(Open Brief aan Bob Dylan)

Beste Bob,

“BINNENRIJM!”

Misschien hoorde je me in Ahoy’, ergens in september 2000 geloof ik dat het was.

Ik schreeuwde het naar mijn vrienden, maar eigenlijk naar jou. Je speelde Fourth Time Around. OK OK ik was dronken, maar dat briljante rijmschema raakte me zelfs in bezopen toestand. Het ging mij een keer niet om de inhoud van de tekst, maar om dat verdomde rijmschema, Bob. Die binnenrijm.

“I waited in the hallway, she went to get it
And I tried to make sense
Out of that picture of you in your wheelchair
That leaned up against . . .

Her Jamaican rum…”

Ja Bob. Je liet “sense” op “against” rijmen, terwijl de zin in feite doorliep in “Her Jamaican Rum”, de facto de eerste regel van de volgende strofe.

Sterke tekst mon cul. Je zong godverdomme letterlijk dat je ‘wijs probeerde te worden van die foto van haar in haar rolstoel die stond geleund tegen haar Jamaicaanse rum’. Wat je daarmee bedoeld hebt Bob, dat zal mij nog altijd worst zijn. Als jij het schrijft is het geniaal. Zou ik het schrijven, ben ik rijp voor het gesticht. Da’s jouw imago Bob. Chappeau.

Ik begreep jou niet, mijn vrienden mij niet en, of dat niet genoeg was: jij verstond mij niet. Alleen jij veroorzaakt dergelijke verwarring tijdens concerten. “Binnenrijm!” hardop roepen tijdens een concert… Het moet even idioot overkomen als zomaar “Zwangerschapsgymnastiek!” blèren bij Positively 4th Street of “Betaald Parkeren!” tijdens Shelter from the Storm.

Illustratief voor onze gebrekkige communicatie:

Jaren geleden (rijp voor mijn eerste tongzoen aan de rand van het zwembad op de camping in Argelès-Sur-Mer met een Zwolse boerin met enorme schapenkoppen die haast haar bikinihesje uitrolden – of misschien keek ik die knollen er gewoon uit) rende ik om de vijf minuten naar mijn grote broer met de vraag wat-ie ook alweer zong?”. ‘Ie’ was jij, Bob. Het antwoord luidde “Tight Connection To My Heart”. Door de verwarring die de tongzoen teweegbracht zat echter steeds “Close Reaction To My Lord” in mijn hoofd. Misschien was mijn verbastering, met het oog op de fysieke roering rondom de gulpstreek, wel beter dan jouw oorspronkelijke tekst.

En dat is nou precies het probleem met jou Bob: jij verstaat je publiek niet en tegelijkertijd verstaan wij jou niet. Misschien doe je het met opzet. Misschien ook niet. Je bent of knotsgek of een genie. Ik weet het niet, en wil het ook niet weten. Niet meer.

Ik kan ook niet beschrijven hoe ik je concert gisteren heb beleefd. Dat vroegen mijn ouders net aan me toen ze me belden. Hoe was Bob?

Bob is Bob, was mijn antwoord. Je kan niets met mijn antwoord, zo Anita, Fabienne, Estelle, Alex en ik niets konden met jouw optreden. Twee uur lang genieten van het niets waarmee je de kunst van het weglaten tot in de perfectie hebt uitgevoerd.

Ik was nergens ontroerd. Zelfs niet verbaasd. Volgens mij draait het daarom Bob als je op het podium staat. Dat je geraakt wordt. Je speelt graag met vuur, creëert daardoor rookgordijnen terwijl ik alleen maar het vuur wil.

Het vuur. Van 20 juni 1996. Vredenburg Utrecht. Mama You Been On My Mind. Uit je strot kwam een toxisch mengsel van venijn, gal, gif en vuur. In het laatste couplet zong je onnavolgbaar.

“When you wake up in the mornin’, baby, look inside your mirror
You know I won’t be next to you, you know I won’t be near
I’d just be curious to know if you can see yourself as clear
As someone who has had you on his mind”

Die laatste twee zinnetjes Bob. Daar zat ’t hem in. In die plotselinge grammaticale ommezwaai, waarin lijdend voorwerp leidend voorwerp werd, herkende ik de hand van de ware Meester. Ik probeerde me, aan jouw hand, in te denken ‘hoe het zou voelen om, eenzaam, in een spiegel te kijken en je voor te stellen of je jezelf kan zien als iemand die bij een ander in diens gedachten is geweest’.

Met het voortschrijdende inzicht van een profeet fileerde je mijn kop. Je sneed verleden, heden en toekomst in reepjes en legde het panklaar voor me neer. Op een bordje. Of ik het zou eten, interesseerde je geen reet. Je zong het zo gefraseerd, zo subliem, zo puur, dat ik het gevoel had dat je me mijn eigen ruggenmerg liet drinken. Kortom: ik moest zo snel mogelijk naar de bar die, ook toen, meer troost bood dan jouw muziek.

En terwijl jij je gisteravond bezondigde aan een zweetsokken uitvoering van Spirit on the Water, dacht ik aan de harige man uit Praag die, net nog, buiten, op een akoestische gitaar jouw werk hartstochtelijk uit zijn longen stond te schreeuwen. Ik gaf hem twee euro waarna hij een stuk tekst vergat van Subterranean Homesick Blues. Hij stonk uit zijn haar, baard, kleding en mond. Toch voelde ik verwantschap.

Heb je enig idee wat jij mensen hebt aangedaan met je muziek Bob?

Ik zag je gisteren voor de vijfentwintigste keer live. Een goede twintig keer stelde je teleur. En dat kan niet Bob. Dan beledig je mij. En jezelf.

“Hij moet van die kut piano afblijven.”

Sorry, ik moet eventjes iemand voorstellen aan je Bob. Dit was Alex, Bob. Alex Roeka. Je alter ego uit Holland. Alex vindt jou de allergrootste maar zag je nog nooit live. Uit angst voor de deceptie. Yep, zo ver heb je het geschopt Bob: zelfs je grootste volgelingen ontweken je jarenlang omdat de kracht van de verbeelding sterker was dan de realiteit. Tot gisteravond. Hij zat links van me, Alex. Zijn kin leunde op het handvat van zijn paraplu. Een illusie armer.

“Van die piano afblijven en die kut nummers eruit gooien.”

Tot deze radeloze slotconclusie kwam je Nederlandse bloedbroer, Bob. En ook ik begin wat moe te worden van die geforceerde mystiek. Ik heb er geen tijd meer voor, ik heb er geen zin meer in.

Ooit stroomden uit jouw pen wonderen van inkt. Je vormde mij door me te leren lopen op oren, te zien met benen, te luisteren met ogen. En daarmee leerde je me uiteindelijk te spookrijden. Mijn dankbaarheid valt niet in woorden uit te drukken. Mijn bewondering voor jou is te groot of ik heb te weinig schrijftalent.

I Pay In Blood, But Not My Own, zong je gisteravond.

Dat klopte Bob. Dat bloed was het mijne.

Marco

 

-