De prikster van waarschijnlijk Slavische afkomst kon ik niet goed verstaan. Ze praatte binnensmonds achter een mondkapje. En het was rumoerig in het vaccinatiecentrum. Er heerste een fijne spanning in de hal. Ik verstond duizelig, paracetamol en Moderna.
Toen spoot ze de lente in en kreeg ik een stempel in mijn stempelboekje.
‘Zo. U kunt weer lekker op vakantie’, zei de stempelmevrouw.
‘En op reis.’
‘Dat is toch vakantie.’
‘Ja nee ja. Ja nee klopt. Ik bedoelde meer ook… ja nee maar klopt. Ik ben blij.’
Een etmaal later lag ik ziek in bed met koortsachtige visioenen.
Over de aanstaande Tour de France. Vrouwenborsten die gekoelde rosé schonken. Een biertje in een vliegtuig (en bladeren in een verfomfaaid KLM-magazine). Een scorende Berghuis op het EK. Een nieuw album van Bruce Springsteen. Liftmuziek in een Aziatisch hotel. Alle atletiekfinales op de Olympische Spelen. De geur van barbecuevlees in het Kralingse Bos. Een volle concertzaal (en de dovende lichten vlak voor aanvang). De Kuip die een helikopter vol mislukte aankopen begroet. Een fietstocht deze week met de Rotterdam Fund Racers in Zuid-Limburg.
En ik kon wel janken, omdat de wereld de mensheid een tweede kans gunt:
de lentespuit bevat geen Pfizer, geen Oxford, geen Astrazeneca, geen Janssen, geen Moderna, geen BioNTech, geen Johnson & Johnson, maar een dosis onversneden vergiffenis.