Er staat dan wel Limburg in de straatnaam, maar je Mio Cyclo 315, je fiets-TomTom, dat dure speeltje dat verzot is op woonwijken en je steeds dáár weer heen stuurt, weet wel beter: je mag nog een dikke tachtig kilometer fietsen om in Limburg te komen. De Van Limburg Stirumlaan is zo’n laan die alle hoop op voldoening heeft laten varen. Een corpulente neger van de Tilburgse plantsoenendienst wiens buik haast uit zijn oranje hesje knalt, kijkt me aan alsof ik van Saturnus kom….nog nooit gezien….een wielrenner in de Van Limburg Stirumlaan…

Het doet me haast vanzelf denken aan de fietstocht naar sponsor Jan Snel B.V. in Montfoort, enkele weken geleden. Op het fietspad tussen Haastrecht en Gouda liep een soort wandelende zitzak breeduit met zijn vrouw, ook zo’n charmant ding (haar okselhaar had dezelfde kleur en lengte als zijn pluizig baardje), zijn hondje uit te laten. Zo’n klein kuttelikkertje dat onder de lakens de honneurs waarneemt als die lampenkap druk met zichzelf in de weer is om zijn piemeltje op maat te krijgen. Natuurlijk geen gezicht zo’n klein beffertje naast twee van die wandelende hunebedden die de afgelopen week meer zakken Croky chips zullen hebben gezien dan ik in heel mijn leven.

Goed. Ik kwam dus met een vaartje van tegen de veertig kilometer per uur (windje mee hoor mensen, ik ben geen natuurtalent) op hen afgereden. Ze weken geen centimeter uit waardoor ik gedwongen was een stuk berm mee te pakken. Als Hennie Stamsnijder in zijn beste veldcrossjaren tilde ik mijn fiets aan het racestuur weer terug op het fietspad. Ik hoorde hem in mijn rug schreeuwen het fietspad is niet alleen voor jou Aso!, waarop ik iets terugriep dat verband hield met zijn eetstoornis en zijn verhoogd risico op hartfalen.

Ja wielrennertje pesten is in de laatste tijd, maar ik laat me niet foppen. Ook niet vandaag, onderweg naar Limburg, in de Van Limburg Stirumlaan, waar de negroïde Obees plotseling de riek van zijn schouder pakte. Wat had ik hem misdaan? Mijn Mio Cyclo 315 piepte als de Tilburgse kermis toen ik ervoor koos rechtsom te keren.

Waarom ik mezelf die druk oplegde om alles sponsoren persoonlijk per racefiets te bezoeken? Zegt u het maar. Ik lees het gedicht FIETSEN van Alex Roeka iedere dag op kantoor. Het hangt aan de muur in de ontvangstruimte. Het gedicht raakt de essentie van fietsen: waarheidsbevinding, herrijzenis, bevrijding (in die volgorde). En dat kan, voor ons wezenlozen, alleen op de racefiets. Hoe langer, hoe dieper, hoe grootser de hallucinatie.

En dus moest ik naar Montfoort. En de moraal was, ondanks de hindering van het hondenuitlaatstel en even later de bioloog (prototype natuurfreak, grijs snorloos ringbaardje, ANWB-loopschoenen en een camouflerend vis jack met minimaal achtennegentig zakjes, vakjes en ritsjes) die met zijn tietloze vrouw, uiteraard midden op het fietspad, door een verrekijker stond te loeren naar de vlucht van een zeldzame Blauwe Pierekut, zonder meer goed te noemen die vrijdagochtend 10 april.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

 

Maar, zoals gezegd, had ik de afstand naar Montfoort volkomen verkeerd in geschat. Over de snelweg is het een krappe vijftig kilometer en dan tel ik er op de fiets altijd een slordige tien bij. Heen en terug dus honderdtwintig waardevolle trainkilometertjes, totdat bleek dat ik er na vierendertig kilometer al was. Ik draaide het terrein op. Al vijfentwintig jaar lang ben ik hier klant, dus zeg maar kind aan huis.

“Zet daar maar neer”, zei Jos terwijl hij van de buitenwenteltrap naar beneden kwam.

Ik zette mijn fiets tegen zijn auto. Niet op slot want daar doen ze op een uurtje fietsen van Rotterdam niet aan.

“Weet je het zeker?”, vroeg ik hem argwanend.

“Tuurlijk. Het is maar lak.”

Ik liet maar achterwege dat mijn scepsis zat in een mogelijke ontvreemding van mijn fiets en niet op de kans op lakschade aan zijn auto.

Ik zou eigenlijk al lang niet meer verbaasd mogen zijn over dergelijke goedgelovigheid die in de provincie nog altijd de gewoonste zaak van de wereld is. Wij stedelingen zijn verziekt en zien louter nog beren op de weg. Gelovers van dergelijk goed vertrouwen staan mij vanmiddag ook op te wachten in het Limburgse Kelpen-Oler. Zeker weten. Ook deze mensen ken ik al vijfentwintig jaar. Trouw zit in hun genen. Zelfs voor een leugentje om bestwil zouden zij zich schamen en vervolgens excuseren.

 

Hoofdkantoor

 

Dezelfde excuses bereikten mij, via Jos, van directeur Harry van Jan Snel B.V. Harry was er niet. Onderweg ‘ergens naar toe’ maar dat was niets nieuws. Hij is altijd onderweg. Bij Harry zit het ondernemen in het bloed. Alles wat hij aanraakt lijkt in goud te veranderen. Hij werkt zich een slag in de rondte. Harry is altijd goed gehumeurd. Hij drinkt iedere vrijdag een biertje met de jongens die in de loodsen werkzaam zijn. Iedereen noemt Harry Harry. Harry is geen u. Harry is geen Mijnheer. Maar Harry verdient, en krijgt, het grootst mogelijke respect.

Ik wantrouw politici, egaal welke kleur, tot op het bot. Jan-Peter wilde de VOC mentaliteit terug? Mee eens. Vervang de leiders van dit land met enkele Harry’s en ik voorspel u meer en eerlijker verdeelde welvaart. Het land telt zat ondernemers met een hard werkend sociaal hart.

Eindhoven-20120914-00766

Met Harry in Eindhoven, 14 september 2012

 

Een hart bijvoorbeeld voor de imbeciele jongeman die vanochtend met zijn tong naar buiten op zijn driewielfiets over de Stadsburg fietst die Zwijndrecht met Dordrecht verbindt. Op zijn rug bungelt een versleten rugzakje, eigenlijk meer een ‘goodie bag’. In grote letters staat DORDRECHT – SPARTA op de goodie bag. Hij slingert zich een weg naar boven. Ik kan er nog maar net langs. Het is vrijdag 1 mei en ik ben onderweg naar Limburg. Dit moet het lelijkste stukje Nederland zijn. Een fantasieloos industriegebied vol nietszeggende firma’s zonder enige vorm van levenslust. Onderweg naar Brabant fiets ik hier altijd. Over die wirwar aan fietspaden rondom de Drechttunnel die alleen een krankzinnige kan hebben aangelegd. Met de auto ben je er in dertig seconden doorheen. Met de fiets minimaal twintig minuten.

 

“En zo ging ik met mijn fiets
Door de verzengende zon,
Die het vuur in mij opstookte,
Dat zelfs door felle kou en hevige slagregens
Niet te doven was”

 

Bij het zoveelste stoplicht in de gemeente Dordrecht lazer ik, in een manoeuvre het paaltje te grijpen, haast om. Het blijft behelpen, dat kliksysteem van wielerschoentjes.

Lopen op wielrenschoentjes is trouwens ook niet eenvoudig en zeker niet als je, zoals in Montfoort, handen moet schudden met in de ene hand een kop koffie en in de andere je valhelm met daarin je zonnebril die nooit blijft zitten waar-ie bij echte wielrenners wel blijft zitten (namelijk met een pootje van het montuur aan de ritssluiting van je wielershirt).

Bekers 020-010Tegenover je zat een van je trouwste relaties die je gerust vriend mag noemen: Jos. Op het eerste oor heeft Jos zo ongeveer alles tegen wat een mens tegen kan hebben: hij heeft een Amsterdamse tongval die vooral irriteert en opvalt op maandagochtenden als Ajax heeft gewonnen. Hij is een anderhalve kop groter dan ik en heeft het natuurlijke gezag van een docent. Maar hij is ook de vriendelijkheid zelve.

TOSHIBA Exif JPEG

De Kuip, 8 mei 2002 – Feyenoord heeft de UEFU Cup gewonnen

Toen Feyenoord op 8 mei 2002 ten koste van Borussia Dortmund de UEFA-cup won was het Ajacied Jos die mij als éérste per SMS feliciteerde. Sindsdien ben ik moreel verplicht hem te feliciteren als Ajax iets wint. Dat gebeurt me naar mijn smaak veel te vaak de afgelopen tien jaar. En het geeft me nooit voldoening. Nooit. Hij verdient een betere vriend. Ik kan me, op mijn beurt, geen betere vriend wensen.

 

 

 

Geen betere vrienden zijn evenmin te vinden dan die ik vanmiddag in Kelpen-Oler, Limburg aan zal treffen. Ik rijd na een krappe zes uur fietsen over de spoorwegovergang en zie het woonhuis staan dat vroeger dienst deed als kantoorpand van BAETS TRANSPORT. Enkele jaren geleden is een nieuwe kantoorvleugel gebouwd aan dit woonhuis.

Baets met auto's

 

Ik heb enorm pijn in mijn reet. En in mijn heup. Na vijftig kilometer fietsen moest ik vanochtend tussen Terheijden en Breda al voor de tweede keer mijn koude pis aan de nog koudere grond toevertrouwen. Ik morste nog wat druppels urine over mijn linker wielerhandschoentje (uren later was ik dat al weer vergeten toen ik mijn neus wilde afvegen met dezelfde hand – de pislucht zat daarna de hele middag in mijn neus). Daarna at ik een Isostar-reep. Ik klikte in mijn linker wielerschoentje maar helde tegelijkertijd teveel naar links. Hopla. Daar lag mijnheer de wielrenner op zijn zij. Zo hulpeloos als een schildpad.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

“Door de wind, die mij leerde niet te buigen
En mee te buigen als het moest,”

 

Terwijl Jos praatte over de zaken, liep niet best, of juist wel, geen idee, eerlijk gezegd werd mijn aandacht afgeleid. Naar het verleden. Op 24 februari 2013 nam Jos mij mee naar De Kuip. Met Fabienne en Estelle. Feyenoord won met 2-1 van PSV. Het sneeuwde. We dronken na afloop een biertje in het sponsorhome van Feyenoord. Jos droeg een Harry Slinger mutsje. Ik hoopte dat Jos niet te plat Amsterdams zou praten want dat accent alleen al is reden genoeg voor een rechtse directe onder enkele fanatici onder ons. Bennie Wijnstekers liep langs (ik zou alles hebben gedaan, en neemt u dit vooral letterlijk, voor een handtekening). Jos was voor Feyenoord die middag. Lex leefde nog.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

Ik rijd het terrein van BAETS op en Anita komt naar buiten gelopen om me te filmen. Achteraf lijken het live beelden van een bomaanslag in Aleppo (YouTube zou het filmpje later weigeren omdat de beelden te schokkerig en te schokkend waren).

Maar wat ben ik blij haar te zien. Na zes uur fietsen ben ik het besef van tijd kwijt. Tijd is sowieso een overgewaardeerd begrip. In Limburg is er nog ruimte voor tijd. In de Randstad niet. ‘Ik heb geen tijd’. ‘Ja leuk idee, had ik maar de tijd’. Ook ik heb geen idee waar ik tijd vandaan moet halen. Ik begin steeds meer vraagtekens te plaatsen bij mijn eigen idiote dadendrang: waarom zou een bedankmailtje aan de sponsoren niet volstaan? Vanwaar die behoefte om ze, namens alle patiënten en ex-patiënten, extra te bedanken?

2015-05-01 14.18.56

1 mei 2015 met Marc Baets

 

Het één-na-laatste nummer dat via de iPod mijn verdoofde gehoor bereikte was zo-even het melancholische Heilige Anthonius van de Limburgse band Rowwen Hèze. Zeker, ik geef de lotsbeschikking graag een duwtje in de rug want ik had met het oog op deze trip naar Limburg extra nummers van Jack Poels en zijn mannen in de Alpe-d’HuZes Express Afspeellijst gezet.

Ik kreeg het te kwaad.

(Eventjes tussendoor: ik was ook kwaad. Die kut Mio Cyclo 315 had me op de Kanaalweg, langs het Kanaal Wessem-Nederweert, over een onverhard stuk weg laten fietsen. Kilometers lang. En ik had er al honderdvijftig op zitten. Mijn arme anus.)

Ik hoorde de droevige trompetklanken. Ik dacht aan het begrip tijd. Ik had geen verzet meer. Ik trapte mezelf de geestelijke leegte in. Het ging verder. En vooral dieper. Ik bleef trappen. De trompet uit Heilige Anthonius deed me denken aan het Taptoe signaal dat op 4 mei om twee minuten voor acht wordt gespeeld bij de Dodenherdenking. En zo beleef ik deze fietstochten: als een eerbetoon aan de overledenen die ik schrijffietsend kan laten herrijzen. Zij herleven omdat ik dat wil. Zolang ik maar schrijf. Ik zag ze terug in de spiegeling van de lucht vlak boven het Kanaal Wessem-Nederweert. Lex Stockx. Broer Hohenwalt. Sjaan Voorbij-Liesveld. Hun bevrijdende hoofden werden meervoudig. In hun ogen ontwaarde ik hallucinerend de ogen van hun en mijn familie en vrienden. Nooit zou ik meer stoppen met fietsen omdat ik eens te meer tot het besef kwam dat ik alleen op de fiets door de grenzen van de tijd kon rijden. Zoals Professor Barabas in zijn beste dagen.

 

https://youtu.be/9aizioxZ8Do

 

Er zit voor de rest geen kwaad in Amsterdammer Jos die recht tegenover me zat in de wat steriel ogende ontvangstkamer van Jan Snel B.V. in Montfoort. Aan zijn zijde zaten Jan Junior en Frank. Jan is het type ruwe bolster blanke pit. Hij heeft enorme handen waarin de mijne verzinken tijdens het handen schudden. Hij knijpt ook altijd net iets te hard alsof-ie daarmee extra wil benadrukken dat ik niet meer dan een pennenlikker ben. Niets tegenin te brengen.

Frank, ik noem hem altijd Frankie, maar vraag me niet waarom, was 20 september 2014 nog aanwezig bij de officiële officieuze opening van ons nieuwe kantoorpand. Ik had al snel spijt van mijn weinig originele hoe-is-het openingsvraag want Frankie, planner van onze zeecontainers, vertelde even later buiten over het windje tegen dat hij recentelijk ervoer in zijn leven. Windje was nog een understatement. Met het verdriet in zijn ogen op mijn netvlies klokte ik snel achter elkaar drie glazen rode wijn weg.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

“Vlaai?”

Ik dank voor de eer. Bij het idee aan slagroom heb ik het idee spontaan te moeten kotsen, zeker als ik herinnerd word aan de pislucht die uit mijn linker wielerhandschoentje opstijgt als ik hem uittrek. “Verrot maar voldaan”, zo omschrijf ik mijn gemoedstoestand aan Marc, de directeur-eigenaar van BAETS TRANSPORT wiens haargrens ieder jaar wat meer wijkt (en dan niet in de richting van het kunstmatige flapje van Dick Advocaat).

 

2015-05-01 14.42.43

Terwijl ik me waag aan de vlaai, kijken ze me aan alsof ik vanuit Paraguay ben komen fietsen. ‘Ze’ zijn Marina (boekenwurm, een kopie van schrijfster Connie Palmen alleen is Marina wel echt en in die zin is Connie dus eigenlijk een kopie van Marina), Mark (dit jaar nog Prins Carnaval van Carnavalsvereniging V.V. de Spoeëkejaegers) en Guido (een echte ginger, een prachtmens met een eeuwige lach op de smoel, een vriendelijker mens ken ik werkelijk niet, ondanks mijn regelmatig terugkerende woede-uitbarstingen als een vrachtauto te laat bij een laad- of losadres arriveert en hij, Guido dus, mij dit beroepshalve moet melden).

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

Ze laten weten trots op me te zijn. Ik voel me steeds ongelukkiger worden. Hoe vaak moet ik uitleggen dat het andersom is? Dat deze missie, geld ophalen voor méér kankeronderzoek, niets meer en niets minder, alleen maar kan slagen dankzij deze sponsoren, dankzij mijn donateurs. Marc doet de tuindeur open om een sigaretje te roken. Ik zwijg omdat ik aan longkanker denk.

 

“Tegen de berg op en ervan af
Als langs de twee kanten
Van hetzelfde hachelijke oergegeven”

 

Op die 20e september 2014, dus bij de officiële officieuze opening, was het een wonder dat Jos überhaupt kwam. Met Annet. Zijn vrouw. Enkele dagen daarvoor was zijn moeder gestorven. Wegens grote drukte op het werk kon ik niet bij de uitvaart aanwezig zijn. Ik schaamde me diep. De reden van de drukte was ik al weer vergeten, zo druk ja. Waarschijnlijk ging weer eens onevenredig veel aandacht naar dubieuze debiteuren in verre landen. Ondertussen nam Jos afscheid van zijn moeder.

Sjaan Voorbij

Sjaan Voorbij-Liesveld

Enerzijds hoopte ik vurig dat hij zou verschijnen op de officiële officieuze opening, anderzijds zou ik hem niet onder ogen durven komen.
“Ik heb trek in een biertje pik”, zei hij op zijn Leidsepleins toen hij binnenkwam. Ik knuffelde hem lang. Door het lengteverschil drukte mijn neus tegen zijn borstbeen. In de wandelgangen noemt men dit ‘zakelijke relaties’. Likt u maar zachtjes mijn door het veelvuldig wielrennen gehavende anus. Dit zijn mijn vrienden. In geen van hen zie ik mijn randstedelijk wantrouwen weerspiegeld.

Jos Eindhoven-20120914-00773

14 september 2012, Jos op een receptie in Eindhoven

Mijn vrienden hebben geen visitekaartjes met deftige Engelse titels. Mijn vrienden praten graag over voetbal en drinken er veel glazen bier bij. Mijn vrienden geloven nog in wederzijds vertrouwen. Eigenlijk nog beter: wederzijds toevertrouwen. Het toevertrouwen van handel in de handen van een ander. Eigenlijk: het toevertrouwen van vertrouwen. Zoiets doe je niet met relaties. Zoiets doe je met vrienden.

Over vrienden gesproken. De apotheose moet nog komen. Ik moet (lees mag) nog naar Hohenwalt Recycling V.O.F., het bedrijf dat de overslag en sortering van onze goederen verzorgt. Het ligt op slechts enkele kilometers van BAETS TRANSPORT B.V.

Dus weer terug over het spoor, de Kelperweg af, over het kruispunt heen (linksaf gaat richting Rürmjünd, het lijkt wel of ze Roermond steeds weer anders uitspreken) de Grathemerweg op. Je passeert de Heilige Liduinakerk. Hier werd op 28 mei 2013 afscheid genomen van Broer Hohenwalt. Hij was zes dagen daarvoor gestorven. Ik kon geen woord van de dienst in het lokale dialect verstaan. Ik voelde alleen het verdriet. Vooral toen Carlos vastliep in zijn speech voor zijn vader in het crematorium in Baexem. Jack Poels zong Soms is ’t beater iets moeis te verleeze, Beater verleeze dan dat ge ’t noeit het gehad. Het enige Limburgs dat ik ooit verstond.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

Ik passeer Café De Smeed, de kroeg die grenst aan het terrein van HOHENWALT RECYCLING. Vroeger werd op het braak liggende terrein achter De Smeed bierfeesten gehouden met live optredens van Normaal of Rowwen Hèze. Jaren geleden werden we er verschrikkelijk dronken met de jongens van Baets en Hohenwalt. 6 februari 2006. We hadden gekart in Het Jos Verstappen Kartcenter in de gemeente Echt. Wezenloze rondjes rijden met allemaal (ex-) vrachtwagenchauffeurs. Ze rijden dagelijks rond in ultra wendbare vorkheftrucks die als sierlijke balletdanseressen over hun bedrijfsterreinen talloze cirkels en achtjes draaien. Gekkenwerk dus. Na enkele rondjes stapten RTL7-meer-voor-mannen stuk voor stuk met rood aangelopen koppen uit hun kartautootjes. Van de twaalf deelnemers, waaronder twee dames, werd ik twaalfde. Ik had het vreemd genoeg koud vanwege de tocht in de hal. Ik vond er geen reet aan en voelde al snel de priemende ogen van Lex die me vermanend toespraken: hij hê’ weer ‘s wâh…

[klik op de foto’s voor een vergroting]

 

Maar mijn verveling was niet gespeeld. Ik ben een Spookrijder. Een prater. Een peinzer. Een doendenker. Een wikker. Een weger. Anders gezegd: ik heb, buiten voetbal, weinig op met mannendingen als auto’s, motoren, herrie. Niet dat ik ooit deelname aan de Gay Parade zou overwegen, daarvoor ben ik dan weer teveel Rotterdammer, maar het komt er op neer dat ik karting een nogal infantiele bezigheid vind.
Ik draai naar links. Daar staat de boerderij van Toos waar zij decennia lang met Broer woonde. Voor de poort, vlak achter de weegbrug, staan Yolanda met haar broers Erwin en Carlos Hohenwalt mij op te wachten.

Ik weet niet waar ik kijken moet. Ik heb geen grap voor handen. Ik zal iets gevloekt hebben. Dat doe ik wel vaker om mijn sprakeloosheid tot uiting te brengen want achter hen staat een vorkheftruck die een enorme metalen plaat omhoog houdt:

2015-05-01 17.58.40

 

IMG_4169

Carlos, Erwin, Marco en Yolanda

 

IMG_4178

Guido, Carlos, Marc, Erwin, Marco en Yolanda

 

“Tot voorbij de grens, waar pijn overgaat
In een roes vol hallucinaties
En kreunen in een luguber gegrinnik.”

 

Na de crematie van Broer Hohenwalt in mei 2013 stond ik met Jos buiten. Onder onze schoenen knarste het grind van de parking. We spraken af snel af te spreken. In de verte kwam Lex aan scheuren. Zelfs bij een crematorium had die man nog haast. Hij draaide zijn raampje open en riep met een sigaret in de mond iets als ‘tot zo’. Zijn Audi trok een stofwolk. Jos greep naar zijn portemonnee en haalde er honderdvijftig euro uit. “Van de jongens en mij. Voor je Alpe-d’HuZes actie. Voor Lex.” Om Jos te kunnen zoenen moest ik op mijn tenen staan. De laatste rouwauto’s passeerden. Ik zag nog net het grauwe gezicht van Erwin. De Erwin die ik de afgelopen twintig jaar vaker aan de lijn heb gedacht dan wie dan ook. Hij zag niet dat ik hem zag. Hoe de kringen onder zijn verdorde ogen leken op de kringen die oude bierglazen op de toonbank achter laten.

IMG_1867

Kelpen 11 april 2011.
Op de dag dat Man Bijt Hond kwam filmen op het terrein van Hohenwalt ging Broer stoïcijns het gras maaien achter Café De Smeed. Broer ten voeten uit…

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

Twee maanden later na Broer zou Lex overlijden. In de laatste weken voor zijn heengaan bezochten onze vrienden ons nog een paar keer. Lex werd met de dag zwakker, de vriendschapsbanden des te sterker.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

In Café De Smeed trakteer ik mezelf op het eerste en enige biertje dat ik mezelf had toegestaan sinds ik vanaf 7 januari 2015 (het zou de zestigste verjaardag van Lex geweest zijn) op zoek ging naar het Heilige Vuur (zie Blog Gezocht: Het Heilige Vuur). Het voelt als vakantie.
De geborgenheid voelt aanvankelijk zelfs wat onwennig. Twintig glazen bier in Café De Smeed zouden zomaar alle scepsis uit mijn ecosysteem kunnen spoelen. Wacht maar tot na 4 juni.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

2015-05-01 16.10.29

Iedereen, behalve Guido, rookt hier. Mijn Alpe-d’HuZes missie voelt zo een beetje als dweilen met de kraan open maar deze potige heren zijn fysiek te sterk om de sigaretten uit hun monden te meppen. Bij Yolanda zou ik het kunnen, en durven, alleen geniet zij de bescherming van haar broers Erwin en Carlos.

Ik heb net nog gedoucht in het pand van Hohenwalt, maar de sigarettenrook heeft zich in een half uurtje tijd diep genesteld in mijn stekelhaar, trainingspak en sportshirt. De douche in deze ooit vervallen boerenschuur (in 2010 en 2011 compleet gerenoveerd in een prachtig kantoorruimte inclusief een chique verblijf waarin gasten kunnen worden ontvangen) was nog niet eerder gebruikt, zei Yolanda me nog toen ze de douchedeur voor me opendeed en me een handdoek overhandigde. Oost-Europese chauffeurs vragen regelmatig of ze er gebruik van mogen maken maar de primeur was toch echt voor de wielrennende verhalenverteller die in dit kalme decor eindelijk de rust vindt tot zichzelf te komen. Daarom grapte hij een jongensgrap (“wees niet bang dat ik masturbeer onder de douche want ik heb zoals zoveel wielrenners de laatste tijd last van erectiestoornissen”). Er werd gelachen, maar zuinigjes. Uit beleefdheid. De grap verdiende dan ook niet beter.

 

[klik op de foto’s voor een vergroting]

 

Op de foto. Met de jongens van Baets en Hohenwalt. Op het verhoogde danspodiumpje met dezelfde paal waaraan Lex die bewuste kartavond hing. Zo zat als een aap. Ik zat ondertussen aan de bar in een diepgaande discussie met ene Petra (een oude rockster, dit niet te verwarren met rock-ster) over het nut en noodzaak van het album Transformer van Neil Young.

2015-05-01 16.25.57

Proost!
(v.l.n.r. Marc, Carlos, Marco, Guido hurkend, Erwin, Yolanda)

“Ziede gij niet dat mama met Marco staat te kallen?”

Zo zangerig, of qua fonetiek zoiets in de buurt, spreekt Yolanda Hohenwalt haar zoontje Pim toe als hij zijn moeder komt vragen voor geld voor een ijsje. Die jongens hebben eeuwig vakantie hier. Hij heeft een Ajaxshirtje aan. Iets is misgegaan in de opvoeding van dit prachtige kereltje maar wat. En wanneer. Het lijkt wel een plaag, die adoratie voor Ajax. Pims vriendje heeft tenminste nog een PSV-shirtje aan. Zijn favoriete speler is Luuk de Jong. Feyenoord lijkt in deze contreien niet te bestaan.

Ik maak altijd grapjes met Pim. Over het mooiste stadion van Nederland. De beste ploeg van Nederland. En dan denk ik aan de opa van Pim, Broer. Broer Hohenwalt. De legende.

Weduwe Toos komt binnen. Ze straalt, zoals altijd. Vijfentwintig jaar geleden zat ik aan de tafel bij Broer en Toos. Toos bakte een boerenomelet. Broer, een Limburgse Feyenoordfan, sprak over de finale van 6 mei 1970. Tegen Celtic. Een datum die in het geheugen van iedere beetje Rotterdammer gegrift staat. Broer was erbij. In Milaan. Ik kon er geen woord van verstaan. Broer Hohenwalt deed geen moeite om zijn dialect te verhullen. Ondertussen snoof de waakhond, een angstaanjagende kruising tussen een wolf en een beer, aan mijn kruis. Ik durfde me niet te verroeren en vreesde voor mijn rechter onderarm als ik een hap van de omelet zou proberen te nemen.

[Klik op de foto’s voor een vergroting]

 

Twee fietsritten. Eentje naar Montfoort, eentje naar Kelpen-Oler. De Heer heeft vreemde kostgangers en ik ben er een van.

Een transporteur met windje tegen. Een neger met obesitas op de Van Limburg Stirumlaan. Een Limburger met wijkende haargrens. Twee zwaarlijvige grobbekuikens met een kuttelikkertje. Een secretaresse die op Connie Palmen lijkt. Een Amsterdammer die Feyenoord het kampioenschap gunt. Een vaderloze Limburger die een welkomstbord heeft gemaakt. Zijn broer die Geen Woorden Maar Daden is. Hun charmante zus die moet werken aan de voetbalvoorkeur van haar zoontje. Hun alleenstaande moeder die een weg vindt. Een tong uitstekende imbeciel op een driewieler. Een vervoerder die te hard in handen knijpt. Een Prins Carnaval van Carnavalsvereniging V.V. de Spoeëkejaegers.

Deze helden ondersteunden mijn Alpe-d’HuZes campagne als een vanzelfsprekendheid, want precies zo ervaren zij onze kameraadschap. Het gebrek aan ego hebben zij gevuld met compassie en loyaliteit.

Ik trapte mijn weerstand weg en fietste terug in de tijd, terug in mijn tijd.

Ondanks alle lofuitingen aan mijn adres zit het heldendom niet in mij. Niet! Ik ben slechts de fietsende boodschapper – de pizzakoerier die gewoon doet wat-ie moet doen. Leveren. De ware heroïek zit in hun genen. Zij geven, via mij, aan alle doctoren, laboranten, specialisten en onderzoekers. Uiteindelijk komt dit geld terecht waar het terecht moet komen: bij de patiënten. Om die gruwelijke ziekte een halt toe roepen.

En zo past de puzzel van de verleden, tegenwoordige en toekomstige tijd waar ik alleen fietsend uit kon komen:

De loftrompet is bestemd voor hen, en voor hen die hen voorgingen.

Soms is het inderdaad beter iets moois te verliezen, beter verliezen dan dat je het nooit hebt gehad.

 

“Wat ik wil zeggen is dit:
Dat het fietsen mij meer lucht heeft verschaft,
Kracht heeft gegeven, meer inzichten,
Meer schoonheid, meer rust en eenzelvige verrukking
Dan de liefde of het hogere of de nacht
Of welke wijsheid uit boeken dan ook.”

 

 

 

***

 

Dank aan directie en medewerkers van de firma’s JAN SNEL B.V., BAETS TRANSPORT B.V. en HOHENWALT RECYCLING V.O.F. voor hun onvoorwaardelijke support.

De geciteerde dichtregels komen uit het gedicht FIETSEN van Alex Roeka (september 2014 – volledige tekst zie onder het Blog). Dank Alex.
Ik zeg altijd maar zo: Beter goed gejat dan slecht bedacht.

 

Laat het onderzoek naar kanker nooit stoppen. Steun middels een donatie mijn campagne op mijn Actiepagina:

Alpe-d’HuZes Express Actiepagina Marco Hendriks

Namens alle Lexen, Broers en Sjanen: bedankt!

 

***

 

Links:

https://jansnel.com/

https://www.baets.nl/

https://www.hohenwalt.com/

Rit naar Montfoort op STRAVA:

https://app.strava.com/activities/282750628

Rit naar Kelpen-Oler op STRAVA:

https://app.strava.com/activities/296218125

 

***

FIETSEN

 

(Alex Roeka – september 2014)

Het leven gaat langs afgronden
Van geluk en ongeluk, hoop en wanhoop,
Van strijd en verzoening.

En zo ging ik met mijn fiets
Door de verzengende zon,
Die het vuur in mij opstookte,
Dat zelfs door felle kou en hevige slagregens
Niet te doven was,
Door de wind, die mij leerde niet te buigen
En mee te buigen als het moest,
Tegen de berg op en ervan af
Als langs de twee kanten
Van hetzelfde hachelijke oergegeven,
Tot voorbij de grens, waar pijn overgaat
In een roes vol hallucinaties
En kreunen in een luguber gegrinnik.

Wat ik wil zeggen is dit:
Dat het fietsen mij meer lucht heeft verschaft,
Kracht heeft gegeven, meer inzichten,
Meer schoonheid, meer rust en eenzelvige verrukking
Dan de liefde of het hogere of de nacht
Of welke wijsheid uit boeken dan ook.

 

 

-