“If you don’t realize a déjà vu,
you have to realize you’re creating a déjà vu”
– Nusam Wele Ama Ina
EENVOUD
“Zonder eenvoud kan niets menselijks de volmaaktheid bereiken”, zo stelt de Britse schrijver Jonathan Swift. En op het eerste, tweede en dertiende gezicht lijkt het recept ook eenvoudig: je zet 50 ondernemers bij elkaar, gooit ze op een racefiets en laat ze, onder begeleiding van enkele ex-profs, een berg op fietsen.
Het plan lijkt eenvoudig omdat het schoolreisjesgevoel gewaarborgd is. Het plan is evengoed complex omdat de groep bestaat uit een 50 testosteronbommen die geen blad voor hun mond kennen.
Van Oscar Wilde leerden we al dat juist het eenvoudige genoegen de laatste hartstocht is van ingewikkelde naturen, dus dat de lol van het niveau “onderbroek” is, blijkt een noodzakelijk ingrediënt om de perfectie te bereiken. Wie ben ik om Jonathan Swift en Oscar Wilde tegen te spreken?
Natuurlijk kan het de Passo Gavia zelf weinig schelen. Die ligt daar maar te liggen als onderdeel van een berggebied dat de mensch ooit, in zijn vermoeiende wijsheid, Alpen heeft genoemd. De Gavia haalt zijn schouders op voor het groepje ondernemende fietsers dat zo nodig de sleur van alledag moet onderbreken door hem, de Gavia dus, te bestijgen zoals een man een vrouw tot zich neemt: vol verlangen, maar altijd met een vleugje angst. Angst is de eerste stap die volgt op respect.
SCHOOLREIS
Daar zitten we. In het vliegtuig. Met vertraging. Maar het geeft niks. Want we zijn samen.
In het vliegtuig wist ik me oorspronkelijk begeven door twee zwaarlijvige Amsterdamse vriendinnen die van een midweekje Italië gingen genieten. ‘Jee wat leuk so héééérlijk wat jullie gaan doen so onder m’kar’, zei de buurvrouw rechts van me, ‘ik hoorde net wat jullie gân doen bij de gate fan ene Gerard, wèt een hééérlijke man is dèt…’
Het is inderdaad de vriendelijkste advocaat die u en ik zich kunnen voorstellen. Nóg moeilijker is het echter om je een pleitende Gerard voor te stellen.
Zonder Gerard is ons schoolreisje ondenkbaar. Bij Starbucks had hij iedereen persoonlijk begroet. Zijn ferme handdruk ging hand in hand met de belofte dat hij nog vóór aankomst in Verona iedereen bij zijn voornaam zou kennen.
Bij drie personen was dat niet erg moeilijk – sportlegendes Erik Breukink, Gianni Romme en Maarten den Bakker gingen met ons mee op schoolreisje. Als proeve van overbodigheid hadden ook zij zich keurig netjes aan iedereen voorgesteld.
Toen nog voldoende plaats achterin het vliegtuig bij mijn fietsbuddies bleek, nam ik afscheid van mijn buuf. Ik maakte een grap die voldeed aan de criteria die deelnemers aan schoolreisjes zichzelf onuitgesproken opleggen: onder de gordel. Met dat gevoel (lol willen) en dat doel (lol krijgen) zijn we hier bijeen. Met de woorden van Godfried Bomans in ons hoofd:
“Eenvoud is niet het kenmerk van de beginner.
Het is de duur bevochten stempel van de meester.”
De penetrante pislucht van een tandeloze zwerver die in Leiden luid vloekend de trein was ingestapt en recht tegenover mij was gaan staan (mijn neus op 30 centimeter, de lengte van een HEMA liniaal, van zijn openstaande gulp) was uit mijn neusholte verdwenen.
Verdomd, ik voelde me voldaan. Op weg naar de eenvoud.
MESSIAS PIET
De fietstocht naar Italië is onze vlucht van het dagelijks leven – de ontsnappingsclausule is door alle deelnemers stilzwijgend ondertekend.
En dan zou vluchten niet meer kunnen, volgens Annie MG Schmidt. Het is een prachtig lied met een onware tekst. Vluchten kan wel degelijk. Je pakt de bus van De Snelle Vliet en je geeft je over aan de zwijgzame Piet, de enige chauffeur van Nederland zonder achternaam.
Piet zorgt voor de veilige vlucht vóóruit, ook al duurde het vertrek van het vliegveld van Verona naar het hotel wat langer omdat de enige vrouw van het gezelschap, we noemen haar Moniekie, wat hinder ondervond bij de bagageband waar zij gezelschap werd gehouden door good old Gerard die, achter Moniekie, de volle bus betrad met zijn spaarzame haren door elkaar gewoeld en zijn T-shirt binnenstebuiten gedragen….’sorry mensen, moest eventjes wat regelen met Moniekie…’
Hilariteit alom.
Piet is nu vertrokken, richting Hotel Brescia in het stadje Darfo Boario Terme.
De vlucht van openstaande facturen, krijsende kinderen, borende buren, creditnota’s, klagende klanten en modderige polderwegen is ingezet.
Wij geloven in Messias Piet…. Hallelujah!
VETERANENDAG
Het weerzien met vele fietsvrienden vindt pas echt plaats ná het inchecken bij Hotel Brescia dat uiteraard gepaard ging met de bekende Italiaanse chaos die de broodmagere hoteleigenaar Roberto nog meer net kon overzien. Er werd omhelst zoals oud-strijders doen op Veteranendag voordat ze zwaar aan het bier gaan. De echtgenote van Roberto, omwille van haar schoonheid noem ik haar Maria, zorgde ondertussen voor de nodige afleiding.
Er worden handen geschud en grappen gemaakt over de kamerindeling: wie gaat bij wie, wie wil bij wil, wie past bij wie en natuurlijk de onvermijdelijke vraag… wie past in wie. Grappen over latente homofiele gevoelens doen het altijd goed op Veteranendag. Déjà vu.
Daar staan we. Aan de bar. Zoals het hoort. Moed indrinkend. Wijzend op Maria. Die Gavia? Die ligt nog ver weg.
Dan roept Lars, organisator van dit fietsevenement dat dit jaar zijn vierde editie kent, de veteranen op om zich naar beneden te begeven. Het souterrain van Hotel Bresia is omgebouwd tot een Sportcafé.
SPORTCAFÉ
Wat zich precies heeft afgespeeld in deze discoachtige ruimte vol spiegels, skai lederen fauteuils en jaren ’70 glitterbollen, wil niemand eigenlijk weten. Het doet onmiddellijk denken aan snor- en politiepetdragende mannen met weerzinwekkend grote geslachtsdelen die niets vermoedende vrouwen in zo veel mogelijk onnatuurlijke poses penetreren (dat “niets vermoedende” blijkt in de speelfilm achteraf, qua geloofwaardigheid verdienen actrices in pornofilms wat mij betreft allemaal een Oscar).
Lars heet iedereen officieel welkom en introduceert mij vervolgens als Spookrijder – ik open het Sportcafé door het Smoelenboek nader onder de loep te nemen.
Applaus.
HUNNIE
Een bloemlezing van het Smoelenboek volgt.
Allereerst worden je deelnemers op de hak genomen die, op de vraag voor Feyenoord of voor Hunnie te zijn, hadden aangegeven voor Hunnie te zijn. Je prijst natuurlijk eerst hun openheid en moed in deze. Vervolgens zeg je dat een speciaal tafeltje in het restaurant is ingeruimd voor Hunnie. Kunnen ze fijn over Hunnie babbelen zonder dat zij er ons mee belasten.
Gelach.
Nu doorpakken naar mensen die geen bier noch wijn drinken, die voor de Giro kozen in plaats van de Tour, die hun poten weigeren te scheren en die op zwarte sokken fietsen. Dan is het tijd voor een interview met Maarten den Bakker, fietsheld.
MAARTEN, HET (WIEL)RENDIER
Als iemand een speld bij zich zou hebben, dan zouden we hem thans horen vallen. We hangen aan Maartens lippen en als ik niet uitkijk dan hang ik er zelf ook. Mijn verering voor (ex-)professionele wielrenners kent geen grenzen. Ik verlies te snel mijn rol als interviewer en geniet met volle teugen van Maartens verhalen over het koersen in Italië.
Geen enkele kritische vraag rolt van mijn lippen. Niet een. En juist dát heb je Ivo Niehe en Humberto Tan jarenlang verweten.
(Pas veel later, in de diepe nacht, als Abco naast me al lang slaapt, troost ik me met de gedachte dat de ontroerende hertenogen van een (wiel)rendier als Maarten geen enkele kritische vraag te stellen valt.
LAGO D’ISEO
Tijdens het ontbijt laat Lars weten dat vanwege de verkeersdrukte is besloten om met de bus van Messias Piet naar het Lago d’Iseo te rijden.
Abco, Bas en ik besluiten mee te rijden in het busje van mecanicien Erwin Gotzenberger. In wielerkringen is hij bekend als “Gutz”. Ik ken Gutz wel en niet. Ik zag hem slechts één keer. Maanden terug zakten we samen met Dave de Held, de man die zijn eigen achternaam is, legendarisch door. Gutz droeg een wielerpetje op zijn vuurrode kop die het overschot aan zonneschijn van die dag niet had aangekund. Zijn grote oren en geplooide nek evenmin. Ik herinnerde me nadien alleen nog de “ondanks alles” vrolijkheid van Gutz. Ik ging ’s morgens, ontwakend met een kater die je je ergste vijand nog niet toewenst, nog een stapje verder: ik was tijdens mijn laatste levensjaren nog niemand tegengekomen die zó jaloersmakend vrolijk was als Gutz.
Naast Gutz zit Cees van Sintmaartensdijk op de passagiersstoel. Cees is gediplomeerd sportmasseur annex autorijschoolhouder. Een zonderlinge combinatie die past bij een zonderlinge man die zich de afgelopen maanden buitengewoon actief wist in een speciaal opgerichte WhatsApp groep waarin filmpjes gedeeld konden worden die zo maar in het souterrain van Hotel Brescia zouden kunnen zijn gefilmd.
Ik kan me niet herinneren de afgelopen 10 jaar van mijn leven zo langdurig (welgeteld 17 aaneensluitende minuten) te hebben gelachen. Sterker nog, ik pieste haast in mijn wielerbroek van het lachen en dat zou letterlijk een smet betekenen op het kekke Fit20-wielerpakje dat ik vorig weekend nog van Bas had gekregen. Bovendien zou ik daarmee dezelfde zonde begaan als de zwerver zonder tanden van gisterochtend in de trein van Leiden naar Schiphol.
Iedere grap, opmerking of anekdote van Gutz en Cees kon rekenen op een “kan echt niet” reactie van ons drieën op de achterbank. Metaforisch gezien waren wij drie deelnemers aan de EO-jongerendag die zich om logistieke redenen plots op de Kamasutrabeurs bleken te begeven.
Het onderlinge verschil tussen Gutz en Cees kon niet groter zijn: Gutz schaterlachend om iedere grap (inclusief die van eigen makelij), Cees vooral stoïcijns reagerend met een niet te imiteren stem: een soort Ome Joop meets Grover uit de Muppetshow.
We fietsten dik 60 kilometer rondom het meer in een tempo dat de groep deed besluiten om niets ervan aan Strava toe te vertrouwen…. de thuisgebleven fietsvrienden lusten ons rauw.
De Ome Joop meets Grover stem kreeg ik niet meer uit mijn hoofd.
DE BREUK
Het avondprogramma in het Sportcafé voorzag in een interview met Erik Breukink, maar niet voordat er gezongen werd voor de 50e verjaardag van ons Moniekie, de enige vrouw met ballen, die in een zelfverzonnen sprookje steeds voorkomt als Toverboom. Iedere keer als ie wordt omgehakt, richt de toverboom zichzelf op eigen kracht opnieuw op tot een nóg mooiere boom (op steeds een andere, zelf verkozen, plek).
Natuurlijk wilde ik in het interview een “Breuk” maken (met een minzame oogwenk vergaf Erik mij deze flauwe woordgrap) met het misverstand dat de Giro-etappe, die op 5 juni 1988 over de Gavia voerde, door Johan van der Velde (sindsdien “Uomo di Gavia”) zou zijn gewonnen. Johan kwam weliswaar besneeuwd en al als eerste op de top aan, iedereen herinnert zich die beelden – de etappe zelf werd door Erik Breukink gewonnen.
Erik vertelt gedetailleerd over die heroïsche etappe van toen (pas later in mijn leven zal ik beseffen dat ik, gediplomeerd boerenlul van Zuid, nu gewoon Erik Breukink loopt te interviewen). Sindsdien heeft Erik de Gavia, die hij zich herinnert als “best wel een klimmetje ja”, nooit meer beklommen.
Na het interview volgt een staande ovatie voor de Girolegende gedurende welke ik mijn tranen moet bedwingen (voorbode: trillippie à la Willeke Alberti).
Op de parterre zien we vervolgens hoe Roberto en Maria haastig de ontbijttafel met de potten jam en Nutella verplaatsen – de ruimte wordt leeg gemaakt voor een dansavond voor lokale dorpsbewoners. Het heeft er alle schijn van dat dit wekelijkse dansfestijn minimaal zijn 50e jaargang in gaat want de gemiddelde leeftijd van de deelnemers ligt in de doelgroep van Omroep Max.
Bij de geïmproviseerde dansvloer zingt een Italiaanse accordeon- en synthesizerspeler de longen uit zijn lijf. Hij heeft zijn stem teveel galm meegegeven waardoor zijn optreden voortdurend de schijn van een parodie heeft. Hij zingt regelmatig met zijn ogen dicht.
De dansparen laten zich niet uit het veld slaan door de tientallen lachende en fotograferende Hollanders en dansen dapper door met een ernst alsof er prijzen te verdienen vallen. Een weduwnaar wordt door vrouwen uit het dorp om en om ter dans gevraagd. Er kan geen lachje vanaf. Dit tafereel is boek op zich: de verhalen zijn te lezen in de ogen en rimpels van de dansende koppels.
Gutz steelt de show door de bekoorlijke Antonella (82 jaar) ten dans te vragen. Ik heb besloten definitief van Gutz te houden. De zanger sluit af met Marina van Rocco Granata. Het doet me aan mijn moeder denken. De ontroering ontgaat mijn fietsvrienden niet. Er wordt om gelachen.
KARMA VAN EEN SCHOENPLAATJE (1)
Op de fietsdag zelf, we schrijven woensdag 20 september 2017, voltrekt zich een drama dat zich in eerste instantie nog niet voordeed als drama. Pas later die dag zou de impact van mijn laksheid zich openbaren. Karma dus.
Tijdens de beklimming van de Passo Tonale, het voorgerecht voor de liefhebbert van de stevige wielerkaart die als hoofdgerecht de Passo Gavia kent, schiet mijn rechtervoet uit het pedaal hetgeen meervoudig Olympisch Schaatskampioen Gianni Romme ontlokt tot de uitspraak ‘tering, alweer!?’
Ik fiets naast Gerard die aanbiedt me een stuk te duwen. Ik vermoedde in eerste instantie een grap, maar de pleitbezorger meende het serieus. “Ik bevestig hiermede dat ik bereid ben mijn armen en benen af te staan voor het welzijn van mijn fietsvrienden, edelachtbare.”
Ondertussen schieten mijn gedachten terug naar enkele dagen geleden toen Mevrouw de Spookrijdert mij nog adviseerde om nieuwe schoenplaatjes aan te schaffen. Ik negeerde haar advies, ingegeven door pure nalatigheid (deugdelijk onderhoud aan materiaal is voor freaks die liever sleutelen dan dat ze fietsen – met zo’n bekrompen gedachte sus ik dag in dag uit mijn onwillige desinteresse).
‘Kut gaat-ie weer.’
Ik bereikte weliswaar de top van de Tonale op 1.883 meter, maar had “mijn” groep (steevast de net-niet groep volgend achter de onbereikbare allersnelsten) natuurlijk al lang moeten laten gaan. Toen mijn rechterschoen voor de 53e keer uit het pedaal schoot en ik de top bereikte, daalden zij alweer.
‘Slechte benen vandaag Spookrijdert?’, vroegen ze nog arrogant tijdens het passeren.
‘Krijg de pleuris’, antwoordde ik ze wielerpoëtisch.
Mecanicien Arthur Farenhout, voormalig Nederlands Kampioen Wielrennen, keek naar mijn schoenplaatjes en haalde zuchtend zijn schouders op. Heimelijk zal hij me hebben uitgelachen om zoveel amateurisme. Hij zocht geduldig in de achterbak van zijn auto naar Look-plaatjes. Ik voelde me ongemakkelijk bij het idee dat een tiental renners mij zuchtend opwachtte. Regelmatig liet ik hen mijn duimpie zien. Er volgde geen reactie.
‘Hebbes!’, zei Arthur uit het niets. Met een triomfantelijke glimlach toverde hij een Look-pedaal naar boven. Zou Arthur wel eens gezoend zijn door een man?
Het had al met al een twintigtal minuten geduurd plus een vertraging van een krappe tien minuten van het min of meer klimmen op één been. Vervelend, maar nog altijd geen drama. De tragedie van de gemiste tijd greep pas later plaats. Op de top van de Passo Gavia.
ALLEENZAAM OP DE PASSO GAVIA
Ik fiets alleen. Helemaal alleen. Maar niet eenzaam zoals André Hazes zo fraai bezong. Nee. Mijn eenzaamheid op de fiets zou ik eerder willen omschrijven als alleenzaamheid, de minder treurige variant van eenzaamheid.
Ik heb sinds drie jaar fietsvrienden.
Samen fietsen schept een band die dieper gaat dan ik ooit had kunnen bevroeden. Ik zou een jarenlange gevangenisstraf over hebben als een van mijn fietsvrienden iets zou overkomen. Tot 2013 fietste ik duizenden kilometers in volmaakte alleenzaamheid. Fietsgroepjes vermeed ik als de pest. Anno 2017 heb ik geleerd dat fietsen een therapeutische werking heeft op lichaam en geest, ongeacht of ik alleenzaam of in groepsverband fietste.
De fiets is de enige plek waar ik tot werkelijke rust kom. Ik heb me de gewoonte aangeleerd om al fietsend zo spoedig mogelijk in een stadium te geraken waarin ik door endorfine niets meer voel, niet meer reken en niets meer verwacht. Ik houd er om die reden van om zo hard en zo onverstandig mogelijk te fietsen. Vrij van verantwoordelijkheden, gewoontes, angsten, dieper liggende gedachtes en twijfels. Ik ben een fietsverslaafde. De enige manier om van een verleiding af te komen, is eraan toe te geven. Met de hartelijke groeten van Oscar Wilde.
De Gavia is een berg die geen genade kent. Zij houdt, zoals reeds gememoreerd, haar schouders op voor begrippen als vriendschap en loyaliteit. De Gavia doet niet aan valse beloftes. Ze kent geen compassie en trekt haar wenkbrauwen op bij ieder geval van ijdeltuiterij. De Gavia is een vrouw.
Dansend op de pedalen verliet ik mijn fietsvrienden die zo-even nog, op de top van de Passo Tonale, op mij wachtten. Ik ben een vriend van niets. Een charlatan. Een luchtbel. Een zeepbaan.
Maar wel eentje met Godgloeiend goeie poten vandaag.
TUNNELVREES
Een durfal ben ik niet op de fiets. Zo ben ik een beroerd daler. Tijdens een fietscrossclinic stuurde Rob Harmeling (“jij bent bang he?”) me ooit de andere kant van een heuvel op omdat hij zag dat ik, met het vooruitzicht op een levensgevaarlijke loodrechte afdaling, haast van mijn stokkie ging.
Die angst van toen kwam in de verste verte niet in de buurt van de angst die ik gewaar word in de tunnel van de Gavia, zo’n drie kilometer onder de top.
Vlak voor de tunnel zie ik een asgrauwe Ron Heuker zich omdraaien.
‘Hallo Spookrijdert’, zegt hij beteuterd en zo kijkt hij ook. Hij is niet in orde. Hij zei het vorige week al aan de keukentafel van Lars. ‘Ik ga mee, omdat ik het zo graag wil, maar ik ben niet OK mannen….een grieperige zwabbervod ben ik…’
Ik antwoord hem niet. In mijn cocon van alleenzaamheid focus ik me slechts op mijn alleenzaamheid, zoals een kat uren kan spelen met hetzelfde bolletje wol. Ik mag mezelf een sociaal mens noemen – gezeten op het zadel verander ik echter in een egocentrisch en ongemanierd ettertje.
Ik rijd nu in de onverlichte tunnel en zie geen hand voor ogen. De omgeving is zwarter dan zwart. Zwarter dan een mens zich kan voorstellen. Luguber zwart. Een zwart dat je geest bespringt. Als een valse hyena.
Er rijdt niemand voor me, niemand achter me, er is geen tegemoetkomend verkeer.
Ik fiets in het absolute niemand ontziende niets.
De weg gaat in de tunnel onverminderd omhoog. Pijn voel ik niet. Ik voel alleen angst. Een diepe diepe doodsangst. Angst dat ik nooit meer levend uit de tunnel zal geraken. ‘Niet vallen… lieve God laat me niet vallen… lieve God laat me niet vallen… lieve God laat me niet vallen…’, herhaal ik. Trillend. En zwalkend. Door het gebrek aan zicht ben ik mijn oriëntatie volkomen kwijt. Evenwicht zou in je oren zitten maar dat is een misvatting. Ik hoor namelijk mijn eigen stem… lieve God laat me niet vallen… en de echo die als behanglijm beklijft aan de inktzwarte wanden van de tunnelbuis.
Aan het eind van de tunnel, die naar schatting een halve kilometer zal beslaan, krijg ik het ongemeen koud. Het is rond het vriespunt. Aan de bergwanden hangen ijspegels. Ik trek mijn mouwstukken omhoog en vervolg mijn klim over het beroerde asfalt dat mij aan mijn fietstocht in India van nog maar twee weken geleden doet denken (het was broeierig warm – zelfs de moessonregens brachten geen enkele verkoeling – een insect stak me in mijn rechter scheenbeen – van de pus die eruit kwam kon ik soep trekken).
Ik passeer enkele fietskameraden zwijgend. Stuk voor stuk groeten ze mij maar ik kan, versteend als ik ben, geen woord uitbrengen. Zelfs Dave, mijn fietsvriend maar vooral kroegmaat, gun ik geen blik. Geen glimlach. Geen duimpie. Niets.
Ik heb me vereenzelvigd met het niets. Ik wil niets meer hebben, niets meer achterlaten. Zelfs de kou doet me niets. Alleen de gekromde ruggen van mijn fietsvrienden. De ruggen vloeken. Ze bewegen zich als krabben voort. Vloekende krabben.
De Gavia is een beul. Een scherprechter. De eer snelt steeds voor ons uit – als een worst voor een hongerige wolf.
Vraag is wat we hier doen. Waarom we dit willen. Het antwoord is, zo vlak onder de top, het volmaakte niets.
KARMA VAN EEN SCHOENPLAATJE (2)
Bovenaan de top aangekomen zie ik Erik Breukink restaurant Rifugio Bonetta lachend verlaten.
KARMA VAN EEN SCHOENPLAATJE (3)
‘Marco! Ouwe Spookrijdert! Goed dat je het hebt gehaald. Gauw naar mijn busje wat warms aantrekken, het is hier veel te koud!’, zegt Gutz in wiens armen ik voor de tweede keer in mijn leven verdrink. Achter me komt Gert-Jan binnen. Steenkapot. Het beeld van de zwoegende Gert-Jan ontroert me. Waarschijnlijk omdat hij het volmaakte sportlichaam heeft dat niet ontvankelijk leek voor pijn. Als de perfectie op knappen staat, kan je mij opvegen.
Als ik eenmaal wat opgewarmd ben, wrijft Gutz het er eventjes in:
‘Ik zat me al af te vragen, waar blééf je nou!? Moet je horen. Die Breuk komt net over de finish, haal ik hem hier het Rifugio Bonetta naar binnen. Hij wist niet wat ie zag. Een staande ovatie! Die Italianen werden gek. Ze hebben een foto van Breuk en Andrew Hampsten van de muur gehaald. Die heeft Erik ondertekend. Toen met iedereen op de foto. Hij heeft er een gesigneerd shirt van Roompot achtergelaten. Ik zat maar te denken. Dat moet die Spookrijder zien. Voor zijn verhaal. Man man man….nou heb je het gemist…..waar blééf je nou man?’
‘Ik heb een goed kwartier oponthoud gehad Gutz…. door een defect aan mijn schoenplaatjes…. dat kwartier kwam ik nét tekort…anders had ik hierbij geweest…’
Ik slik en wil het liefst een eind aan mijn leven maken.
DAALONTROERING
Het gebeurt gewoon weer. Dikke tranen rollen over mijn wangen als ik daal en ik mijn fietskameraden zie zwoegen de Gavia op. Ik moedig ze aan…één voor één….Abco (vloekend ‘vuile vies pestpokken tering berg’), Ron Mets (vleiend ‘Marco….vriendje….kusje…’), Stefan (zwijgend), Ardjuna (bij iedere pedaalslag de pijn uitkramend en huilend ‘AAH!! AAH!! AAH!!’), Ruud Maaskant (grienend).
Dalend ervaar ik beduidend meer emotie dan klimmend. Ik houd van die gasten. Stuk voor stuk. Ik duik de tunnel weer in. Ik zie weer geen hand voor ogen. Ik bid weer. Dit keer huilend. Voor het heil van mijn fietsvrienden.
Het is teveel.
Ze zijn met teveel.
DÉJÀ VU
Ik heb enkele kilometers gedaald en stop bij de vrachtwagen van Lars. Tijd voor poffertjes. Ik heb het zo vreselijk koud dat ik mijn armen en handen niet langer onder controle heb.
‘Mar! Gefeliciteerd man!’, begroet Lars mij.
‘Poffertjes Spookrijdert?’, vraagt Ron Heuker.
Ik slik. Zelfs een liedje van Willeke Alberti zou me nu kunnen doen wankelen. Ik ben emo. Beter nog: ik heb emo. Het is een ziekte. Ik haat het. Ik wil vrolijk zijn.
‘Hier, dekentje. Pak aan, ouwe reus.’
Ik zit naast Moniekie die de top naar de Gavia niet heeft gehaald. De Passo Tonale heeft erin gehakt.
‘Volgende keer misschien’, zegt ze.
We zitten naast elkaar. Ik heb vijf dekens om me heen. Het is een Déjà Vu. Vorig jaar moest ik na Alpe d’Huez vijf keer te hebben beklommen opgeven. De kou had me in haar greep. De kou is een vrouw. Ik viel van mijn fiets en kwam pas met fietskleding en al onder de douche in mijn hotelkamer tot leven.
‘Hey Spookrijder! Weet je nog bij Alpe d’HuZes hahaha! Homóóóó!’
MEERVOUDIGE ONTLADING
Tot kort voor de lezing van Gianni Romme, ’s avonds in het Sportcafé, worden nog grappen gemaakt over de toch zo bescheiden Kees van Steensel die per abuis de afbeelding in de groepsapp had gewijzigd met zijn eigen foto. Kees heeft de afslag naar het digitale nu gemist en dat siert hem.
Het gebeurde in de bus van Messias Piet. Er werd gebulderd van het lachen. Het oversteeg ruimschoots de opwinding die ontstond toen ik meldde dat Tom Dumoulin wereldkampioen tijdrijden was geworden.
De avond voltrok zich anders dan de voorgaande avonden. Er was sprake van meervoudige ontlading. De toon werd niet voor de eerste keer gezet door Gerard die tijdens het avondeten het woord vroeg. Hij had het over het DNA van deze unieke fietsgroep waarin iedereen zich zo vertrouwd voelde. Iemand hoestte. Een stoel kraakte. Gerard glimlachte. Liet pauzes vallen waar ze móesten vallen. Gaf Thijs Zonneveld (door hem Thijs Zonnegod genoemd) een fikse trap na, schuwde de emotie niet (vroeg een daverend applaus voor mecaniciens Gutz en Arthur en voor de ambulanceverpleegkundigen Petro en Walter) en sloot af met ouderwetse mop die vroeger je favoriete oom ten beste zou geven.
De 50 ondernemers hadden vrijwel allemaal de top van Gavia bereikt. Glazen schuimend bier gingen rond, er werd gebulderd van het lachen, ervaringen gedeeld, foto’s gemaakt (Kees’ dertien pogingen om van onze proostende tafel één simpele foto te maken gaan de annalen in).
Ik kijk rond en zie lachende en vooral opgeluchte gezichten. Ze zien rood van de warmte, van het douchewater, van de inspanning, van de opwinding. Ik spreek schoolreisdebutanten Kevin (‘veruit het meest gave dat ik op sportief gebied óóit heb meegemaakt’) en Ardjuna (‘dit was zo gruwelijk veel zwaarder dan ik ooit had verwacht, maar zo fucking vet om te hebben gedaan’) wier uitspraken mij de rest van de avond kippenvel geven. Fietsen is boetedoening – een berg geeft je de onschuld terug.
Kevin en Ardjuna fietsten als volwassen kerels, maar spraken met de ogen van een kind.
In de vroege nacht heeft zich een elite kopgroep van hardnekkige drankmisbruikers gevormd. Ik zit erbij. Deze slag heb ik niet gemist. Een volledig herstelde Ron Heuker heeft bezit genomen van een antieke motor, een museumstuk. Alsof het een autoped betreft beweegt hij zich à la Fred Flinstone voort door de lobby van Hotel Brescia. Iemand gooit vanachter de bar met olienootjes. Roberto en Maria slapen. Al lang.
De hondsgemene Gavia had getracht de groep uiteen te rukken. Het was niet gelukt.
NACHTWACHT
(Kamer 312, 2:03u ’s nachts)
De deur gaat voorzichtig open.
‘….’
‘Tom?’, fluister ik.
‘…ja…’, fluistert Tom terug.
‘Hoe ging het?’
‘Goed….nou ja goed….zo veel files gehad…in Zwitserland…Italië… veel wegomleggingen…noem maar op….’
Tom heeft vanuit Nederland de fietsen gebracht van Groep 2. Morgenochtend vroeg neemt hij de fietsen mee terug van Groep 1.
Abco slaapt rechts van me. Het bed links is voor hem.
‘Hier zit het lichtknopje Tom…slaap lekker en tot eh….zo…’
‘Ok…truste…’
Om 4 uur gaat de wekker en zie ik half-dronken, half-slaapdronken het lange lijf van Abco het bed uit stappen. Hij poetst zijn tanden. Wast zijn gezicht. Kleedt zich om. Doodstil verlaat hij kamer 312. Daarmee gaat Groep 1 naar huis. Hun schoolreisje zit er op. Op de app verschijnt een foto van lachende gezichten op Schiphol. Groep 2 is aantocht.
Tom slaapt.
Ik niet.
In de stille nacht besef ik dat het gemis van Groep 1 even groot is als het vooruitzicht op Groep 2.
Déjà Vu maakt plaats voor Jamais Vu.
LEES HIER DEEL 2 OVER DE GROEP “JAMAIS VU”
***
Fotocredits:
Arjan Smilde
Petro Vliet
Walter Dekker
Erwin Gutz
Marco Hendriks
(en fotografen van foto’s die mij vanuit de WhatsApp groep bereikten)
Filmcredits:
Arjan Smilde
Sten Mann
Ardjuna Kishna
Marco Hendriks
Dank aan alle deelnemers en medewerkers voor en achter de schermen voor de vriendschap, de humor en voor het vertrouwen.
Speciale dank aan organisatoren Lars van den Broek en Norbert de Boer van Koers is Koers.
Marco, wat een werk man. Beklimming van de Gavia is een peuleschilletje vergeleken bij deze krachtsinspanning. Je vergat nog in al je bescheidenheid te melden het puike bij een praten van de presentaties en het smullenboek door jou. Hulde! Je bent een verbindende factor. Gerard
Mooi verhaal Marco ,baalde ervan dat ik er niet bij kon zijn
Hé spookrijdert, wat was het een mooi avontuur en heerlijk je relaas weer te lezen, groetjes van moto Ronnie guzo 🙂
Heb vanavond geduld moeten betrachten!! Was op visite in Noord-Holland toen ik zag dat je ons schoolreisje in woorden hebt gevat. Maar eenmaal thuis ben ik, voor het slapen gaan, uiteraard eerst jouw verhaal gaan lezen. Wat heb je het weer super verwoord Marco! Met net zoveel humor als ik tijdens ons schoolreisje heb ervaren. Ik heb heimwee…..
Ondernemende fietsers, fietsende ondernemers, noem het hoe je wil, onvergetelijk was de schoolreis wel. Het ging snel voorbij, genoten is er wel door de mannen en Moniekie natuurlijk.