Voor mijn lieve vader Wim Hendriks
***
“Ik heb nooit een racefiets gehad.”
Hij slikt en kijkt naar buiten. Ze zijn met de weg bezig. Zijn zoon moppert. Dat het verkeer niet doorrijdt. Dat gevloek, dat heeft-ie niet van hem. Echte katholieken vloeken niet. Bovendien heeft hij leiding gegeven. Aan afdelingen vol. Hij was het goede voorbeeld.
“Maar ik kon goed fietsen. Ik fietste helemaal naar Zuid-Limburg. Op een normale fiets. Met Wil Kluten. Kamperen.”
Het rijdt weer.
In dit ziekenhuis heeft hij ook gelegen. Een paar jaar terug. Onwel geworden. In de Kuip. Met de ambulance hierheen. Hij herkent de kleur van de gang. Of de geur. Zijn zoon is voor de zoveelste keer deze ochtend gaan plassen. Daar komt hij. Door de schuifdeur. Snel. Een foto.
Zijn zoon ligt nu op een bed. Een verpleegster heeft slangen aan zijn lijf geplakt. Voor een hartfilmpje. Zijn zoon had zijn lijf, zijn houding, zijn bouw. Dat zag iedereen. Oerdegelijk. Nooit ziek. Hij moest weer slikken. Hij kon ook goed fietsen. Vroeger. Maar nu ook nog. Een mooie cadans had hij. Zijn vrouw niet. Die fietste te zwaar. Duwde teveel.
Er klinkt een piepje.
“Ik heb nog een zoon”, zegt de vader.
“Oh ja, ook een fietser?”
De verpleegster kijkt vriendelijk maar verbaasd van de bedrand naar de vader die aan het andere eind van de kamer zit. Netjes op een stoel. Hij slikt weer.
Er volgt geen antwoord.
“Nee mijn broer fietst niet”, antwoordt de jongste zoon voor rekening van zijn vader.
Hij kijkt naar het beeldschermpje van zijn fotocamera die hij met twee handen vasthoudt. Hij kijkt naar de foto’s die hij zojuist heeft gemaakt. Van zijn zoon. Die net vragen moest invullen. Op een lijst. Zijn zoon had er nog een grapje over gemaakt, maar hij wist niet meer welke. Hij hoopte dat ze vanavond boontjes zouden eten.
“Derde keer Alpe d’HuZes ja”, antwoordt de zoon, “deze medische keuring zie ik als een soort APK beurt. Hoe mijn lichaam en mijn conditie er voor staan.”
Op deze foto staat zijn zoon met één hand voor zijn oog. Die foto had hij net gemaakt. Ogentest. Hij had vast goede ogen. Net als zíjn ogen. Hele goede ogen. En nooit ziek geweest. Nog geen dag.
Nu zit de zoon op de fiets.
“Mijn zoon doet mee in de Alpen.”
“Ja ik weet het. Knap hoor van uw zoon. U gaat mee als supporter?”
Hij antwoordt niet. Hij kijk naar zijn fotocamera. Zijn zoon draagt een rood-wit wielershirt met een pentekening van een berg erop.
“Hij kan wel fietsen hoor…”
Hij hoest wat. Het gevecht tegen de tranen kost kracht. Op de afdeling genoot hij veel respect. Niemand klaagde. Drie jaar geleden was hij ook meegegaan. Naar zo’n zelfde medische keuring. Bedoeling was om zo lang mogelijk door te fietsen. Tot je niet meer kon. Zijn zoon sprak van zwarte vlokken voor zijn ogen.
“OK, daar gaan we.”
Er klinken weer piepjes. Om de zoveel minuten trekt de bloeddrukmeter om de rechter bovenarm van zijn zoon zich vast. Hij maakt een foto en zegt niets. Hij kijkt zijn zoon ademloos aan. Hij ziet er vreemd uit. Als een buitenaards wezen uit een sciencefiction film. Op een rare fiets. Komt door dat mondkapje. Dat heeft de verpleegster net aangebracht. Slangen verbinden zijn lichaam met machines achter hem.
Hij besluit nog een foto te maken.
Over ongeveer twee maanden gaat zijn zoon die berg op. In Frankrijk. Hij heeft zijn speciale witte sportschoenen al klaargelegd. Op een speciale plek want hij wil die perse aan. Op de afdeling maakte niemand ooit ruzie. Nooit niet. Zijn zoon op een racefiets. Zo’n fiets die hij nooit heeft gehad. Daar was geen geld voor.
“U gaat prima! Probeert u rustig te blijven ademhalen.”
De verpleegster noemt zijn jongste zoon u. Hij begint wat te hijgen. Maar zijn cadans blijft prachtig. Net zoals hij zelf altijd gefietst heeft. Soepeltjes. Op een mooie versnelling. Die zou zijn vrouw ook moeten gebruiken. In de één fietsen. Niet in die twee. Zijn vrouw trapte te zwaar. Veel te zwaar.
“Hou vol hoor!”
Zelfs de stand van zijn voeten op de pedalen was perfect. Precies zoals hij het zijn zoon geleerd had: mooi horizontaal en in de trapbeweging omlaag de voet schuin naar beneden.
Weer een foto.
Hij laat zijn zwoegende zoon zijn duim zien. De verpleegster moedigt hem aan. Hij zelf krijgt er geen woord uit. Trots is hier de spelbreker. Dat was op de afdeling ook al.
Ze zijn weer thuis. Zijn vrouw die te zwaar fietst schenkt koffie in.
“Hoe ging het? Ik hoorde maar niets.”
“Hij is goedgekeurd”, antwoordt de vader met onvaste stem.
“Hij heeft mijn kuiten.”
Alle foto’s van Wim Hendriks. Vrij van Photoshop. Zoals het hoort.
[klik op afbeelding voor een vergroting:]
Ook Zingen in de Storm? Ondersteun mijn campagne met een donatie op mijn Actiepagina.
Namens alle (ex-)patiënten bedankt!
Tranen Marco, en helaas niet voor je kuiten!!
Wat zijn de jaren snel gegaan, het leven gaat door met de vreugdes en verdrietjes. Maar Marco is gelukkig goedgekeurd voor de beklimming van de Alpe d~Huzes en we gaan er van genieten.
Mooi Marco, de eerste hindernis is genomen. Heerlijk dat je vader er zo bij was! Op naar de Alpe!