8 april 2019

De Marathon app haperde. Hadden we hem gemist of moest mijn vriend nog langskomen?

Andere vrienden en bekenden waren al gepasseerd. Ze persten er een dankbare glimlach uit toen wij hun namen scandeerden. ‘Klein pleuris end nog!’, riepen we. Duimpie omhoog. We bekeken hun krom getrokken ruggen in de verte. Daar gingen ze. Helden op weg naar de Coolsingel. De roem is eeuwig, de verlossing vergankelijk. Als een stuk fruit dat wegrot in een stenen schaal.

Toen mijn vriend tussen het 34 en 35 kilometerpunt langskwam, liep ik een stukkie met hem mee.

‘Gaat ie?’

‘Mijn knieën Mar… mijn knieën doen zo’n zeer…’

‘…’

‘We kunnen niet stoppen. Staat niet in ons woordenboek. Ik ben het verplicht. Aan kankerpatiënten. Onderzoekers kunnen ook niet stoppen. Met onderzoeken. Wij moeten door. Dat weet jij Mar…’

Hij was bloedserieus, at een stuk sinaasappel en dronk vijf bekertjes water.

Toen pakte hij mijn hand vast.

En liepen we samen, hand in hand, vastberaden, door een schreeuwende, dampende, feestende, kolkende mensenmassa heen.

We dachten aan onze gevallen vriend en we genoten van de stilte.

 

-