De Matrassen van Rickey heette het kunstwerk blijkbaar, die draaiende panelen die op het Binnenwegplein stonden. Voor Ter Meulen.

Wij gingen vroeger nooit veel naar de stad. Wij bleven meestal op Zuid. Op zaterdag voetbalden mijn broer en ik. Als er nog tijd over was gingen we naar Zuidplein. Winkelen. En dat vond ik stom. Want ik wilde na het voetballen bij Overmaas nóg een keertje voetballen. Thuis. Op het veldje bij de Kerstendijk.

Heel soms gingen we naar de stad. Meestal als het voetballen was afgelast. Dat waren zwarte zaterdagen. De somberte dwarrelde als asdeeltjes door mijn hersenen als mijn vader ’s morgens het secretariaat van Overmaas had gebeld en ons meedeelde dat het voetballen niet doorging. De klik van de hoorn op de telefoon echode in de auto op weg naar de stad, door die stomme Maastunnel, nóg na.

Niet voetballen betekende naar die stomme stad.

De stad was heel ver. En het was er altijd slecht weer. En ik wist dat ik die Dingen bij Ter Meulen zou gaan zien. Ze bewogen en waren heel groot. En zwaar. Daar werd ik draaierig en misselijk van. Soms droomde ik ervan. Dat ze op me zouden vallen. En dan ging ik heel hard dood.

Op het Binnenwegplein wilde ik zo snel mogelijk Ter Meulen in. Dan greep ik de zachte fijne kantoorhanden van mijn vader en begroef ik mijn hoofd tegen zijn warme zijkant.

Nu ben ik 51 jaar. Als ik bang ben en ik het gevoel heb dat de wereld zich tegen mij keert, dan denk ik vaak aan de Dingen bij Ter Meulen en aan de zachte handen van mijn vader. Want die mis ik eigenlijk nog het meest.

 

Voor mijn vader Wim Hendriks
4 april 1940 – 30 mei 2019

 

 

 

 

 

-